RECHTBANK UTRECHT
Sector kanton
zaaknummer: 565841 UC EXPL 08-3711 JS
[eiser],
wonende te [woonplaats],
verder ook te noemen [eiser],
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. M.J. Draaisma,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Fujitsu Services B.V.,
gevestigd te Maarssen,
verder ook te noemen Fujitsu,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: F. Kruythof.
1. Verloop van de procedure in conventie en in reconventie
1.1. [eiser] heeft bij dagvaarding van 29 februari 2008 een vordering ingesteld, waarbij hij - samengevat - heeft gevorderd een verklaring voor recht dat de vernietigbaarheid van het ontslag op staande voet van 6 november 2007 terecht is ingeroepen; wedertewerkstelling; inzage in administratieve gegevens van Fujitsu; betaling van een bedrag groot € 2.368.250,- aan commissie; een bedrag groot € 100.000,- ten titel van materiële en immateriële schadevergoeding; afgifte van loonstroken en een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten, en veroordeling van Fujitsu in de kosten van het geding.
1.2. Bij verzoekschrift van 3 maart 2008 heeft Fujitsu zich gewend tot de voorzieningenrechter in de rechtbank Utrecht en verzocht haar toestemming te verlenen tot het leggen van bewijsbeslag onder [eiser]. Dit verlof is verleend op 5 maart 2008, waarna het beslag op 7 maart 2008 is gelegd.
1.3. Fujitsu heeft daarna een eis in reconventie ingesteld samengevat inhoudende dat voor recht zal worden verklaard dat [eiser] jegens Fujitsu aansprakelijk is en dat hij zal worden veroordeeld tot vergoeding van de door Fujitsu geleden schade, nader op te maken bij staat. Fujitsu heeft tevens een voorlopige voorziening op grond van art. 223 Rv ingesteld, kort gezegd inhoudend dat de in beslag genomen stukken mogen worden onderzocht.
1.4. [eiser] heeft vervolgens een akte overlegging producties genomen.
1.5. Fujitsu heeft op 14 mei 2008 een conclusie van antwoord genomen en geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] en in reconventie haar vorderingen herhaald en daaraan een nieuwe vordering toegevoegd, inhoudende dat Fujitsu na een eventueel door de kantonrechter te wijzen tussenvonnis het Fujitsu is toegestaan de loonbetalingen aan [eiser] waartoe zij krachtens het vonnis in kort geding d.d. 11 december 2007 is veroordeeld, op te schorten voor de duur van de procedure.
1.6. [eiser] heeft eveneens op 14 mei 2008 geantwoord in het incident en een vordering in reconventie in het incident ingesteld, kort gezegd neerkomend op vernietiging van de in beslag genomen bewijsstukken.
1.7. [eiser] heeft op 27 augustus 2008 een conclusie van repliek genomen en daarbij zijn eis vermeerderd in die zin dat de vordering tot betaling van een bedrag aan commissie subsidiair wordt voorzien van een vordering tot schadevergoeding wegens een toerekenbare tekortkoming door Fujitsu in de nakoming van de arbeidsovereenkomst.
In reconventie heeft [eiser] zowel wat betreft de hoofdzaak als wat betreft de incidentele vorderingen geconcludeerd tot afwijzing van die vorderingen.
1.8. De vordering op grond van art. 223 Rv is mondeling behandeld ter terechtzitting van 22 september 2008. Voorafgaand aan die zitting hebben beide partijen stukken in het geding gebracht. [eiser] heeft zijnerzijds ook een incidentele vordering ingesteld.
1.9. Bij vonnis van 1 oktober 2008 heeft de kantonrechter de incidentele vorderingen over en weer afgewezen.
1.10. Fujitsu heeft vervolgens op 22 oktober 2008 een conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie genomen.
1.11. [eiser] heeft op 17 december 2008 een akte uitlating producties genomen en gedupliceerd in reconventie.
1.12. Bij vonnis van 4 februari 2009 heeft de kantonrechter een comparitie van partijen gelast teneinde procesafspraken te maken. De zitting heeft plaatsgevonden op 11 maart 2009. Van het verhandelde heeft de griffier aantekening gehouden.
1.13. Bij akte van 8 april 2009 heeft Fujitsu de gewisselde processtukken (nagenoeg) in de door de kantonrechter aangegeven wijze opnieuw ingediend. [eiser] heeft zich met de wijze van indiening niet kunnen verenigen, waarna de kantonrechter op 29 april 2009 een rolbeslissing heeft genomen, samengevat inhoudend dat op basis van de thans bekende stukken vonnis zal worden gewezen.
1.14. De zaak is vervolgens naar de rol van heden verwezen voor het wijzen van vonnis.
De kantonrechter stelt de volgende feiten vast.
2.1. [eiser] is op 1 april 2000 voor onbepaalde duur in dienst getreden van Fujitsu in de functie van Account Manager. Zijn laatstgenoten basissalaris bedraagt € 5.500,-- bruto per maand te vermeerderen met vakantiebijslag. Daarnaast heeft [eiser] recht op variabele commissie- en bonusaanspraken.
2.2. [eiser] was de afgelopen jaren een zeer succesvolle verkoper bij Fujitsu. Hem zijn daartoe vanwege Fujitsu over de afgelopen jaren diverse prijzen toegekend.
2.3. Fujitsu heeft [eiser] op 19 oktober 2007 op non-actief gesteld in verband met vermoedens van onregelmatigheden waarbij [eiser] betrokken zou zijn. Het dienaangaande gevoerde gesprek is [eiser] schriftelijk bevestigd bij brief van dezelfde datum. In deze brief is onder meer het volgende opgenomen:
"(...)
Fujitsu heeft besloten jou met onmiddellijke ingang tot nader order op non-actief te stellen hangende een onderzoek naar de gebeurtenissen rondom de levering van Cisco producten aan onder andere NTT Antwerp NV, Volker Wessel Telecom (Van Dijken), Coolwave, alsmede naar de situatie rondom het inruilen van Riverstones.
De afgelopen weken zijn ter zake bovengenoemde leveringen steeds meer feiten aan het licht gekomen die doen vermoeden dat er sprake is van onregelmatigheden waarbij jij betrokken bent. Zonder hier al te diep op in te gaan en mogelijk verder onderzoek te frustreren noemen wij in dit kader het mogelijk achterhouden en verduisteren van relevante documenten, het mogelijk wijzigen van documenten en vervalsen van handtekeningen en het niet volgen en manipuleren van de interne controle processen binnen Fujitsu.
(...)"
