ECLI:NL:RBUTR:2009:BI6706

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
24 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/601288-08 [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging van psychiater door verdachte met woorden tijdens zitting

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 24 februari 2009, stond de verdachte terecht voor bedreiging van zijn psychiater. De tenlastelegging betrof bedreigingen die de verdachte op 20 oktober 2008 had geuit tijdens een zitting in het Willem Arntsz huis te Utrecht. De psychiater, die als aangever optrad, verklaarde dat de verdachte hem had bedreigd met de woorden: 'ik zal jou eens in je kont neuken'. Deze bedreiging werd ondersteund door getuigenverklaringen van collega's van de psychiater, die ook bedreigende uitspraken van de verdachte hadden gehoord. De rechtbank oordeelde dat de bedreiging wettig en overtuigend bewezen kon worden geacht, maar sprak de verdachte vrij van andere tenlasteleggingen, waaronder het gebruik van kwetsende termen zoals 'hoerenzoon'. De rechtbank hield rekening met de psychiatrische toestand van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor vergelijkbare feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen van Reclassering Nederland en zich onder ambulante begeleiding van het ACT-3 team moet stellen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar was, maar dat er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De uitspraak benadrukte de ernst van de bedreiging en de noodzaak van begeleiding voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/601288-08 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 24 februari 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1983] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in de P.I. Utrecht, Huis van Bewaring, locatie Nieuwegein
raadsman mr. R.I.R. Denz, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 10 februari 2009, waarbij de officier van justitie, mr. W.J. Nijkerk, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
zijn psychiater heeft bedreigd.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tonen van een vlindermes dan wel een puntig voorwerp, omdat voor dit deel van de tenlastelegging onvoldoende bewijs in het dossier voorhanden is.
De officier van justitie acht het aan verdachte ten laste gelegde feit voor het overige wettig en overtuigend bewezen, gelet op de aangifte, de getuigenverklaringen en de verklaring van verdachte.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van oordeel dat het tonen van een vlindermes dan wel een puntig voorwerp wegens gebrek aan bewijs niet bewezen kan worden verklaard.
De verdediging is voorts van oordeel dat de rechtbank ook voor wat betreft de ten laste gelegde woordelijke bedreigingen niet tot een bewezenverklaring kan komen. De raadsman voert daartoe aan dat een psychiater uit hoofde van zijn functie wel wat gewend moet zijn en dat de woorden van zijn cliënt, iemand met een ziekelijke stoornis, daardoor niet kunnen hebben geleid tot een bedreigd gevoel bij de psychiater. Verdachte zou de woorden ook niet bedreigend hebben bedoeld.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is -met de officier van justitie en de raadsman- van oordeel dat het tonen van een vlindermes dan wel een puntig voorwerp wegens gebrek aan voldoende wettig en overtuigend bewijs niet bewezen kan worden geacht. De rechtbank zal de verdachte van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte het slachtoffer met woorden heeft bedreigd. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt:
Aangever [naam] verklaarde bij de politie dat hij werkzaam was bij het Willem Arntsz huis te Utrecht als psychiater van verdachte. Op 20 oktober 2008 zou er tijdens een zitting op het Willem Arntsz huis uitspraak worden gedaan ter zake een rechterlijke machtiging voor verdachte. Na afloop van deze zitting riep verdachte naar aangever “ik zal jou eens in je kont neuken”. Aangever verklaarde van receptionist [getuige 1] en van collega [getuige 2] te hebben gehoord dat verdachte later nog meer bedreigingen jegens hem had geuit. Aangever verklaarde door de bedreigingen bang te zijn voor verdachte, omdat hij weet dat verdachte zeer gevaarlijk kan zijn. Aangever durfde niet meer alleen naar huis te fietsen.
De rechtbank overweegt dat de verklaring van aangever wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 2], die bij de politie verklaarde dat verdachte tegen hem had gezegd “ik heb mij binnen ingehouden, ik wacht buiten op hem om hem te pakken” en door de verklaring van getuige [getuige 1], die bij de politie verklaarde dat verdachte tegen hem had gezegd “ik moet [naam] zijn keel doorsnijden” .
Verdachte verklaarde ter terechtzitting dat hij op 20 oktober 2008 bij de zitting aanwezig was geweest en dat hij boos was op hetgeen zijn psychiater tegen en over hem zei. Verdachte verklaarde dat hij in zijn boosheid woorden tegen zijn psychiater had gezegd, waaronder “ik zal jou eens in je kont neuken” .
De verklaring van aangever en de getuigenverklaringen leiden in onderlinge samenhang met de verklaring van de verdachte tot het oordeel van de rechtbank dat het ten laste gelegde feit bewezen kan worden verklaard.
De rechtbank overweegt daarbij dat uit de verklaring van aangever, dat hij door de geuite woorden bang was voor verdachte en dat hij daardoor niet meer alleen naar huis durfde te fietsen, blijkt dat de woorden van verdachte wel degelijk tot een bedreigd gevoel bij aangever hebben geleid. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de bedreiging van dien aard is en onder zulke omstandigheden is gedaan dat deze in het algemeen een dergelijke vrees kan opwekken.
