ECLI:NL:RBUTR:2009:BI6800

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
20 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
257630 / FA RK 08-666020 mei 2009
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor verhuizing van de vrouw met de kinderen naar Spanje afgewezen

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 20 mei 2009 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, die op 10 augustus 1996 in Barcelona zijn gehuwd. De vrouw verzocht om toestemming om met de kinderen naar Spanje te verhuizen, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. De rechtbank oordeelde dat een verhuizing naar Spanje een te grote beperking zou vormen voor de omgang tussen de vader en de kinderen, en dat de verhuizing emotioneel te belastend zou zijn voor de kinderen, gezien hun jonge leeftijd en de gebrekkige communicatie tussen de ouders. De rechtbank heeft vastgesteld dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vrouw in Nederland zal zijn, en heeft een omgangsregeling vastgesteld waarbij de kinderen eenmaal per veertien dagen bij de vader zijn en gedurende de helft van de schoolvakanties.

De rechtbank heeft ook de alimentatie voor de kinderen vastgesteld op € 155,-- per kind per maand, en de vrouw is aangewezen als huurster van de echtelijke woning. De rechtbank heeft de partijen opgedragen om de huwelijksgoederengemeenschap te verdelen, met een notaris als vertegenwoordiger in het geval van onenigheid. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad, behoudens de echtscheiding zelf. De rechtbank heeft de proceskosten voor beide partijen toegewezen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK UTRECHT
257630 / FA RK 08-666020 mei 2009
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rekestnummer: 257630 / FA RK 08-6660
echtscheiding en nevenvoorzieningen
Beschikking van 20 mei 2009
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
nader te noemen de man,
advocaat mr. A.J. Kiela,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
verweerster,
nader te noemen de vrouw,
advocaat mr. H. Rawee.
1. Verloop van de procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder het ter griffie ingediende verzoekschrift, het ingediende verweerschrift tevens verzoekschrift, nog gevolgd door een verweerschrift tevens aanvullend verzoek en nadien ingekomen stukken.
De zaak is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van 22 april 2009.
2. Vaststaande feiten
- Partijen zijn op 10 augustus 1996 te Barcelona, Spanje, met elkaar gehuwd.
- Hun huwelijk is duurzaam ontwricht.
- De man heeft de Nederlandse nationaliteit. De vrouw heeft de Spaanse nationaliteit
- De minderjarige kinderen van partijen zijn:
[naam sub 1], geboren [in 1999] te [woonplaats, [naam sub 2], geboren [in 2004] te [woonplaats].
3. Beoordeling van het verzochte
Op grond van de vaststaande feiten kan het verzoek tot echtscheiding worden toegewezen.
Hetzelfde geldt voor de gevraagde nevenvoorziening met betrekking tot de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, voor zover aanwezig, nu deze onbestreden is gebleven.
Tussen partijen is geschil omtrent het huurrecht van de echtelijke woning, de hoofdverblijfplaats van de kinderen, een door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken.
huurrecht
Elk der partijen vraagt om toewijzing van het huurrecht van de echtelijke woning.
De man heeft daartoe ter zitting gesteld dat hij ermee kan instemmen dat het huurrecht aan de vrouw wordt toegewezen indien de rechtbank bepaalt dat de vrouw met de kinderen in Nederland dient te blijven. In het andere geval verzoekt de man te bepalen dat het huurrecht van de echtelijke woning aan hem wordt toegewezen.
De vrouw heeft gesteld dat zij belang heeft bij het huurrecht van de woning voor de tijd dat zij nog niet naar Spanje is verhuisd.
hoofdverblijfplaats /verdeling zorg- en opvoedingstaken
Zowel de man als de vrouw hebben de rechtbank gevraagd te bepalen dat de verblijfplaats van de kinderen bij de man dan wel bij de vrouw zal zijn. De man heeft dit alleen verzocht voor het geval de vrouw niet met de kinderen in Nederland zou blijven. De vrouw heeft gevraagd tevens te bepalen dat zij gerechtigd zal zijn haar hoofdverblijf en dat van de kinderen naar Spanje te verplaatsen. Subsidiair heeft de man om een omgangsregeling gevraagd van eenmaal per veertien dagen van vrijdagmiddag/-avond tot zondagmiddag/-avond alsmede gedurende de helft van de schoolvakanties.
De vrouw heeft aan haar verzoek het volgende ten grondslag gelegd. De vrouw is in 1994 vanwege haar relatie met de man van Barcelona naar [woonplaats] verhuisd. Hoewel zij redelijk is ingeburgerd heeft zij immer het voornemen gehad om samen met de man en de kinderen in Barcelona te gaan wonen, alwaar haar familie woont. Omdat zij in Nederland haar familie miste en onder haar niveau werkzaam was heeft zij perioden van grote depressiviteit gekend. Voor de geboorte van [naam sub 2] hebben partijen (de man was reeds in gesprek met een werkgever in Spanje) op het punt gestaan naar Spanje te verhuizen welk plan op het laatste moment is afgeblazen. Nadien hebben partijen opnieuw afgesproken om naar Spanje te verhuizen, nadat de vrouw herhaaldelijk opnieuw bij de man had aangedrongen op een verhuizing naar Spanje. Hieraan lag mede ten grondslag dat de gezondheid van haar ouders achteruit gaat, dat de vrouw in Spanje op haar niveau kan werken (in tegenstelling tot de mogelijkheden daartoe in Nederland) en de omstandigheid dat de man als vrachtwagenchauffeur in Spanje werk kan vinden. De man heeft vervolgens echter onverwacht aan de vrouw gezegd dat hij niet naar Spanje wilde verhuizen en dat partijen beter uit elkaar kunnen gaan, waarop hij de echtscheidingsprocedure aanhangig heeft gemaakt.
Met betrekking tot de kinderen stelt de vrouw dat zij een verhuizing naar Spanje goed aan kunnen omdat zij daar hun familie hebben, omdat zij aan de omgeving aldaar gewend zijn en omdat zij de taal goed verstaan. Bovendien gaan zij in Spanje veel om met Spaanse kinderen.
Met betrekking tot het contact tussen de man en de kinderen meent de vrouw een uitgebreid en redelijk voorstel te hebben gedaan voor een bij de nieuwe situatie passende omgangsregeling.
Ter zitting van 22 april 2009 heeft de vrouw benadrukt dat zij nooit naar Spanje zal verhuizen indien zij geen toestemming krijgt om samen met de kinderen te vertrekken. Zij wil in alle omstandigheden bij de kinderen blijven en zal er het beste van maken, ook in het geval zij in Nederland dient te blijven, aldus de vrouw. In dat geval heeft zij geen bezwaar tegen de door de man verzochte omgangsregeling.
De man betwist dat hij aanvankelijk akkoord is gegaan met een verhuizing van het gezin naar Spanje, hoewel hij erkent dat partijen op enig moment hebben gesproken over de mogelijkheid om met het gezin te emigreren. Dat stuitte echter op allerlei praktische bezwaren met betrekking tot werk, scholing en dergelijke. Gelet op de recente ontwikkelingen verzet de man zich tegen een verhuizing van de kinderen omdat dit niet in hun belang is omdat dit voor hen zou beteken dat zij de hun vertrouwde en dierbare omgeving, waarin zij volledig zijn geïntegreerd, moeten achterlaten. De door de vrouw gestelde omstandigheid dat zij in Nederland onder haar niveau werkt is geen reden is om naar Spanje te remigreren. Evenmin de gestelde omstandigheid dat de kinderen familie hebben in Spanje. De kinderen hebben immers ook familie in Nederland. De man meent dat het contact tussen hem en de kinderen illusoir zal zijn indien zij in Spanje wonen.
De rechtbank overweegt het volgende.
In de eerste plaats heeft de vrouw, als ieder ander, in beginsel het recht zich vrijelijk te verplaatsen en haar verblijfplaats te kiezen. Op grond daarvan heeft zij ook het recht om het land te verlaten. Waar het om gaat is de vraag of de vrijheid van de vrouw om samen met de kinderen in Spanje te gaan wonen kan worden beperkt. Vast staat dat partijen gezamenlijk het gezag over de kinderen uitoefenen. Een verhuizing van de vrouw naar Spanje samen met de kinderen brengt mee dat een daadwerkelijke uitoefening van het gezag door de man (met inbegrip van diens omgang met de kinderen) sterk wordt beperkt. Aan de orde is dan ook de vraag of de bescherming van de rechten en vrijheden van de man en de kinderen een inbreuk op de vrijheid van verhuizing van de vrouw naar Spanje rechtvaardigen.
Een verhuizing naar het buitenland vormt een voor de kinderen emotionele belasting waarvan de omvang met name wordt bepaald door hun leeftijd, de mate van contact met hun vader, de reisafstand en de wijze waarop hun ouders met elkaar kunnen communiceren. Hoewel in casu de vrouw een contact- / omgangsregeling heeft voorgesteld, waarvan zij stelt dat deze alle ruimte en flexibiliteit biedt met betrekking tot omgang tussen de man en de kinderen, is voldoende aannemelijk geworden dat het voor de man zowel vanwege zijn werk in de wegenbouw als vanwege zijn financiële mogelijkheden niet haalbaar is om op de door de vrouw voorgestelde wijze contact met de kinderen te onderhouden. Dit betekent dat een zo frequent mogelijke omgang tussen de kinderen en de man op onaanvaardbare wijze zal worden beperkt.
Gelet op het vorenstaande, de nog zeer jonge leeftijd van de kinderen en de omstandigheid dat van een goede communicatie tussen partijen niet is gebleken dient te worden geconcludeerd dat het verzoek van de vrouw om te bepalen dat zij gerechtigd zal zijn om haar hoofdverblijf en dat van de kinderen naar Spanje te verplaatsen dient te worden afgewezen.
Nu de vrouw heeft verklaard dat zij in alle gevallen bij de kinderen wil blijven zal de rechtbank bepalen dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij haar (in Nederland) zal zijn en tevens de door de man gevraagde omgangsregeling vaststellen.
echtelijke woning
Gelet op de verklaring van de man dat hij ermee kan instemmen dat aan de vrouw het huurrecht wordt toegewezen indien wordt bepaald dat de vrouw niet gerechtigd zal zijn om samen met de kinderen naar Spanje te verhuizen, zal de rechtbank aan de vrouw het huurrecht van de woning toewijzen.
kinderalimentatie
De vrouw heeft gevraagd de door de man te betalen bijdrage voor de kinderen vast te stellen op € 200,-- per kind per maand.
De man heeft de gestelde (hoogte) van de behoefte niet betwist. De man heeft aangevoerd dat hij niet voldoende draagkracht heeft om de gevraagde bijdragen te betalen. Op grond van zijn draagkracht biedt de man aan om met een bedrag van € 137,-- per kind per maand bij te dragen. De vrouw stelt zich op het standpunt dat er meer draagkrachtruimte is.
Een onderzoek naar de draagkracht van de man zal moeten uitwijzen of de man in staat moet worden geacht om de gevraagde bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen te betalen. Als uitgangspunt dient de ter zitting van 22 april 2009 van de zijde van de man overgelegde draagkrachtberekening die ziet op de omstandigheid dat de vrouw met de kinderen in Nederland blijft.
draagkracht
inkomen en bijstandsnorm
Conform de jaaropgave over 2008 geniet de man een bruto jaarinkomen van € 36.759,-- inclusief vakantietoeslag. De bijdrage voor de zorgverzekeringswet bedraagt € 2.249,-- op jaarbasis. Op de man is de norm voor een alleenstaande van toepassing.
woonlasten
De man - die thans nog de huur voor de echtelijke woning betaalt ad € 440,-- per maand betaalt en tevens de daaraan verbonden vaste lasten - heeft een fictieve huur voor eigen woonruimte opgevoerd van € 500,-- per maand. Nu aan de vrouw het huurrecht van de echtelijke woning zal worden toegewezen en zij de huurlast ervan zal dragen, houdt de rechtbank aan de zijde van de man in redelijkheid rekening met een (fictieve) huurlast van
€ 500,-- per maand.
premie zorgverzekering
De premie zorgverzekering bedraagt € 85,-- per maand.
kosten omgang
Gelet op de vast te stellen omgangsregeling van eenmaal per veertien dagen een weekeinde en tevens de helft van de schoolvakanties houdt de rechtbank, op grond van de van toepassing zijn alimentatienormen, rekening met kosten omgang van € 60,-- per maand.
aflossing schulden
De man heeft de navolgende schulden opgevoerd. Een bedrag van € 140,-- per maand met betrekking tot een schuld bij Interbank. Een bedrag van € 100,-- per maand voor een ANWB/Visa creditcard. Een bedrag van € 69,50 aan PrimeLine.
De vrouw heeft voornoemde schulden op zich niet betwist. Met betrekking tot het daarnaast door de man opgevoerde bedrag van € 62,84 per maand die ziet op een RVS krediet/spaarconstructie hebben partijen ter zitting afgesproken dat elk van partijen de helft hiervan op zich neemt, zijnde € 31,50 per maand.
Gelet op het vorenstaande houdt de rechtbank rekening met voornoemde bedragen, zijnde in totaal € 341,-- per maand.
Het onderzoek naar de draagkracht van de man leidt tot de conclusie dat hij in staat moet worden geacht om met een bedrag van € 155,-- per kind per maand bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen.
4. Beslissing
4.1. De rechtbank spreekt uit de echtscheiding tussen partijen.
4.2. De minderjarige kinderen [naam sub 1] en [naam sub 2] zullen hun hoofdverblijfplaats bij de vrouw (in Nederland) hebben, met ingang van heden.
4.3. De rechtbank bepaalt het bedrag dat de man aan de vrouw zal verstrekken tot verzorging en opvoeding van de kinderen op € 155,-- per kind per maand, met ingang van de dag van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand en telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
4.4. De kinderen zullen eenmaal per veertien dagen van vrijdagmiddag/-avond tot zondagmiddag/-avond bij de man zijn alsmede gedurende de helft van de schoolvakanties.
4.5. De vrouw zal de huurster zijn van de woning aan de [adres], met ingang van de dag van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand.
4.6. Partijen dienen met elkaar over te gaan tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap.
Wanneer zij binnen veertien dagen na de inschrijving van deze beschikking geen overeenstemming over de keuze van een notaris hebben bereikt, zullen de werkzaamheden van deze verdeling worden verricht voor mr. G.H. Beens, notaris te [woonplaats], of diens waarnemer of opvolger.
Wanneer de vrouw niet meewerkt aan de verdeling zal mr. A.J.P. Ariëns, advocaat te Amersfoort, als haar vertegenwoordiger optreden.
Wanneer de man niet meewerkt aan de verdeling zal mr. D.J.A.C. Bakker, advocaat te Amersfoort, als zijn vertegenwoordiger optreden.
4.7. Deze beslissing is tot zover uitvoerbaar bij voorraad, behoudens het gedeelte onder 4.1.
4.8. Het meer of anders verzochte wordt afgewezen.
4.9. De partijen moeten hun eigen proceskosten betalen.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.C. Stijnen, (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van mr. E.A.L. Klok, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2009