ECLI:NL:RBUTR:2009:BI8715
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijking van CAO-loonsverhogingen in arbeidsovereenkomst
In deze zaak vorderde [eiser] een bedrag van € 4.956,78 van zijn voormalige werkgever, Fronik Infra B.V., wegens achterstallig loon en onbetaalde vakantiebijslag. [eiser] was van 2 juni 1983 tot 7 maart 2008 in dienst bij Fronik en had een bruto loon van € 3.400,-- per vier weken. De arbeidsovereenkomst was aanvankelijk onderworpen aan de CAO voor het Bouwbedrijf UTA-personeel en later aan de CAO voor de Bouwnijverheid, die een systeem van periodieke loonsverhogingen kende. Gedurende zijn dienstverband waren er echter afspraken gemaakt over afwijkende loonsverhogingen, die in een arbeidsovereenkomst van 17 juli 2006 waren vastgelegd. Deze afspraken hielden in dat de CAO-loonsverhogingen niet van toepassing waren, wat leidde tot een systeem van individueel onderhandelde loonsverhogingen.
De kantonrechter moest beoordelen of deze afwijkende afspraken nietig waren op grond van artikel 12 van de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst (Wet CAO), dat bepaalt dat bedingen die strijdig zijn met een CAO nietig zijn. De rechter concludeerde dat de partijafspraken niet in strijd waren met de CAO, omdat de afgesproken loonsverhogingen voor [eiser] gunstiger waren dan de CAO-loonsverhogingen. De kantonrechter oordeelde dat de loonsverhogingen die [eiser] had bedongen, in de periode van 1 maart 2000 tot 7 maart 2008, in totaal meer waren dan de loonsverhogingen die de CAO voorschreef.
Uiteindelijk werd de vordering van [eiser] afgewezen, en werd hij veroordeeld in de proceskosten. De rechter benadrukte dat de afspraken tussen partijen niet als een ongeoorloofde 'pakketvergelijking' konden worden aangemerkt, en dat de loonsverhogingen die waren overeengekomen, niet in strijd waren met de CAO. Dit vonnis is uitgesproken op 24 juni 2009 door kantonrechter N.V.M. Gehlen.