2.4. Bij schrijven van 24 oktober 2007 heeft [eiser] tegen de non-actiefstelling geprotesteerd en is Fujitsu onder meer gesommeerd de schorsing ongedaan te maken, [eiser] weer tot het werk toe te laten en hem de beschikking te geven over de ingenomen laptop en mobiele telefoon. Fujitsu heeft dit bij schrijven van 29 oktober 2007 geweigerd en heeft aan [eiser] meegedeeld dat de aanwijzingen voor onregelmatigheden dusdanig concreet zijn dat een onderzoeksbureau is ingeschakeld om de onregelmatigheden te onderzoeken.
2.5. Bij schrijven van 1 november 2007 heeft Fujitsu [eiser] uitgenodigd om op 6 november 2007 te 10:00 uur op kantoor te verschijnen bij welke gelegenheid hem door recherchebureau Hoffmann Bedrijfsrecherche B.V. (hierna: Hoffman) een aantal vragen zouden worden gesteld.
2.6. [eiser] is niet op 6 november 2007 te 10:00 uur ten kantore van Fujitsu verschenen onder meer omdat zijn gemachtigde op dat moment verhinderd was en omdat Fujitsu hem niet vooraf heeft geïnformeerd omtrent de inhoud en de strekking van de te stellen vragen.
2.7. Fujitsu heeft [eiser] op 6 november 2007 op staande voet ontslagen wegens een dringende reden. [eiser] is die dag om 15:00 uur op telefonische uitnodiging van de heer[X.], HR-functionaris bij Fujitsu, voor een "neutraal" gesprek ten kantore verschenen. Op kantoor werd [eiser] ontvangen door de heer [Y.], algemeen directeur bij Fujitsu. [Y.] heeft [eiser] medegedeeld dat onderzoek heeft uitgewezen dat [eiser] schuldig is aan het achterhouden en verduisteren van documenten, het wijzigen van documenten, het vervalsen van handtekeningen en manipuleren van interne bedrijfsprocessen. Dit zou uit het onderzoek van Hoffmann zijn gebleken en met overhandiging van een brief heeft [Y.] [eiser] per direct op staande voet ontslagen. Het gesprek heeft niet meer dan vijf minuten geduurd. [eiser] heeft niet meer de gelegenheid gekregen de overhandigde brief te lezen of daarop te reageren. De overhandigde brief had onder meer de volgende inhoud:
"(...)
Op 19 oktober 2007 hebben wij jou op non actief gesteld vanwege het vermoeden dat jij betrokken bent geweest bij onregelmatigheden.
(…)
De directe aanleiding voor dit onderzoek waren vermoedens die zijn gerezen naar aanleiding van de situatie rondom het versturen van de factuur aan Volker Wessel Telecom-Van Dijken aangaande de zogenaamde "Lijbrandt-deal". Jij reageerde daar fel op. Reden voor ons om de overeenkomst er nog eens bij te pakken. Bij nadere bestudering van deze overeenkomst rees het vermoeden dat deze overeenkomst helemaal niet namens Volker Wessels Telecom-Van Dijken was ondertekend en mogelijk zelfs is vervalst. Daarnaast bestonden er ook vermoedens van onzorgvuldigheden rond overeenkomsten met een bedrijf genaamd NTT waar een zeer fors bedrag onbetaald bleef. Wij hebben naar aanleiding van deze vermoedens Hoffman Bedrijfsrecherche ingeschakeld en jij bent uitgenodigd omtrent de bevindingen van Hoffman Bedrijfsrecherche gehoord te worden. Jij bent op het tijdstip waarop dit zou plaatsvinden niet verschenen. Tijdens het gesprek hadden wij de volgende bevindingen aan jou willen voorleggen.
De Lijbrandt-deal:
• Op de aan jou door Fujitsu ter beschikking gestelde laptop staan verschillende versies van overeenkomsten, waaronder overeenkomsten met Volker Wessels Telecom-Van Dijken met kenmerk (...) Ook zijn verschillende versies van deze overeenkomst aangetroffen met verschillende namen van rechtsgeldige vertegenwoordigers van Volker Wessels Telecom-Van Dijken op de plek waar deze hun handtekeningen zouden moeten plaatsen. De handtekeningen op grond waarvan Fujitsu sinds juli 2006 heeft gemeend een overeenkomst te hebben met Volker Wessel Telecom-Van Dijken blijken echter vervalst. De handtekeningen zijn in het document geplakt. Dit blijkt uit de op jouw laptop aanwezige word documenten. Het betreft hier de handtekening van de heer [A.] en de zogenaamde handtekening van de heer [B.]. De handtekening van de heer [B.] wordt door Volker Wessel Telecom-Van Dijken en de heer [B.] niet herkend als zijnde van hem. Nader onderzoek heeft inmiddels uitgewezen dat deze handtekening tevens voorkomt op een brief van Lucent Technologies van 9 oktober 2006, welke brief ook is aangetroffen op de aan jou ter beschikking gestelde laptop. Hieruit blijkt dat het om de handtekening van ene meneer [C.], Regional Contract Manager van Lucent Technologies gaat. De heer [C.] en Lucent Technologies hebben slechts zijdelings iets te maken met de betreffende deal, daar waar het het verlenen van garantie betreft op in te ruilen Riverstones en wij kunnen niet anders constateren dan dat jij betrokken bent geweest bij het kopiëren en "plakken" van de handtekening van de heer [C.] onder het contract om deze te laten doorgaan voor de handtekening van iemand die Volker Wessels Telecom-Van Dijken rechtsgeldig kon vertegenwoordigen terwijl jij wist dat dit niet het geval was. Volker Wessels Telecom-Van Dijken betwist ook dat het hier de handtekening van de heer [B.] betreft. Ook is er geknoeid met de data waarop ondertekening zou hebben plaatsgevonden.
• Op grond van de overeenkomst met Volker Wessel Telecom-Van Dijken, waarvan nu is gebleken dat deze vervalst is, is Fujitsu overgegaan tot inkoop van apparatuur bij Cisco met een verkoopwaarde van € 2.369.525,00. Op 26 september 2006, 18 oktober 2006 en 19 oktober 2006 is deze apparatuur bij Fujitsu in Maarssen afgeleverd. Teneinde ten behoeve van de accountants van Fujitsu te kunnen aantonen dat deze apparatuur verkocht was en de klant het eigendom hiervan expliciet had aanvaard, heeft de heer [Z.], Financieel Directeur jou gevraagd om de klant de eigendomsoverdracht te laten bevestigen. Ter zake heb jij een document opgesteld met kenmerk (...). Dit document is gericht aan de heer [B.] van Volker Wessels Telecom (overigens een andere BV dan Volker Wessels Telecom-Van Dijken). De handtekening onder dit document blijkt ook niet van de heer [B.] te zijn, maar wederom van de bovengenoemde heer [C.] Regional Contract Manager van Lucent Technologies.
•De verzending van de factuur aan Volker Wessel Telecom heeft, ondanks herhaalde instructies daartoe, pas op 26 september 2007 plaatsgevonden. Op die datum heb jij je met hand en tand en met het uiten van onaangenaamheden richting mevrouw [D.] verzet tegen verzending van de factuur. Mevrouw [D.] heeft de verzending doorgezet. Kort daarna gaf jij aan dat de overeenkomst tussen Fujitsu en Volker Wessel Telecom-Van Dijken al op 29 november 2006 was geannuleerd en dat de 'eigendomsoverdracht' herroepen was. Enkele dagen later heb jij een e-mail laten zien van de heer [E.] van Volker Wessel Telecom (Van Dijken?) die gedateerd zou zijn woensdag 29 november 2006 waarin dit werd bevestigd. Dit e-mail bericht was binnen Fujitsu tot dat moment niet bekend en is, zo deze al werkelijk namens Volker Wessel Telecom (Van Dijken?) is verstuurd, bijna een jaar door jou achtergehouden.
NTT en TBI
•Medio 2005 is Fujitsu in onderhandeling getreden met NTT. Een klant waarmee jij Fujitsu in contact had gebracht. Destijds werd aangegeven dat het hier NTT Europe Limited betrof, onderdeel van het grote NTT DOCOMO in Japan, een wereldwijd opererend concern. Namens NTT Europe Limited was onze contactpersoon de he[F.]. Tijdens diverse besprekingen heeft hij ook visitekaartjes van NTT Europe Limited uitgedeeld. Binnen Fujitsu is een overeenkomst opgesteld met NTT Europe Limited, nadat we dit bedrijf, met medeweten van jou, hebben laten natrekken door Graydon. Vervolgens is uitvoering gegeven aan deze overeenkomst. Op enig moment stokten de betalingen. Tot op heden is er een bedrag ad € 2.131.648,31 onbetaald gebleven. In dat kader bleek bij nader onderzoek dat de partij waarmee wij dachten zaken te doen helemaal niet de partij te zijn waaraan wij leverden en factureerden. Op het contract bleek de naam van de vennootschap NTT Europe Limited met pen gewijzigd in NTT Antwerp NV. NTT Antwerp blijkt helemaal niet te behoren tot het NTT-concern maar blijkt een kleine onderneming te zijn die zeer beperkte activiteiten vertoont en die geen relatie blijkt te onderhouden met de wereldwijde NTT-organisatie. Alles duidt erop dat er sprake is geweest van een "opzetje" om Fujitsu in de waan te laten zaken te doen met de wereldwijde organisatie NTT. Inmiddels is ons, gebleken dat jij degene bent die (mede) verantwoordelijk is voor het ontstaan van deze situatie. Wij hebben ook gesproken met de heer [F.]. Deze heeft verklaard dat jij hem hebt voorgesteld zich te presenteren als vertegenwoordiger van NTT Europe Ltd. en niet als vertegenwoordiger van NTT Antwerp N.V. Hij heeft verklaard dat jij kort voor de eerste bespreking bij Fujitsu zelfs een visitekaartje aan hem hebt gegeven dat jij zou hebben laten drukken bij de Copyrette in Maarssen waar in plaats van NTT Antwerp N.V. de naam NTT Europe Ltd. voorkwam. Jij hebt hem daarbij verteld dat Fujitsu nooit zaken zou doen met NTT Antwerp N.V. en dat hij daarom dit kaartje met daarop de naam van NTT Europe Ltd. aan ons ter hand moest stellen. Toen hij jou vroeg wat hij moest doen met het gegeven dat zijn naam - [F.] - door jou fout was gespeld op het kaartje, heb jij gezegd dat [F.] dan maar moest zeggen dat de reden hiervoor gelegen was in het feit dat "[F.]" in het Japans een verkeerde betekenis zou hebben. NTT Antwerp NV is tot op heden niet in staat gebleken om de schuld af te lossen. Uit de op de laptop aangetroffen correspondentie tussen jou en NTT blijkt overigens dat er in 2006 ook geprobeerd is om Fujitsu zaken te laten doen met TBI, een andere vennootschap van de heren [F.] en [[K.]] van NTT Antwerp NV. Op 16 augustus 2006 stuurt de heer [L.] van NTT Antwerp jou een email met in de bijlage de order van TBI aan Fujitsu voor Cisco apparatuur. Hij vraagt daarbij aan jou of het geen probleem is dat het via het NTT Antwerp email adres gaat. "Het TBI adres gaat pas vanmiddag in de lucht" schrijft hij. Op 17 augustus 2006 schrijft hij je dan vervolgens: " Even voor jouw info. De volgende emailadressen zijn aangemaakt voor TBI: theo@tbi-web.be, koen@tbi-web.be, rene@tbi-web.be, marco@tbi-web.be, info@tbi-web.be, maaike@tbi-web.be. Uit correspondentie van jou met NTT Antwerp op 10 april 2006 blijkt dat de handel met TBI al daarvoor speelde en dat er klaarblijkelijk niet teveel volume doorheen moest gaan om niet op te vallen. In de email van 10 april 2006 zeg je in een noot onderaan het bericht tegen [G.] van NTT Antwerp: "NOTE: als je nu weer straks orders gaat processen van hoger dan ik eerder vermeld, dan kun je het bedrijf TBI binnenkort ook gaan sluiten. De omzet wordt te hoog en krijgt dan teveel visibility. Snap je?".
Ter zake het aanmaken van emailadressen blijkt uit email correspondentie tussen jou en de heer [F.] van NTT van 22 augustus 2006 dat dit ook is gebeurd met Scarlet Business Center. De heer [F.] schrijft: "Nu blijkt ineens dat: sbc.be niet beschikbaar is dus nemen we nu scbc.be "Scarlet Business Center".
Samenvattend kan worden gesteld dat:
- Jij betrokken bent geweest bij het kopiëren en "plakken" van handtekeningen onder contracten om daarmee waarschijnlijk de suggestie te wekken dat het ging om een rechtsgeldig contract. Je hebt vervolgens geprobeerd dit af te dekken door het (laten) opstellen van een document waarin de betreffende contractpartij leek te bevestigen dat de klant van de levering expliciet had aanvaard terwijl ook de handtekening onder dat document niet de handtekening was van een vertegenwoordiger van de betreffende cliënt en jij dat wist althans daarvan op de hoogte had kunnen zijn.
- jij een e-mail, die jij beweert te hebben ontvangen van de betreffende klant en waarin de "eigendomsoverdracht" wordt herroepen, lange tijd achtergehouden hebt.
- jij willens en wetens meegewerkt hebt aan het in de waan laten van Fujitsu dat zij zaken deed met NTT Europe Ltd, onderdeel van de wereldwijd opererende NTT organisatie. Terwijl jij wist dat dat niet het geval was. Fujitsu heeft hierdoor leveranties gedaan aan een cliënt die achteraf niet solvabel blijkt te zijn.