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde “hoerenzoon”, nu dit woord naar het oordeel van de rechtbank geen bedreiging in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht oplevert.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 20 oktober 2008 te Utrecht zijn psychiater [naam] heeft bedreigd met verkrachting en met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- voornoemde [naam] de woorden toegevoegd: "Ik zal jou eens in je kont
neuken" en vervolgens
- aan [getuige 2] (collega van [naam]) de woorden heeft geuit: "Ik wacht buiten op hem om hem te pakken" en
- aan [getuige 1] (baliemedewerker bij het Willem Arntszhuis) de woorden heeft geuit:
"Ik moet [naam] zijn keel doorsnijden",
althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking en van welke
woorden tegen [getuige 2] en [getuige 1] gezegd, die [naam] kennis nam.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
Bedreiging met verkrachting en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De officier van justitie vordert bij de voorwaardelijke gevangenisstraf een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact, ook als dat inhoudt dat verdachte zich moet laten behandelen door het ACT-3 team van Altrecht.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat, als de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, zij zich aansluit bij het advies van de psychiater om verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen van hulpverleners.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstige bedreiging van zijn psychiater. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij zijn psychiater in de uitoefening van zijn beroep ernstig heeft bedreigd.
Blijkens het strafblad van verdachte d.d. 5 december 2008 is verdachte eerder veroordeeld voor -onder meer- bedreiging tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Uit de psychologische rapportage van 22 januari 2009, opgemaakt door drs. R.A. Sterk, volgt dat de psycholoog vanuit strikt forensisch oogpunt geen uitspraak heeft kunnen doen over de mate van toerekeningsvatbaarheid, omdat de psycholoog onvoldoende zicht heeft gekregen op de exacte aard van de stoornis of gebrekkige ontwikkeling van verdachte en dat het de psycholoog ontbreekt aan zicht op de relatie tussen de eventuele psychiatrische problematiek en het ten laste gelegde.
Op basis van de documentatie over de psychiatrische behandelgeschiedenis van verdachte acht de psycholoog het aannemelijk dat er sprake is van een vermindering van de toerekeningsvatbaarheid. Echter de mate waarin daarvan sprake is kan niet worden bepaald. De psycholoog overweegt verder dat een goed gefundeerde uitspraak -mede op grond van het hiervoor gestelde- niet mogelijk is. Echter gelet op de ernstige psychiatrische problematiek en de uitgebreide justitiële voorgeschiedenis is het aannemelijk dat de kans op herhaling als verhoogd kan worden ingeschat. Behandeling is daarom in de visie van de psycholoog geïndiceerd. Met inachtneming van de beperkingen van het onderzoek concludeert de psycholoog dat behandeling door het ACT-3 team aangewezen lijkt.
Psychiater M.A.M. van der Geld heeft in zijn rapport d.d. 20 januari 2009 geconcludeerd dat verdachte lijdende was aan een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens en dat een groot causaal verband bestaat tussen het tenlastegelegde en de aanwezige psychiatrische stoornissen. De psychiater concludeert dat verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar moet worden verklaard. De psychiater geeft aan dat de kans op herhaling erg groot is gelet op de vele aanvaringen, in de vorm van bedreigingen, in het verleden binnen en buiten een behandelsetting.
De psychiater adviseert om verdachte een zo lang mogelijke voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden, bestaande in het zich binnen zeer strakke en gestructureerde bijna rigide kaders richten naar de aanwijzingen van hulpverleners en het nemen van (antipsychotische) medicatie. Het ACT-3 team heeft de bereidheid uitgesproken de begeleiding van verdachte op zich te nemen.
Ter terechtzitting was de heer Van Veen, verpleegkundige bij het ACT-3 team van Altrecht, aanwezig. De heer van Van Veen heeft op de zitting verklaard dat het ACT-3 team bereid is om verdachte te begeleiden, zij het onder de voorwaarde dat verdachte doet wat het ACT-3 team wil dat er gebeurt.
De rechtbank neemt de conclusie van de psychiater met betrekking tot de ziekelijke stoornis, de vrees voor herhaling en de toerekeningsvatbaarheid over.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een voorwaardelijke straf met verplichte begeleiding als bijzondere voorwaarde geïndiceerd is. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de aard van het bewezenverklaarde feit, met een lagere voorwaardelijke straf dan door de officier van justitie gevorderd kan worden volstaan.
De rechtbank overweegt daarbij wel dat zij niet de door de psychiater geadviseerde bijzondere voorwaarde “het nemen van (antipsychotische) medicatie” zal opnemen.
De rechtbank is van oordeel dat deze voorwaarde niet past in het stelsel van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank zal de verdachte veroordelen tot een:
- Gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen van Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt dat verdachte zich onder ambulante begeleiding van het ACT-3 team van Altrecht moet stellen.
Onder het geven van aanwijzingen en ambulante begeleiding wordt niet begrepen het verplicht nemen van (antipsychotische) medicatie.
6 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
7 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het tonen van een vlindermes, althans een puntig voorwerp;
- spreekt verdachte vrij van het ten laste gelegde “hoerenzoon”;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Bedreiging met verkrachting en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 (ZES) MAANDEN, waarvan
2 (TWEE) MAANDEN voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt dat verdachte zich onder ambulante begeleiding van het ACT-3 team van Altrecht moet stellen. Onder het geven van aanwijzingen en ambulante begeleiding wordt niet begrepen het verplicht nemen van (antipsychotische) medicatie;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Kuijer, voorzitter, mr. J.F. Dekking en mr. J.M. Bruins, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.F. van Dam, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 24 februari 2009.
Mr. Dekking is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging