parketnummer: 16/600058-09 en 16/610618-07 (tul)[P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 1 juli 2009
[verdachte],
geboren op [1958] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres]
raadsvrouwe mr. N. Sprengers, advocaat te Woerden
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 17 juni 2009, waarbij de officier van justitie, mr. E.D.I. Martens, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van, dan wel medeplichtigheid aan het opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, trachten [slachtoffer] van het leven te beroven en het plegen van openlijk geweld jegens [slachtoffer].
De dagvaarding is geldig. Weliswaar is door de raadsvrouwe met betrekking tot het onder subsidiair ten laste gelegde betoogd dat de dagvaarding nietig is, doch de rechtbank zal dit verweer, gelet op haar navolgende beslissing met betrekking tot dit feit, onbesproken laten, nu de verdediging op dit punt geen belang heeft.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft gepleegd hetgeen hem primair en subsidiair is ten laste gelegd en acht bewezen dat verdachte heeft gepleegd hetgeen hem meer subsidiair is ten laste gelegd.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen
van alle ten laste gelegde feiten en wijst daarbij op het ontbreken van voldoende wettig en/of overtuigend bewijs.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft gepleegd hetgeen hem primair en subsidiair is ten laste gelegd. Met name acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte op de hoogte was van het voornemen van [naam] om [slachtoffer] van het leven te beroven. Derhalve kan niet worden bewezen dat er sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en de genoemde [naam]. Gelet op het voorgaande kan evenmin worden bewezen dat verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest bij de poging van [naam] om [slachtoffer] van het leven te beroven.
Verdachte zal derhalve van dit ten laste gelegde dienen te worden vrijgesproken.
De rechtbank acht het meer subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat
hij op 20 december 2008 te Utrecht met een ander, in een voor het publiek
toegankelijke ruimte, te weten café [X], gelegen aan de [Y straat],
openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld
bestond uit het trappen tegen het lichaam van die [slachtoffer];
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen onder meer subsidiair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank bezigt de navolgende bewijsmiddelen tot het bewijs:
Ten aanzien van het onder meer subsidiair ten laste gelegde:
- de verklaring van verdachte ter terechtzitting, - zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende dat hij op 20 december 2008 zich samen met [naam] bevond in het café [X] aan de [Y straat] te Utrecht en dat hij toen zag dat [slachtoffer] daar ook was;
- de aangifte van [slachtoffer] , - zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende, dat hij op 20 december 2008 aanwezig was in café [X] aan de [Y straat] te Utrecht, dat de hem bekende [naam] daar ook aanwezig was, samen met diens vriend [verdachte] en dat hij toen hij na een vechtpartij bij bewustzijn kwam, op de grond lag.
- de verklaring van de getuige [getuige 1] , - zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende dat zij op 20 december 2008 achter de bar werkzaam was in de [X] Saloon aan de [Y straat] te Utrecht, dat [naam] en [verdachte] in het café aanwezig waren, dat de haar bekende
[slachtoffer] het café in kwam, dat zij zag dat [verdachte] een schoppende beweging maakte in de richting van [slachtoffer], die bewusteloos op de grond lag;
- de verklaring van de getuige [getuige 2] , - zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende dat zij op 20 december 2008 in de [X] Saloon aan de [Y straat] te Utrecht was, dat daar een klant genaamd [slachtoffer] was, dat daar ook andere klanten, genaamd [naam] en [verdachte] waren, dat zij zag dat [slachtoffer] op de grond lag en dat [verdachte] en [naam] tegen hem aantrapten en dat [slachtoffer] hierbii in zijn buik geraakt werd;
- de verklaring van de getuige [getuige 3] , - zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende dat hij op 20 december 2008 in het café [X] Saloon was, dat er twee mannen waren die hij kende als [verdachte] en [naam], dat om 21.00 uur de hem bekende [slachtoffer] het cafe in kwam lopen, dat hij zag dat [slachtoffer] op de grond viel, dat [slachtoffer] op de grond bleef liggen, dat hij zag dat [naam] vervolgens trappende bewegingen maakte in de richting van [slachtoffer].