- jij ook op andere momenten betrokken bent geweest bij pogingen om Fujitsu zaken te laten doen met bedrijven waarvan jij wist dat ze geen onderdeel vormden van een groter concern maar waarbij jij hebt geprobeerd om Fujitsu in de waan te brengen dat het wel ging om onderdelen van grote concerns dan wel jij ervan op de hoogte was dat derden dit deden.
Bovengenoemde punten leveren ieder voor zich op zichzelf al voldoende reden op om jou op staande voet te ontslaan. Derhalve beëindigen wij de tussen ons vigerende arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang en ontslaan wij jou bij deze op staande voet.
Wij zullen het onderzoek voortzetten omdat wij vermoeden dat hetgeen wij hierboven hebben opgesomd slechts het topje van de ijsberg is. Wij zullen ons ook beraden op mogelijke civielrechtelijke en strafrechtelijke stappen.
(...)”
2.8. [eiser] heeft een beroep gedaan op de vernietigbaarheid van de opzegging wegens het ontbreken van een ontslagvergunning, zich beschikbaar gehouden voor het verrichten van arbeid en aanspraak gemaakt op doorbetaling van loon.
3. De standpunten van partijen in conventie en in reconventie:
3.1. [eiser] heeft aan zijn vorderingen - samengevat en zakelijk weergegeven - het volgende ten grondslag gelegd:
ontslag op staande voet:
[eiser] stelt zich op het standpunt dat hij Fujitsu geen reden heeft gegeven voor een onverwijlde opzegging. De opzegging is volgens hem gegeven in strijd met het beginsel van hoor en wederhoor. Ten aanzien van een aantal verwijten is ook niet voldaan aan de eis van onverwijldheid. Inhoudelijk voert [eiser] als verweer dat de verwijten ook niet zijn komen vast te staan, zelfs niet na een uitvoerig onderzoek door Hoffmann. Op de specifieke verweren en stellingen van [eiser] zal de kantonrechter ingaan bij de bespreking van de afzonderlijke “affaires”.
commissie:
Sedert 2001 heeft [eiser] gewerkt aan een overeenkomst met het Reggeborgh-concern (bij partijen bekend als de Reggefiber-deal). [eiser] stelt dat zijn inspanningen ertoe hebben geleid dat op 30 maart 2007 een “letter of intent” is gesloten en dat die heeft geresulteerd in een overeenkomst gedateerd 7 augustus 2007. Op basis van de tussen partijen geldende commissie-afspraken zou deze overeenkomst voor [eiser] leiden tot een commissie van
€ 2.308.250,- Fujitsu heeft volgens [eiser] zonder opgaaf van redenen geweigerd de commissie te voldoen. Wel heeft zij geprobeerd de commissieregeling met terugwerkende kracht aan te passen, hetgeen voor [eiser] zou leiden tot een aanzienlijk lagere aanspraak. Met die wijziging heeft [eiser] zich niet akkoord verklaard en hij voert aan dat de door Fujitsu gestelde “instemming” in de email van 13 september 2007 is vervalst.
overige vorderingen:
Op de overige vorderingen betreffende rectificatie, de betaling van diverse schadevergoedingen en de standpunten van [eiser] wordt bij de beoordeling nader teruggekomen.
3.2. Fujitsu heeft - samengevat en zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd:
ontslag op staande voet:
Fujitsu verwijt [eiser] dat hij een dringende reden heeft gegeven voor onverwijlde opzegging van de arbeidsovereenkomst. Die verwijten zijn vermeld in de ontslagbrief van 6 november 2007.
[eiser] heeft zich volgens Fujitsu schuldig gemaakt aan het vervalsen van documenten en emailberichten, het doen verboden leveringen aan derden en het (meewerken aan het) opzetten van constructies tot het doen van leveringen aan niet solvabele partijen. Bij de bespreking van de afzonderlijke affaires zal de kantonrechter nader op de stellingen van Fujitsu ingaan.
commissie:
Van een letter of intent gedateerd 30 maart 2007 is geen sprake geweest. Wel is er sprake geweest van een mantelovereenkomst gedateerd 26 juli 2007, waarop de commissieregeling 2007/2008 van toepassing was. Die mantelovereenkomst had niet de door [eiser] gestelde waarde van € 350 miljoen, maar potentiële orderwaarde van € 80 miljoen. De werkelijke waarde is echter afhankelijk van de werkelijk geplaatste orders. Op dat moment ontstaat ook pas het recht op commissie (mits aan de overige voorwaarden voor toekenning is voldaan).
Omdat het dienstverband met [eiser] eindigde door het ontslag op staande voet van 6 november 2007, heeft Fujitsu daarna een berekening gemaakt van de nog aan [eiser] toekomende commissie en die ook vervolgens aan hem uitbetaald.
Indien het ontslag op staande voet geen stand zou houden, stelt Fujitsu dat zij nog € 5.039,13 commissie aan [eiser] verschuldigd is.
Op de berekening is overigens de commissieregeling 2007/2008 van toepassing, waarmee [eiser] zich 13 september 2007 per email akkoord heeft verklaard. Fujitsu betwist dat dit akkoord door Fujitsu zou zijn vervalst.
Overige vorderingen:
Op hetgeen Fujitsu overigens heeft aangevoerd, zal de kantonrechter bij de beoordeling waar nodig nader ingaan.
reconventie:
3.3. In reconventie hebben partijen verwezen naar hun in conventie ingenomen standpunten.
4. De beoordeling van de vorderingen.
4.1. De belangrijkste vorderingen van [eiser] zijn gebaseerd op de stelling dat Fujitsu ten onrechte de arbeidsovereenkomst onverwijld heeft opgezegd. Daarnaast formuleert [eiser] nog een aantal andere vorderingen, waarop in een later stadium zal worden ingegaan.
4.2. Voor een rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet is het noodzakelijk dat [eiser] aan Fujitsu een dringende reden in de zin van art. 7:677 BW heeft gegeven. De opzegging dient onverwijld te zijn gedaan onder gelijktijdige mededeling van de redenen. Voor de beoordeling zijn de aan [eiser] opgegeven redenen zoals vermeld in de brief van 6 november 2007 maatgevend en wordt het geschil afgebakend door de daarin genoemde verwijten. Hierbij kan wel gewicht worden toegekend aan later gebleken omstandigheden, indien die bijdragen aan het bewijs van wat al direct als reden voor het ontslag is aangevoerd. In beginsel rust op de werkgever de bewijslast van de dringende reden. Indien slechts een deel van het aangevoerde feitencomplex komt vast te staan, kan nog steeds van een rechtsgeldig ontslag op staande voet sprake zijn, mits het wel bewezen deel in objectieve en subjectieve zin die opzegging kan dragen en [eiser] uit de brief kon afleiden dat de gronden niet alleen cumulatief, maar ook nevengeschikt zijn aangevoerd - hetgeen gezien de bewoordingen van de brief van 6 november 2007 het geval is.
