ECLI:NL:RBUTR:2009:BJ3559

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
21 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/710715-08 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting in de woning van het slachtoffer met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 21 juli 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van verkrachting en mishandeling van het slachtoffer op 5 januari 2008 in Amersfoort. De zaak werd behandeld op de terechtzitting van 7 juli 2009, waar de officier van justitie, mr. A.S. Bijleveld, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer heeft gebeten, aan haar haren heeft getrokken en seksuele handelingen heeft verricht zonder haar toestemming. De verklaringen van het slachtoffer en haar dochter, die op dat moment in de woning aanwezig was, zijn cruciaal geweest voor de beoordeling van de zaak. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer als geloofwaardig beoordeeld, terwijl de verklaring van de verdachte als summier en niet consistent werd beschouwd.

De rechtbank heeft de verdediging, die vrijspraak bepleitte op basis van het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer en haar dochter elkaar ondersteunen en dat er geen cruciale inconsistenties zijn. De verdachte heeft het slachtoffer bedreigd door te zeggen dat hij ook haar dochter zou pakken als zij iets zou zeggen. Dit heeft de rechtbank als een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer beschouwd.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan verkrachting en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de impact op het slachtoffer. De uitspraak is gedaan in het kader van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht, waarbij de rechtbank de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering heeft gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/710715-08 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 21 juli 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1967] te [geboorteplaats] (Turkije)
wonende te [adres], [woonplaats]
raadsman mr. R. Zilver, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 7 juli 2009, waarbij de officier van justitie, mr. A.S. Bijleveld, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
op 5 januari 2008 [slachtoffer] in Amersfoort heeft verkracht dan wel dat hij haar heeft mishandeld.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte schuldig is aan verkrachting en zij baseert zich op de aangifte, de eigen verklaring van de verdachte, alsmede de voor wat betreft de feitelijkheden de ondersteunende verklaring van de dochter van aangeefster.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen ten aanzien van de verkrachting omdat steunbewijs ontbreekt. Zij heeft dan ook vrijspraak bepleit. De verdediging is van mening dat de mishandeling wel bewezen kan worden.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
De vindplaatsvermeldingen die in de navolgende bewijsoverwegingen voorkomen verwijzen naar het in wettelijke vorm ambtsedig opgemaakte proces-verbaal, genummerd
PL0981/08-000394.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster heeft verkracht, gelet op het navolgende.
De rechtbank neemt bij haar beoordeling als uitgangspunt de aangifte. Ter terechtzitting van 7 juli 2009 heeft aangeefster haar verhaal bevestigd, waarbij zij voor de rechtbank aan geloofwaardigheid heeft gewonnen.
Bij de beoordeling van deze zaak gaat de rechtbank uit van de volgende -ook door verdachte niet betwiste- gang van zaken.
Verdachte was op 5 januari 2008 aanwezig in de woning van aangeefster in Amersfoort. Verdachte heeft aangeefster gebeten en aan haar haren getrokken. Tussen verdachte en aangeefster hebben seksuele handelingen plaatsgevonden. De dochter van aangeefster verbleef op dat moment in haar slaapkamer op de bovenverdieping van de woning.
Met betrekking tot de vrijwilligheid van de seksuele handelingen staan de verklaringen van aangeefster en de verdachte haaks op elkaar. Aangeefster heeft verklaard dat zij is gedwongen tot de seksuele handelingen en verdachte heeft verklaard dat dit vrijwillig is geweest. Verdachte heeft wel bekend dat hij aangeefster heeft mishandeld door haar aan haar haren te trekken, te slaan en te bijten.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit omdat het wettige en overtuigende bewijs voor de ten laste gelegde verkrachting door verdachte ontbreekt. Hiertoe voert zij aan dat het verhaal van aangeefster niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen en dat de verklaringen van aangeefster ten aanzien van de verkrachting op belangrijke punten inconsistent zijn. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt hiertoe het volgende.
De verklaringen die aangeefster heeft afgelegd bij de politie en ter zitting wijken qua woordkeus, toon en met name qua inhoud niet zodanig van elkaar af dat sprake is van cruciale inconsistenties in deze verklaringen. Integendeel, aangeefster heeft open en gedetailleerd verklaard.