5.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezen verklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Ten aanzien van het onder meer subsidiair ten laste gelegde:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een werkstraf voor de duur van 120 uur, met aftrek van de preventieve hechtenis ad 2 uur per dag, waarvan 20 uur voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, ook als dit inhoudt dat verdachte zich laat behandelen in De Waag en voorts tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 12 februari 2008 opgelegde voorwaardelijke werkstraf van 40 uur.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe van verdachte heeft verzocht verdachte van de gehele tenlastelegging vrij te spreken, en in dat geval de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen, en subsidiair verzocht met betrekking tot de tenuitvoerlegging de proeftijd in het voormelde vonnis te verlengen.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Met betrekking tot de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, heeft de rechtbank met name acht geslagen op de ernst van het bewezenverklaarde.
Verdachte heeft in een openbare gelegenheid – te weten een café – het slachtoffer [slachtoffer], die door eerder tegen hem gepleegd geweld buiten bewustzijn was geraakt en op de grond was gevallen met zijn mededader getrapt.
Aan het slachtoffer is letsel toegebracht.
Feiten als bewezenverklaard veroorzaken gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank met name acht geslagen op:
- een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 28 april 2009, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder wegens geweldsdelicten in aanraking met politie en/of justitie is geweest;
- een adviesrapport betreffende verdachte d.d. 16 januari 2009, opgemaakt door P. Hover, reclasseringsmedewerker van het Leger des Heils te Utrecht;
- een rapport betreffende de geestestoestand van verdachte d.d. 15 mei 2009, opgemaakt door A.J. Klumpenaar, gz-psycholoog. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer in:
Bij betrokkene is sprake van een dysthyme stoornis en een persoonlijkheidsstoornis NAO met ontwijkende en afhankelijke trekken. Er kan aangenomen worden dat deze ook aanwezig waren ten tijde van het delict. Betrokkene wordt verminderd toerekeningsvatbaar geacht.
De rechtbank kan zich met deze conclusie verenigen en maakt die tot de hare.
7 De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van 40 uren werkstraf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 12 februari 2008 ten uitvoer zal worden gelegd.
De kennisgeving bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is aan de veroordeelde toegezonden.
Nu de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd opnieuw aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt, te weten het hiervoor bewezen verklaarde feit, heeft de veroordeelde de algemene voorwaarde, opgelegd bij voormeld vonnis, overtreden.
De rechtbank zal de tenuitvoerlegging van genoemde voorwaardelijke werkstraf gelasten.
De rechtbank heeft acht geslagen op artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht.
De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c en 141 van het Wetboek van Strafrecht
Bewezenverklaring
- verklaart het meer subsidiair tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
Veroordeelt de verdachte voorts tot een TAAKSTRAF, bestaande deze straf uit:
een werkstraf voor de duur van ÉÉN HONDERD EN TWINTIG uren, te vervangen door hechtenis voor de duur van ZESTIG dagen indien de veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
Bepaalt dat van deze taakstraf, een gedeelte bestaande uit de werkstraf, groot TWINTIG uren, te vervangen door hechtenis voor de duur van TIEN dagen indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt; - de veroordeelde na te melden bijzondere voorwaarde niet naleeft:
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de door of namens het Leger des Heils te Utrecht te geven aanwijzingen, zolang die reclasseringsinstelling dat nodig acht, ook als zulks inhoudt dat veroordeelde een behandeling ondergaat bij de Waag te Utrecht,
met opdracht aan voornoemde instelling de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht bij de uitvoering van de werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Ten aanzien van parketnummer 16/610618-07:
Gelast de tenuitvoerlegging van de werkstraf, groot 40 uren, welke voorwaardelijk is opgelegd bij voornoemd vonnis.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P. Killian, voorzitter, mr. P. Wagenmakers en E. Sikkema, rechters, in tegenwoordigheid van F.P.L. van der Lee, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 1 juli 2009.
Mr Sikkema is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.