4.3. Met inachtneming hiervan is door Fujitsu aan [eiser] een aantal verwijten gemaakt, die betrekking hebben op verschillende “affaires”.
4.4. [eiser] heeft als algemeen verweer aangevoerd dat het ontslag op staande voet is gegeven in strijd met het beginsel van hoor en wederhoor. De kantonrechter volgt [eiser] daarin niet. Na de schorsing heeft Fujitsu [eiser] de gelegenheid geboden tegenover de door haar ingeschakelde onderzoekers een verklaring af te leggen in het bijzijn van zijn advocaat. [eiser] heeft toen niet willen verschijnen, omdat zijn advocaat verhinderd was. Dat is echter een omstandigheid die in zijn risicosfeer ligt en Fujitsu hoefde niet in te stemmen met een uitstel zoals door hem verzocht. Juist bij een ontslag op staande voet dient met voortvarendheid te worden gehandeld en de afweging van Fujitsu om haar beslissing vervolgens te baseren op de haar wel bekende gegevens was verdedigbaar, zeker in het licht dat een ontslag op staande voet een eenzijdige rechtshandeling is.
4.5. De aangevoerde dringende reden valt uiteen in een aantal onderdelen.
4.6. In de eerste plaats noemt Fujitsu de zogenoemde VWT-Lijbrandt-affaire. Bij deze kwestie handelde het om het volgende.
4.6.1. Fujitsu heeft bij haar leverancier voor hardware, Cisco, in juli 2006 een grote hoeveelheid computers besteld. Volgens haar waren deze bestemd om te worden uitgeleverd aan Volker WesselTelecom (VWT). Dit zou geschieden op basis van een overeenkomst tussen Fujitsu en VWT. Die overeenkomst met als kenmerk 397-VWT-VVK-PR-071706_V1 had als versie: Final 17 juli 2006 en is op 23 november 2006 namens VWT ondertekend door een zekere hee[B.], directeur, en op 27 november 2006 door de heer E. [Y.] namens Fujitsu. Vaststaat dat de handtekening die bij de naam van de heer [B.] is geplaatst niet aan hem toebehoort, maar aan een zekere heer [C.], werkzaam bij Lucent Technologies, die niet (althans nagenoeg niet) betrokken was bij de totstandkoming van de overeenkomst. Deze overeenkomst had een (mogelijke) waarde van ruim 2,3 miljoen Euro. Aansluitend op deze overeenkomst is een brief, houdende een eigendomsoverdracht, opgesteld en getekend, met als kenmerk 612-br-PR-112906_V1. De brief is geschreven door [eiser] en gericht aan de heer [B.] van VWT. Bij het akkoord van VWT is een handtekening geplaatst die later ook die van de heer [C.] bleek te zijn.
4.6.2. De levering van de producten zou plaats vinden aan de hand van een zogenoemd leverschema. Er is sprake van een aan VWT verleende korting van ruim 50%.
4.6.3. Op 10 november 2006 stelt [eiser] in een email aan medewerkers van Fujitsu dat hij de overeenkomsten van VWT heeft ontvangen, dat het commitment is gegeven, het leverschema kan worden opgesteld en in principe geen apparatuur meer hoeft te worden geweigerd. [eiser] heeft niet kunnen aangeven van welke medewerker van VWT hij de overeenkomsten heeft ontvangen.
4.6.4. [eiser] heeft gesteld dat hij op 29 november 2006 een email heeft ontvangen van de heer [E.], directeur van VWT, waarin de overeenkomst wordt geannuleerd. Deze email wordt door hem niet in de organisatie van Fujitsu bekend gemaakt, omdat hij deze naar eigen zeggen over het hoofd heeft gezien.
4.6.5. In een brief van [eiser] aan die zelfde heer [E.] van VWT (althans een daaraan gelieerde onderneming) gedateerd 8 maart 2007 schrijft [eiser] ondermeer:
“(…) Conform de door ons gevoerde en onderliggende afspraken, te weten
- de koopovereenkomst met referentie 397-VWT-VVK-PR-071706_V1 dd 17 juli 2006
- de eigendomsoverdracht met referentie 612-br-PR-112906_V1 bevestigen wij het onderstaande facturatie schema
…
Graag ontvangen wij van u een afleveradres en afleverschema van de goederen.
In de afgelopen periode hebben al tussentijdse afroepen plaatsgevonden.
(…)”.
De brief is namens Fujitsu ondertekend door [eiser] en “voor akkoord” ondertekend. Bij de bij die woorden geplaatste handtekening staat geen naam. Het staat voor de kantonrechter niet vast dat die brief ook daadwerkelijk aan [E.] is verzonden, wel dat deze brief bekend was binnen de organisatie van Fujitsu.
4.6.6. Op 13 november 2006 en op 24 juli 2007 heeft het bedrijf GHS via [eiser] bestellingen gedaan van apparatuur die Fujitsu in voorraad had voor VWT. GHS is niet gelieerd aan VWT.
4.6.7. In een email van dinsdag 24 juli 2007 schrijft [eiser] aan een medewerker van Fujitsu (de heer [H.]) onder meer:
“SVP klaarzetten voor Lijbrandt VWT Van Dijken. Gewoon op Van Dijken laten staan. SVP factuur uitdraaien (over [bedoeld is “of”- kantonrechter] liever mailen dan kan ik deze doorzetten naar Van Dijken zodat dit vanmiddag nog daar ligt om te betalen). De spullen worden vandaag of morgen opgehaald.
(…)”.
4.6.8. Op 25 juli 2007 wordt door Fujitsu een factuur ten name van “Kabeltelevisie en Telecommunicatie Werken J. van Dijken B.V.” (behorend tot de onderneming van VWT) opgesteld met nummer 1000038281 ten belope van € 122.849,65. Hierin wordt gerefereerd aan de overeenkomst met VWT onder bovengemeld nummer. [eiser] heeft deze factuur op naam gesteld van GHS, echter met behoud van het factuurnummer en de contractsaanduiding van VWT.
4.6.9. [eiser] schrijft vervolgens in een email van 3 augustus 2007 aan mevrouw [I.] van Fujitsu:
“Sprak gisteren om 18. uur VolkerWessels over factuur 1000038281. Ze betalen binnen enkele dagen, ze hadden 30 dagen verwacht, maar kwamen er gisteren achter dat de vervalperiode 8 dagen was. Het was voor hun geen probleem, en ze gaan het nu inregelen. Maar ze zullen 2 of 3 dagen te laat zijn”.
GHS heeft de factuur op 7 augustus 2007 voldaan aan Fujitsu.
4.6.10. Rond diezelfde tijd ontstaat binnen Fujitsu discussie over het feit dat zij een grote hoeveelheid Cisco producten voor VWT in voorraad heeft, maar dat die niet wordt afgenomen. Vanuit de afdeling financiën wordt dan druk uitgeoefend om een factuur naar VWT te zenden. In een overzicht van de heer [H.] d.d. 13 juli 2007 aan de financieel directeur [Z.] van Fujitsu wordt een opsomming gegeven van geleverde en (deels onbetaalde) producten aan VWT. Daarin is opgenomen dat de orders zijn geleverd en gefactureerd aan Lijbrandt Telecom Nederland B.V. Op diezelfde datum reageert [eiser] met een email aan de heer [Z.]:
“(…)
Momenteel worden de zaken overgedragen aan Lijbrandt als volle dochter van Reggefiber. Van Dijken is inmiddels niet meer de entiteit waarop deze deal gaat plaatsvinden… Facturatie is al over gesproken en komt inmiddels al los.
Forceren als hieronder voornoemd doorkruist de inmiddels lopende afspraken dat ze elk moment gaan loskomen. Daarnaast levert dit soort dingen meer problemen op, terwijl we voor afwikkeling staan”.
4.6.11. Op 26 september 2007 verstuurt Fujitsu echter toch de factuur aan VWT, waarna [eiser] de annuleringsemail van de heer [E.] van 29 november 2006 binnen Fujitsu bekend maakt.
4.6.12. Tegenover onderzoekers van Hoffmann heeft [eiser], tijdens dat gesprek bijgestaan door zijn advocaat, toegegeven dat hij de factuur van 25 juli 2007 heeft gewijzigd, de inhoud van de email van 3 augustus 2007 onjuist is en dat hij zonder toestemming producten die voor VWT waren bestemd heeft verkocht aan een derde.
4.6.13. In het onderzoek dat Fujitsu tegen [eiser] is gestart is onder meer de laptop die [eiser] van Fujitsu onder zich had voor het verrichten van zijn werkzaamheden onderzocht. Deze laptop is voorzien van een schermbeveiliging en voor toegang moet een wachtwoord worden ingevoerd.
4.6.14. Op de laptop zijn verschillende versies van de overeenkomst met VWT aangetroffen. Die hadden (steeds) als kenmerk Final 17 juli 2006 en het nummer 397-VWT-VVK-PR-071706_V1. Een deel van die documenten is “blanco”dat wil zeggen: ongetekend, maar drie versies zijn op de plaats van VWT getekend door ofwel de heer Barendtsen, dan wel de heer [B.] (in het laatste geval met de handtekening van de heer [C.]). Op de laptop bevindt zich ook een brief in een pdf-bestand van de heer [C.] van Lucent. Volgens de onderzoekers is [eiser] met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid degene geweest die die handtekening van [C.] heeft laten doorgaan voor die van de heer [B.] van VWT door die in het Worddocument van de overeenkomst met VWT te plakken. [eiser] ontkent gemotiveerd dat hij zich hieraan schuldig heeft gemaakt en wijst erop dat dit ook elders kan zijn gebeurd.
4.6.15. De door Fujitsu aan [eiser] gemaakte verwijten komen er in de kern op neer dat hem verweten wordt overeenkomst(en) en daarop gebaseerde documenten te hebben vervalst, meer specifiek door daarin handtekeningen te kopiëren en te plakken, en Fujitsu in de waan te hebben gebracht dat zij een rechtsgeldige overeenkomst met VWT had gesloten. Ook wordt [eiser] verweten dat hij de “annuleringsemail” lange tijd voor Fujitsu heeft achtergehouden.
4.6.16. Op zich is het - hoe onwaarschijnlijk dit ook lijkt - mogelijk dat een ander dan [eiser] de overeenkomst met VWT heeft vervalst. Echter, juist uit het hierboven uitvoerig uiteengezette verloop van deze kwestie blijkt dat alle informatie waarop Fujitsu zich heeft gebaseerd als het ging om de overeenkomst met VWT, van [eiser] afkomstig was. Hij heeft hierbij niet alleen in strijd met de waarheid gesteld dat hij contact onderhield met VWT over de voortgang van de uitvoering van de overeenkomst, maar hij heeft ook goederen aan derden geleverd die - naar de kantonrechter aanneemt - in verband met de gunstige contractsvoorwaarden van VWT tegen aanzienlijke kortingen hun producten konden betrekken. Bij de daarop betrekking hebbende facturering heeft hij Fujitsu in de waan gelaten dat zij op dat moment een levering deed aan VWT, omdat [eiser] zelf de tenaamstelling van de factuur heeft gewijzigd. Pas op het moment dat Fujitsu rechtstreeks aan VWT - zonder tussenkomst van [eiser] - een factuur wil sturen voor de aangeschafte apparatuur, liet [eiser] de annuleringsemail van VWT zien.
4.6.17. De onbewustheid van [eiser] met de annuleringsemail is niet alleen ongeloofwaardig - daarvoor is zo’n bericht te belangrijk - maar is ook niet te rijmen met de uitlatingen van [eiser] na 29 november 2006, waarin hij stelt dat hij juist leveringen aan VWT kan laten plaatsvinden. Zo [eiser] de annulering was vergeten: VWT toch zeker niet en die zou ongetwijfeld aan de bel hebben getrokken. Daarbij komt dat [eiser] in de interne emails van 13 juli, 24 juli en 3 augustus 2007 Fujitsu uitdrukkelijk in de waan heeft gelaten dat wel degelijk sprake is van een nog altijd effectieve overeenkomst met VWT. Ook de (al dan niet verstuurde, maar binnen Fujitsu wel bekende) brief van [eiser] aan de heer [E.] van 8 maart 2007 draagt daaraan bij.
4.6.18. Deze gebeurtenissen zelf zijn geen direct bewijs van het vervalsen van de overeenkomsten met VWT, waaronder het “plakken” van handtekeningen. Echter gezien de omstandigheden dat:
- alle contacten met VWT via [eiser] liepen en hij deze ook steeds aan zich heeft gehouden;
- de bewuste overeenkomst zich in meerdere versies op de laptop van [eiser] bevond;
- de in de overeenkomst geplakte handtekening zich tevens in een ander document op de computer van [eiser] bevond;
- de laptop van [eiser] voorzien was van een schermbeveiliging en een wachtwoord;
- de beweerdelijk door VWT ondertekende overeenkomst via [eiser] bij Fujitsu is terechtgekomen, terwijl [eiser] niet meer weet wie hem die overeenkomst heeft gegeven;
- [eiser] bij voortduring tegenover Fujitsu heeft gesuggereerd dat sprake was van de uitvoering van een rechtsgeldige overeenkomst met VWT;
- [eiser] zonder Fujitsu hierin te kennen apparatuur uit de voor VWT aangekochte voorraad aan een derde heeft verkocht;
- [eiser] heeft erkend dat hij de tenaamstelling van een factuur heeft gewijzigd van VWT in GHS zonder dat Fujitsu hiervan op de hoogte was;
- [eiser] zich heeft verzet tegen het rechtstreeks factureren aan VWT;
- [eiser] kort na die rechtstreekse facturatie een “annuleringsemail” van VWT laat zien;
is de kantonrechter van oordeel dat Fujitsu voorshands geslaagd is in het bewijs van de in de ontslagbrief aangevoerde dringende reden, inhoudende de vervalsing van de overeenkomst(en) met VWT, waaronder het in die overeenkomst(en) “plakken” van handtekeningen, nu de feiten die wel zijn vast te stellen alle in die richting wijzen.
