ECLI:NL:RBUTR:2009:BJ1582

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
1 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/601504-08 en 16/604088-06 (tul) en 16/503502-08 (tul) [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen met poging tot doodslag

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 1 juli 2009, stonden de verdachten terecht voor openlijk geweld en poging tot doodslag. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 20 december 2008 in een café in Utrecht, waar de verdachte [verdachte] samen met [medeverdachte] het slachtoffer [slachtoffer] aanviel. De rechtbank oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte had gehandeld na kalm beraad en rustig overleg, wat leidde tot vrijspraak voor de poging tot doodslag. De rechtbank baseerde haar oordeel op getuigenverklaringen en een deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut. De verklaringen van getuigen wezen op een gewelddadige aanval waarbij het slachtoffer met een touw om de hals werd gewurgd, wat leidde tot bewusteloosheid. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte openlijk in vereniging geweld had gepleegd tegen het slachtoffer, wat resulteerde in een gevangenisstraf van 1 jaar en 6 maanden. Daarnaast werd de tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen gelast, omdat de verdachte zich opnieuw schuldig had gemaakt aan strafbare feiten binnen de proeftijd. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen en geestelijke gezondheidsproblemen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/601504-08 en 16/604088-06 (tul) en 16/503502-08 (tul) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 1 juli 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1962] te [geboorteplaats],
gedetineerd in de P.I. Utrecht, HvB locatie Nieuwegein te Nieuwegein,
De Liesbosch 100.
raadsman mr. D.C. Dorrestein, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 17 juni 2009 en – na hervatting van het onderzoek waartoe bij afzonderlijk vonnis van 30 juni 2009 is beslist– op 30 juni 2009, waarbij de officier van justitie, mr. E.D.I. Martens, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting zijn ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermelde parketnummers.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk heeft getracht [slachtoffer] van het leven te beroven, dan wel [slachtoffer] heeft mishandeld en jegens [slachtoffer] openlijk geweld heeft gepleegd.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft gepleegd hetgeen hem onder 1 primair en impliciet primair en onder 2 is ten laste gelegd.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het onder 1 primair en impliciet primair en subsidiair en onder 2 ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 1 primair en impliciet primair en subsidiair ten laste gelegde stelt de verdediging voorts subsidiair dat verdachte vrijwillig is teruggetreden nu hij [slachtoffer], nadat hij deze naar de grond had gebracht, uit eigener beweging, zonder dat er sprake was van omstandigheden van buitenaf, heeft losgelaten.
De verdediging refereert zich ter zake van het bewijs betreffende het aan verdachte onder 1 subsidiair ten laste gelegde aan het oordeel van de rechtbank.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
De rechtbank is van oordeel dat uit de verklaring van de aangever [slachtoffer] en uit verklaringen van getuigen voldoende is komen vast te staan dat verdachte in het bezit is geweest van een touw/koord en dat hij dit touw/koord om de hals/nek van [slachtoffer], die toen met de rug naar hem toestond, heeft gedaan en dit touw/koord vervolgens strak heeft aangetrokken en enige tijd strak heeft gehouden. Als gevolg hiervan werd het gezicht van [slachtoffer] rood, begon hij naar adem te happen en viel hij op de grond. Vervolgens is [slachtoffer] voor korte tijd buiten bewustzijn geraakt. Door zo te handelen heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer] zou komen te overlijden. Dit gedrag van verdachte is immers naar uiterlijke verschijningsvorm zo zeer gericht op het veroorzaken van de dood van [slachtoffer], dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op dit gevolg heeft aanvaard. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het opzet had om [slachtoffer] van het leven te beroven.
Uit het onderzoek is niet gebleken van enige omstandigheid die zou kunnen wijzen op vrijwillige terugtred door verdachte. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij door zich te verzetten heeft getracht te voorkomen dat hij door verdachte zou worden gewurgd. Verdachte heeft, nadat als gevolg van zijn handelen [slachtoffer] op de grond terecht was gekomen, geen enkele handeling verricht om het intreden van het gevolg te beletten; integendeel: hij heeft [slachtoffer] daarna tegen zijn lichaam getrapt. Uit het onderzoek is voorts gebleken dat verdachte pas is gestopt met het aanwenden van geweld tegen [slachtoffer] nadat andere aanwezigen tussenbeide waren gekomen en een van hen op verdachte had ingepraat. In zoverre hebben van buiten komende, van verdachtes wil onafhankelijke factoren er toe geleid dat het misdrijf niet is voltooid.
Ook overigens is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken van andere omstandigheden die erop zouden wijzen dat het misdrijf niet is voltooid tengevolge van omstandigheden van de wil van de verdachte afhankelijk.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft gehandeld na kalm beraad en rustig overleg. Daarvan dient verdachte te worden vrijgesproken.
Na hervatting van het onderzoek op 30 juni 2009 is door de officier van justitie een deskundigenrapport d.d. 18 mei 2009 van het Nederlands Forensisch Instituut te ‘s_Gravenhage in het geding gebracht. De rechtbank is na kennisname van de inhoud en conclusie van dit rapport van oordeel dat zulks niet leidt tot een ander oordeel met betrekking tot de bewezenverklaring als hierna te melden. Het betoog van de verdediging dat de onderzoeksvragen onvoldoende open zijn geformuleerd volgt de rechtbank niet nu niet valt in te zien dat dit tot een andere conclusie leidt dan in het rapport is geformuleerd.
4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat
1.
Primair
hij op 20 december 2008 te Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet een touw/koord om de hals/nek van die [slachtoffer] heeft gedaan en vervolgens het touw/koord strak heeft aangetrokken en gehouden, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
hij op 20 december 2008 te Utrecht met een ander, in een voor het publiek
toegankelijke ruimte, te weten Café [X], gelegen aan de [Y]straat,
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het trappen tegen het lichaam van die [slachtoffer];
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank bezigt de navolgende bewijsmiddelen tot het bewijs:
Ten aanzien van het onder 1 primair en impliciet subsidiair het onder 2 ten laste gelegde:
- de verklaring van verdachte ter terechtzitting, - zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende dat hij op 20 december 2008 zich bevond in het café [X] aan de [Y]straat te Utrecht, dat hij toen zag dat [slachtoffer] in gevecht was met [medeverdachte] en dat hij toen
[slachtoffer] naar de grond heeft gebracht;
- de aangifte van [slachtoffer] , - zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende, dat hij op 20 december 2008 aanwezig was in café [X] aan de [Y]straat te Utrecht, dat de hem bekende [verdachte] (verdachte) daar ook aanwezig was, samen met diens vriend [medeverdachte], dat aangever aan de bar zat, dat hij in de weerspiegeling van de spiegel achter de bar zag dat [verdachte] bezig was een touw om zijn handen te draaien, dat hij daarop met zijn rug naar [verdachte] toestond, dat hij zag dat [verdachte] naar hem toe kwam lopen en dat hij voelde dat hij het touw om zijn nek deed en strak begon te trekken, dat [verdachte] hem naar de grond duwde terwijl hij het touw steeds strakker aantrok, dat hij daardoor geen lucht meer kreeg, dat hij toen hij bij bewustzijn kwam, op de grond lag;
- de verklaring van de getuige [getuige 1] , - zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende dat zij op 20 december 2008 achter de bar werkzaam was in de [X] Saloon aan de [Y]straat te Utrecht, dat [verdachte] (verdachte) en [medeverdachte] in het café aanwezig waren, dat de haar bekende [slachtoffer] het café in kwam, dat zij zag dat [verdachte] een touw uit zijn jaszak haalde, dat zij zag dat [verdachte] de twee uiteinden van het touw om zijn handen draaide, dat zij zag dat [verdachte] naar [slachtoffer] wees en tegen haar zei: hij gaat neer, dat zij zag dat [verdachte] richting [slachtoffer] liep, dat zij zag dat [verdachte] het touw, dat hij nog steeds in zijn handen had, over het hoofd van [slachtoffer] gooide, dat zij zag dat het touw om de nek van [slachtoffer] zat, dat zij zag dat [verdachte] zijn armen spreidde, dat zij zag dat [slachtoffer] vervolgens op de grond viel, dat zij zag dat [slachtoffer] zijn ogen dicht had en verslapt op zijn rug op de grond bleef liggen, dat zij zag dat [medeverdachte] een schoppende beweging maakte in de richting van [slachtoffer], die nog steeds bewusteloos op de grond lag;
- de verklaring van de getuige [getuige 2] , - zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende dat zij op 20 december 2008 in de [X] Saloon aan de [Y]straat te Utrecht was, dat daar een klant genaamd [slachtoffer] was, dat daar ook andere klanten, genaamd [verdachte] en [medeverdachte] waren, dat zij zag dat [verdachte] een soort touw in zijn handen had, dat zij zag dat [slachtoffer] op de grond lag en dat [medeverdachte] en [verdachte] tegen hem aantrapten;
- de verklaring van de getuige [getuige 3] , - zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende dat hij op 20 december 2008 in De [X] was, dat hij een man zag die hij vaker bij de [X] had gezien en die [slachtoffer] heet, dat hij een andere man zag, dat die man [slachtoffer] van achteren naderde, dat die man een stuk touw in zijn handen had, dat hij het stuk touw om het hoofd van [slachtoffer] haalde, dat hij zijn armen uit elkaar hield, dat hij zag dat [slachtoffer] verstikt raakte door het touw dat om zijn nek zat, dat zijn gezicht rood werd, dat die man het touw aantrok, dat die man zijn ellebogen bewoog waardoor het touw aanspande, dat hij hoorde dat [slachtoffer] in ademnood begon te raken, dat hij hapte naar adem, dat [slachtoffer] door zijn knieën begon te zakken, dat [slachtoffer] toen op de grond lag;
- de verklaring van de getuige [getuige 4] , - zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende dat hij op 20 december 2008 in het café [X] Saloon was, dat er twee mannen waren die hij kende als [medeverdachte] en [verdachte], dat om 21.00 uur de hem bekende [slachtoffer] het café in kwam lopen, dat hij zag dat [slachtoffer] op de grond viel, dat [slachtoffer] op de grond bleef liggen, dat hij zag dat [verdachte] vervolgens trappende bewegingen maakte in de richting van [slachtoffer].