De verklaringen van de dochter, afgelegd bij de politie en aangevuld ter terechtzitting van
7 juli 2009, ondersteunen op belangrijke punten de verklaring van aangeefster, terwijl deze niet stroken met de verklaring van verdachte. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van de dochter, te meer nu zij ook minder positieve dingen over haar moeder heeft verklaard.
Verdachte heeft op zijn beurt echter summier en/of niet eensluidend verklaard en zijn verklaring wordt niet ondersteund door enig ander bewijs in het dossier. De rechtbank acht de verklaring van verdachte om die reden dan ook niet geloofwaardig. Zijn verklaring is op de volgende punten tegenstrijdig aan de verklaringen van aangeefster en de dochter.
Verdachte heeft ontkend op 12 oktober 2007 op de slaapkamer van de dochter te zijn geweest. De dochter heeft echter verklaard dat zij de bewuste nacht angstig was door wat er was gebeurd op 12 oktober 2007. Op 12 oktober 2007 lag zij in haar slaapkamer te slapen toen een man haar kamer binnenkwam en bij haar in bed kwam liggen. De man deed zijn hand over haar mond en legde zijn andere hand op haar knie.
Op dat moment is de dochter gaan gillen en is de man weggegaan.
Toen de dochter op 5 januari 2008 de verdachte zag, herkende zij hem als dezelfde man.
Verder heeft verdachte ter zitting verklaard dat aangeefster alleen heeft gehuild, nadat hij haar had geslagen op de slaapkamer en dat zij beneden niet heeft gehuild. Dit strookt niet met de verklaring van de dochter, die haar alleen beneden heeft horen huilen. De verklaring van aangeefster wordt ondersteund door die van de dochter.
Ook de verklaring van verdachte dat hij in de vroege ochtend gewoon is weggegaan, staat op zichzelf, dit in tegenstelling tot de gedetailleerde verklaringen van aangeefster en de dochter dat aangeefster aan haar haren is meegetrokken over de galerij. De slaapkamer van de dochter ligt boven de voordeur en de dochter stond op dat moment bij het raam van haar slaapkamer en zij keek uit op de galerij.
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte met zijn hele lichaam tegen de voordeur begon te duwen toen zij de deur dicht wilde doen, maar dat zij qua kracht niet tegen hem op kon. Aangeefster voelde dat verdachte haar bij haar armen en later bij haar haren vastpakte. Zij voelde dat verdachte haar zo in de richting van de woonkamer wilde duwen. Aangeefster heeft nog geprobeerd om haar mobiele telefoon uit haar tas te pakken om de politie te bellen. Verdachte heeft echter haar mobiele telefoon uit haar handen geslagen. Verdachte pakte aangeefster bij haar haren vast en sleurde haar mee naar de woonkamer. Aangeefster heeft continu gezegd, geroepen, geschreeuwd en gegild tegen verdachte dat hij haar huis uit moest. In de woonkamer begon verdachte aan haar maillot te trekken. Voorts voelde aangeefster dat zij door verdachte werd gebeten. Verdachte slaagde er in om de maillot en de boxershort van aangeefster uit te trekken.
Nadat de dochter vanuit haar slaapkamer op de bovenverdieping riep of er wat aan de hand was, voelde aangeefster dat verdachte zijn hand over haar mond legde en hem hoorde zeggen: “Niks zeggen, want anders pak ik jouw dochter ook!” De verklaring van de dochter dat haar moeder stopte met huilen, nadat zij de eerste keer naar haar had geroepen, ondersteunt de verklaring van aangeefster op dit punt. Vervolgens voelde aangeefster dat verdachte zijn geslachtsdeel in haar vagina deed. Nadat verdachte haar vagina had gepenetreerd, heeft hij twee keer haar anus gepenetreerd.
De dochter heeft verklaard dat zij wakker werd, omdat zij haar moeder beneden hoorde huilen. Zij heeft verklaard dat het wel vaker gebeurde dat haar moeder een man mee naar huis nam, waarmee zij luidruchtige seks had, maar zij had haar moeder hierbij nog nooit horen huilen. Dit was voor haar reden om niet weer te gaan slapen, maar uit angst naar beneden te roepen of er iets aan de hand was.
De dochter heeft verder verklaard dat zij geen geschreeuw van haar moeder heeft gehoord. De verdediging acht niet met elkaar te rijmen dat de dochter wel het huilen van haar moeder heeft gehoord, maar haar niet heeft horen schreeuwen. De rechtbank acht dit deels te verklaren door de indeling van het huis, nu de trap naar de bovenverdieping zich niet in de hal bij de voordeur bevindt, maar in de woonkamer en het feit dat de dochter aangeeft heel vast te slapen. Feit blijft dat de dochter wakker is geworden van een geluid van beneden, waardoor zij bang was.
Ten slotte wordt de verklaring van aangeefster ten aanzien van het geweld ondersteund door het letstel dat bij haar is geconstateerd.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
primair:
op 5 januari 2008 te Amersfoort, door geweld en door bedreiging met geweld, bestaande uit het
- zich met geweld de toegang tot de woning van [slachtoffer] verschaffen (door met kracht tegen een door die [slachtoffer] geopende voordeur te duwen) en
- uit handen van [slachtoffer] slaan van een (door haar gepakte) mobiele telefoon en
- aan de haren van [slachtoffer] trekken en
- duwen van [slachtoffer] en
- (naar de woonkamer) sleuren/trekken van [slachtoffer] en
- slaan/stompen van [slachtoffer] en
- bijten van [slachtoffer] en
- uittrekken van en/of naar beneden trekken van en/of trekken aan kledingstukken bij
[slachtoffer] en
- met zijn, verdachtes, hand bedekken van de mond van [slachtoffer] en
- (op dreigende toon) tegen [slachtoffer] zeggen “Niks zeggen want anders pak ik jouw dochter ook!”
waardoor hij, verdachte, voornoemde [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte, zijn, verdachtes, penis in de anus en de vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
4.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Verkrachting
4.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit en subsidiair een strafmaatverweer gevoerd.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Als uitgangspunt neemt de rechtbank, gelet op het soort feit in relatie tot de hierbij gehanteerde LOVS-richtlijnen, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
24 maanden.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van een volwassen vrouw (hierna te noemen: het slachtoffer) waarmee hij eerder vrijwillig seksuele contacten heeft gehad. Op 5 januari 2008 is verdachte het huis van het slachtoffer binnengedrongen nadat zij eerder tegen hem had gezegd dat zij geen seks met hem wilde hebben die avond. In haar woning heeft verdachte het slachtoffer geslagen, gebeten en aan haar haren getrokken. Vervolgens heeft hij het slachtoffer tegen haar wil vaginaal en anaal gepenetreerd. Verdachte heeft zich met dit handelen louter en alleen laten leiden door zijn eigen lust- en behoeftebevrediging en hij heeft zich op geen enkele wijze bekommerd om de wil en de gevoelens van het slachtoffer. Ten tijde van de verkrachting lag de 16-jarige dochter van het slachtoffer op de bovenverdieping van de woning te slapen. Verdachte heeft het slachtoffer tevens bedreigd door aan te geven dat zij niets tegen haar mocht zeggen want dat hij haar dochter anders ook zou pakken. Verdachte heeft door het plegen van dit feit een ontoelaatbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het feit heeft grote impact gehad op het slachtoffer, zoals blijkt uit de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring. Het slachtoffer heeft aangegeven als gevolg van het feit onder meer angstgevoelens te ondervinden. Haar leven is hierdoor danig veranderd. Het behoeft weinig betoog dat een feit als het onderhavige ook in de samenleving gevoelens van afschuw en verontwaardiging oproept.
De rechtbank rekent het verdachte met name aan dat hij het slachtoffer in haar eigen huis, waar men zich veilig moet kunnen voelen, heeft verkracht.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, alsmede gezien de aard en de ernst van het strafbare feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd, kan naar het oordeel van de rechtbank in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een vrijheidsbenemende straf.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op de inhoud van een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 28 april 2009, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een zedendelict is veroordeeld.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden noodzakelijk. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Ook ziet zij geen aanleiding om een deel daarvan voorwaardelijk op te leggen.
6 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht.
7 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het onder 4.1 genoemde strafbare feit oplevert:
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 18 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P. Gerrits-Janssens, voorzitter, mr. P. Wagenmakers en mr. A. Muller, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.A.B. Kleemans, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 21 juli 2009.
Mr. Wagenmakers is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.