4.6.19. Hierbij wordt ook gewicht toegekend aan de inhoud van de betwisting door [eiser]. In essentie komt zijn verweer erop neer dat ook anderen de vervalsing kunnen hebben gepleegd, maar hij laat na dat verweer te voorzien van overtuigende feiten en omstandigheden. Ook heeft [eiser] geen inzicht kunnen geven in het verloop van de onderhandelingen die hij met VWT zou hebben gevoerd en die zouden hebben geleid tot de bewuste overeenkomst. Evenmin heeft hij een plausibele verklaring kunnen geven voor de brief van 8 maart 2007, die ondertekend zou zijn door de heer [E.] van VWT (of een daaraan gelieerde onderneming) en hoe die te rijmen is met de annuleringsemail van 29 november 2006.
4.6.20. Ten aanzien van het verwijt van Fujitsu aan [eiser], te weten het achterhouden van de annuleringsemail van 29 november 2006, acht de kantonrechter gezien hetgeen hierboven is overwogen voorshands onaannemelijk dat [eiser] een dergelijke email op 29 november 2006 van VWT heeft ontvangen en een jaar lang onder zich heeft gehouden.
4.6.21. [eiser] zal echter de gelegenheid worden geboden om tegenbewijs te leveren.
4.7. Het tweede verwijt dat Fujitsu aan [eiser] maakt in de ontslagbrief betreft de zogenoemde NTT-affaire.
4.7.1. Fujitsu heeft hierbij gesteld dat [eiser] Fujitsu in de waan heeft gebracht en gelaten dat zij zaken deed met (een onderdeel van) het NTT DOCOMO concern, waartoe ook NTT Europe behoorde. In een overeenkomst, gedagtekend 30 september 2005 is echter de naam NTT Europe Ltd handmatig vervangen door NTT Antwerp N.V. Dit bedrijf maakt geen deel uit van het wereldwijde NTT concern. In december 2005, nadat Fujitsu al voor enige miljoenen aan apparatuur aan (wat later bleek) NTT Antwerp had geleverd en een betalingsachterstand van ruim twee miljoen Euro was ontstaan, bleek dat geen zaken werd gedaan met het NTT concern, maar met een daarop in naam gelijkend klein bedrijf.
4.7.2. Ten einde de schade voor Fujitsu te beperken en in een poging om de betalingsachterstand weg te werken, heeft Fujitsu daarop een aantal aanvullende overeenkomsten met NTT Antwerp gesloten. Tevens zijn in het laatste kwartaal van 2005 tussen [eiser] en zijn leidinggevende Den Hartog gesprekken gevoerd over de rol die [eiser] bij de totstandkoming van deze contracten zou hebben gespeeld. Toen kon niet worden vastgesteld dat er “bewust kwade opzet” bij [eiser] bestond, zodat [eiser] betrokken is bij het vinden van een oplossing.
4.7.3. Echter, op 19 oktober 2007 heeft de betrokken vertegenwoordiger van NTT Antwerp, een zekere heer [F.], tegenover de heer [Z.] en mevrouw [D.] van Fujitsu verklaard dat [eiser] al vóór het sluiten van de overeenkomst van 30 september 2005 wist dat geen zaken werden gedaan met NTT Europe, maar met NTT Antwerp. [F.] zou daarbij gebruik hebben gemaakt van een door [eiser] aangeleverd visitekaartje op naam van de heer [M.], werkzaam bij NTT Europe. Over de inhoud en de waarde van deze verklaringen verschillen partijen van mening. [eiser] ontkent daarbij het visitekaartje te hebben laten maken.
4.7.4. Hoewel Fujitsu in haar conclusies uitvoerig uiteenzet welke andere mogelijk verwijtbare gedragingen door [eiser] zijn verricht, kan voor de beoordeling van de gegrondheid van het ontslag slechts maatgevend zijn de reden die bij gelegenheid van het ontslag is aangedragen, zoals hierboven al eerder is overwogen. Gebleken is dat de stellingname van Fujitsu in overwegende mate gebaseerd is op de verklaringen van de heer [F.] op 17 oktober 2007 en nadien.
4.7.5. Op zich kan nieuwe wetenschap rond de gedraging van [eiser] ertoe leiden dat een in het laatste kwartaal van 2005 gegeven oordeel dat hem (mogelijk) niets te verwijten viel, moet worden herzien. De kantonrechter kan [eiser] niet volgen in zijn standpunt dat het ontslag op staande voet in zoverre niet onverwijld zou zijn gegeven, nu dit gebaseerd is op informatie die eerst in oktober 2007 bij Fujitsu bekend werd.
4.7.6. Wel rust op Fujitsu de bewijslast van de gestelde wetenschap bij [eiser] dat Fujitsu op 30 september 2005 geen zaken zou doen met NTT Europe, maar met NTT Antwerp en dat hij Fujitsu daartoe een verkeerde voorstelling van zaken heeft gegeven, dan wel in de waan heeft gelaten. Zij zal overeenkomstig haar aanbod tot het bewijs daarvan worden toegelaten
4.8. De derde ontslaggrond is gelegen in het verwijt dat [eiser] geprobeerd heeft Fujitsu zaken te laten doen met bedrijven waarvan [eiser] wist dat die geen onderdeel vormden van een groter concern, maar deze indruk wel bij Fujitsu heeft willen wekken. Het zou hier gaan om de bedrijfjes TBI en SBC.
4.8.1. Zowel in de ontslagbrief als in de conclusies is dit onderdeel wat beperkt toegelicht. Vooropgesteld moet worden dat Fujitsu er belang bij heeft te weten met wie zij zaken doet. Het opzetten van constructies om dit te verhullen behoeft zij niet te accepteren - zelfs niet als daaruit geen (direct) nadeel voortvloeit. Anderzijds betreft het verwijt hier een situatie dat het ene (kleine) bedrijf wordt verhuld achter het andere kleine bedrijf (i.c. NTT Antwerp). Dat is geen bedrijf waarvan Fujitsu dacht dat het een groot concern was. De emails waarop Fujitsu zich beroept dateren uit het jaar 2006, toen zij al wist dat NTT Antwerp geen onderdeel uitmaakte van NTT DOCOMO. Onduidelijk blijft dan ook hoe het verwijt moet worden gelezen. Daarbij komt dat uit hetgeen gesteld is onduidelijk is wat Fujitsu precies aan [eiser] verwijt.
4.8.2. Ook ten aanzien van dit verwijt blijft dan ook de bewijslast bij Fujitsu rusten.
4.9. Gezien het vorenstaande zal aan zowel [eiser] als Fujitsu een bewijsopdracht worden gegeven. Daartoe zal de zaak naar de rol worden verwezen.
4.10. In dit stadium van de procedure zal de kantonrechter de beslissingen over de commissie-aanspraken en de overige vorderingen in conventie aanhouden.
4.11. Fujitsu vordert in reconventie van [eiser] schadevergoeding, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de regels van de wet. De kantonrechter overweegt in dit stadium van de procedure hierover het volgende.
4.11.1. Hoewel de processtukken meer dan 13 ordners beslaan, blijft het lastig om enige structuur in de conclusiewisselingen en de producties te ontdekken. In de conclusie van eis in reconventie wordt de vordering gebaseerd op “de in deze conclusie omschreven handelswijze van [eiser]” waarbij expliciet de affaires in conventie, waaronder TBI en SBC worden genoemd. In de conclusie van repliek in reconventie (geheel samenvallend met dupliek in conventie) worden in de punten 72 t/m 99 “Andere affaires waarin [eiser] onoorbaar heeft gehandeld” opgesomd. De kantonrechter begrijpt de stelling van Fujitsu aldus dat de daar genoemde affaires mede zouden moeten dienen voor de eis in reconventie, hoewel dat niet expliciet duidelijk is gemaakt.
4.11.2. Ten aanzien van het gevorderde overweegt de kantonrechter voorts als volgt.
4.11.3. Uit hetgeen gesteld en gevorderd is door Fujitsu leidt de kantonrechter af dat zij geen vorderingen instelt op basis van art. 7:677 BW.
4.11.4. Wel begrijpt de kantonrechter dat Fujitsu [eiser] wil aanspreken voor schade die is ontstaan bij haar of een derde aan wie Fujitsu tot vergoeding van schade gehouden is. Op grond van art. 7:661 BW is [eiser] echter niet aansprakelijk jegens zijn werkgever, tenzij de schade een gevolg is van zijn opzet of bewuste roekeloosheid.
4.11.5. Ter beoordeling van de vorderingen in reconventie acht de kantonrechter het dan ook van belang dat Fujitsu niet alleen duidelijkheid geeft over de grondslag van haar vorderingen, maar ook over de gestelde schade en de vereiste causale relatie tussen die schade en de gedragingen van [eiser]. De kantonrechter is bovendien van oordeel dat Fujitsu in staat moet worden geacht haar schade thans inzichtelijk te maken (dus te becijferen) zodat ook daarvoor de zaak naar de rol zal worden verwezen voor een akte aan de zijde van Fujitsu.
4.11.6. Over de inhoudelijke geschilpunten zal daarna worden beslist.
4.12. Fujitsu heeft vervolgens nog een voorlopige voorziening als bedoeld in art. 223 Rv ingediend, kort gezegd strekkende tot de opschorting van de loonbetalingsverplichting voor de duur van de procedure. [eiser] heeft zich tegen deze vordering verzet.
4.12.1. De kantonrechter zal de vordering afwijzen. Voor zover Fujitsu beoogt de executie van het vonnis van de voorzieningenrechter d.d. 11 december 2007 op te schorten stuit de vordering bij de kantonrechter af op het bepaalde in art. 438 Rv. Daarbij is de beoordeling van dit geschil opgedragen aan de executierechter bij de sector civiel. Ook ingeval Fujitsu zich baseert op nieuwe feiten slaagt haar vordering niet. Op dit moment staat nog niet vast dat sprake is geweest van een rechtsgeldig ontslag op staande voet, terwijl het feit dat [eiser] is toegelaten tot tegenbewijs ten aanzien van één van de verwijten onvoldoende is om thans een ander oordeel te geven dan de voorzieningenrechter op 11 december 2007 waarvan door Fujitsu geen hoger beroep is ingesteld. Het thans opschorten van de loonbetalingsverplichting zou ook betekenen dat de bodemrechter (die deze voorziening zou moeten geven) daarmee vooruit loopt op de uitkomst van de procedure.
laat [eiser] toe om tegenbewijs te leveren van de vervalsing van de overeenkomst(en) met VWT, waaronder het in die overeenkomst(en) “plakken” van handtekeningen alsmede dat hij op 29 november 2006 een email heeft ontvangen van de heer [E.] waarin de overeenkomst tussen Fujitsu en VWT werd geannuleerd en dat deze email tot 26 september 2007 in zijn emailbestand(en) heeft gezeten;
laat Fujitsu toe tot bewijs van de stelling dat [eiser] wetenschap had van het feit dat Fujitsu op 30 september 2005 geen zaken zou doen met NTT Europe, maar met NTT Antwerp en dat hij Fujitsu daartoe een verkeerde voorstelling van zaken heeft gegeven, dan wel in de waan heeft gelaten;
laat Fujitsu ook toe tot bewijs van de stelling dat [eiser] geprobeerd heeft Fujitsu zaken te laten doen met bedrijven (TBI en SBC) waarvan [eiser] wist dat die geen onderdeel vormden van een groter concern, maar deze indruk wel bij Fujitsu heeft willen wekken.
verwijst de zaak naar de rol voor een akte aan de zijde van Fujitsu;
wijst de vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening als bedoeld in art. 223 Rv af;
in conventie en in reconventie:
bepaalt dat de zaak zal worden geplaatst op de rolzitting van woensdag 29 juli 2009 te 9.30 uur teneinde partijen in de gelegenheid te stellen bij akte aan te geven op welke wijze zij bewijs willen leveren;
bepaalt dat, indien partijen bewijs wil leveren door middel van schriftelijke bewijsstukken, zij die stukken op die rolzitting in het geding kunnen brengen;
bepaalt dat, indien partijen bewijs willen leveren door middel van het horen van getuigen, zij op die rolzitting de namen en adressen van de getuigen dienen op te geven, alsmede de verhinderdata van die getuigen en van beide partijen, waarna een tijdstip zal worden bepaald voor het horen van de getuigen;
bepaalt dat Fujitsu een akte in reconventie dient te nemen, waarop [eiser] vervolgens kan reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Sap, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2009.