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezen verklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van het onder 1 primair en impliciet subsidiair ten laste gelegde:
Poging tot doodslag;
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren en tenuitvoerlegging van de opgelegde voorwaardelijke straffen.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte van het hem onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde vrij te spreken en verdachte te veroordelen tot een straf gelijk aan die van zijn mededader, zo die wordt veroordeeld.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Met betrekking tot de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank met name acht geslagen op de ernst van het bewezen verklaarde.
Verdachte heeft in een openbare en druk bezochte gelegenheid – een café – het slachtoffer
[slachtoffer] onverhoeds aangevallen en getracht hem van het leven te beroven door hem met een touw te wurgen. Het slachtoffer is buiten bewustzijn geraakt en op de grond gevallen. Daarna heeft verdachte met zijn mededader het slachtoffer – bewusteloos liggende op de grond – getrapt. Aan het slachtoffer is letsel toegebracht, hetgeen ernstig had kunnen zijn ware verdachte niet in zijn handelen door de omstanders gehinderd.
Feiten als bewezen verklaard veroorzaken gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank met name acht geslagen op:
- een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 28 april 2009, waaruit blijkt dat verdachte in het verleden vele malen wegens geweldsdelicten tot onder meer onvoorwaardelijke gevangenisstraffen is veroordeeld;
- een adviesrapport betreffende verdachte d.d. 5 februari 2009, opgemaakt door L. Scheffers, reclasseringswerker van het Centrum Maliebaan te Utrecht;
- een rapport betreffende de geestestoestand van verdachte d.d. 16 april 2009, opgemaakt door T. van Endt, psychiater in opleiding, onder supervisie van mw. N.A.J. van de Laar, psychiater en vast gerechtelijk deskundige. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in:
Betrokkene is lijdende aan een ziekelijke stoornis, te weten alcoholafhankelijkheid, misbruik van benzodiazepinen en een paniekstoornis zonder agorafobie welke momenteel grotendeels in remissie is. Daarnaast is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde waren bovengenoemde stoornissen aanwezig.
De paniekstoornis en het misbruik van benzodiazepinen hadden geen invloed op het gedrag van betrokkene ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde. Van de overige stoornissen was de invloed op het gedrag gering. Betrokkene heeft de ongeoorloofdheid van zijn handelen kunnen inzien en was volledig in staat zijn wil in vrijheid te bepalen. Het tenlastegelegde kan hem – indien bewezen – volledig worden toegerekend.
De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt die tot de hare.
7 De vorderingen tot tenuitvoerlegging
met parketnummer 16/604088-06:
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van 107 dagen die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van deze rechtbank van 1 augustus 2006 ten uitvoer zal worden gelegd.
De kennisgeving bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is aan de veroordeelde toegezonden.
Nu de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd opnieuw aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt, te weten de hiervoor bewezen verklaarde feiten, heeft de veroordeelde de algemene voorwaarde, opgelegd bij voormeld vonnis, overtreden.
De rechtbank zal de tenuitvoerlegging van een deel van genoemde voorwaardelijke gevangenisstraf van gelasten. Dit betreft 27 dagen, nu bij rechterlijke beslissing van 9 april 2008 is bepaald dat van voormelde gevangenisstraf van 107 dagen een gedeelte van 80 dagen wordt ten uitvoer gelegd. Voor het overige zal de vordering worden afgewezen.
met parketnummer 16/503502-08:
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van 2 weken die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 9 april 2008 ten uitvoer zal worden gelegd.
De kennisgeving bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is aan de veroordeelde toegezonden.
Nu de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd opnieuw aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt, te weten de hiervoor bewezen verklaarde feiten, heeft de veroordeelde de algemene voorwaarde, opgelegd bij voormeld vonnis, overtreden.
De rechtbank zal de tenuitvoerlegging van genoemde voorwaardelijke gevangenisstraf gelasten.
ten aanzien van beide vorderingen:
De rechtbank heeft acht geslagen op artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 45, 57, 141 en 287 van het Wetboek van Strafrecht
9 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair en impliciet primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair en impliciet subsidiair en onder 2 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van ÉÉN JAAR EN ZES MAANDEN.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/604088-06
- gelast dat van de voorwaardelijke straf van 107 dagen, die bij vonnis d.d. 1 augustus 2006 is opgelegd, voor een gedeelte ten uitvoer zal worden gelegd, te weten voor ZEVEN EN TWINTIG dagen;
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging voor het overige af;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/503502-08
- gelast dat de voorwaardelijke straf van TWEE WEKEN, die bij vonnis d.d. 1 augustus 2006 is opgelegd, ten uitvoer zal worden gelegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P. Killian, voorzitter, mr. P. Wagenmakers en
mr. E. Sikkema, rechters, in tegenwoordigheid van F.P.L. van der Lee, als griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 1 juli 2009.
Mr Sikkema is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.