ECLI:NL:RBUTR:2009:BI6339

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
7 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/604508-06
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bezit van kinderpornografische afbeeldingen met gevolgen voor de verdachte

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Utrecht op 7 april 2009 uitspraak gedaan tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het in bezit hebben van kinderpornografische afbeeldingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat kinderporno bijzonder ongewenst is, omdat de vervaardiging ervan vaak gepaard gaat met seksueel misbruik en exploitatie van kinderen, wat schadelijke effecten heeft op hun ontwikkeling. De verdachte is verantwoordelijk voor het in stand houden van de vraag naar kinderporno door het verzamelen ervan.

Het onderzoek tegen de verdachte begon met een doorzoeking van zijn woning, waarbij de verdediging aanvoerde dat er onvoldoende startinformatie was voor deze doorzoeking, waardoor de verkregen gegevens als onrechtmatig verkregen bewijs moesten worden uitgesloten. De rechtbank oordeelde echter dat er voldoende reden was voor de doorzoeking, gezien het redelijke vermoeden van schuld aan een strafbaar feit. De rechtbank vond dat de verdediging niet in zijn belangen was geschaad, ondanks de onregelmatigheden in het voorbereidend onderzoek.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, die niet ten uitvoer zal worden gelegd, en een taakstraf van tachtig uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren wordt verricht. De tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, wordt in mindering gebracht op de werkstraf. De rechtbank heeft ook enkele inbeslaggenomen voorwerpen verbeurd verklaard, die zijn gebruikt bij de bewezen verklaarde feiten. De beslissing is gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/604508-06
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 7 april 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1951 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [woonadres],
raadsman mr. L.G.U. Compri, advocaat te Nijmegen.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 24 maart 2009, waarbij de officier van justitie, mr. A.M.F. van Veghel, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De op de terechtzitting van 24 maart 2009 (wederom) gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte een beroep en/of gewoonte heeft gemaakt van het verspreiden en/of in bezit hebben van kinderporno.
3. De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie:
Door de raadsman is ter terechtzitting een beroep gedaan op niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Dit beroep komt -kort gezegd- hierop neer:
Het onderzoek tegen verdachte is begonnen met een doorzoeking van de woning van verdachte. Voor deze doorzoeking was naar het oordeel van de verdediging onvoldoende startinformatie aanwezig, zodat de uit die doorzoeking verkregen gegevens als onrechtmatig verkregen bewijs achterwege gelaten dienen te worden. Alles aldus de raadsman.
Op een eerdere terechtzitting in deze zaak zijn door de officier van justitie een 9-tal foto’s getoond, afkomstig van een aantal van 624 welke niet door de politie aan verdachte waren voorgehouden. Verdachte is hierdoor ernstig benadeeld in zijn verdediging. Door deze onjuiste foto’s ter terechtzitting te tonen zijn de rechtbank en alle bij de zaak betrokkenen door het openbaar ministerie misleid. Alles aldus de raadsman.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op een computer een kinderpornografische film voorhanden zou hebben gehad. De betreffende computer is bij verdachte inbeslaggenomen.
Bij het onderzoek is door de politie geen kopie van de harde schijf gemaakt waarop deze film zou zijn aangetroffen. Als gevolg daarvan is het onmogelijk geworden vast te stellen wat ten tijde van de inbeslagname op deze schijf aanwezig was en het is tevens verdachte onmogelijk gemaakt een onafhankelijk onderzoek op deze schijf te laten uitvoeren teneinde de aannemelijkheid van zijn versie een feitelijke basis te geven. Dit is in strijd met een behoorlijke procesorde en in strijd met de eigen richtlijnen van het O.M.
Aldus de raadsman.
De rechtbank is naar aanleiding van het onderzoek van oordeel dat ten tijde van de start van het onderzoek tegen verdachte sprake was van een dusdanig redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit dat doorzoeking van de woning van verdachte gerechtvaardigd en geboden was.
De rechtbank is van oordeel dat het voorbereidend onderzoek in deze zaak niet de schoonheidsprijs verdient. Dat heeft echter niet tot gevolg dat in deze sprake is van schendingen, die een ernstige inbreuk vormen op de beginselen van een goede procesorde, waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. Voorts is door het Openbaar Ministerie meermalen de tenlastelegging, in corrigerende en laatstelijk in voor verdachte gunstige zin, gewijzigd en is verdachte hierbij niet in zijn belangen geschaad.
Een en ander leidt naar het oordeel van de rechtbank ertoe dat de officier van justitie in zijn vervolging ontvankelijk is.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis wordt gehecht.
4.2. De bewijsoverwegingen
4.3. De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op de wijze als vermeld in bijlage II van dit vonnis. De inhoud van deze bijlage geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
5.1. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezen verklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Telkens een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben.
5.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar alsmede een werkstraf van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis met aftrek van de preventieve hechtenis.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Voor wat betreft de ernst van de feiten overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in bezit hebben van kinderpornografische afbeeldingen. Kinderporno is bijzonder ongewenst, met name omdat bij de vervaardiging ervan kinderen seksueel plegen te worden misbruikt en geëxploiteerd hetgeen, naar algemeen bekend is, veelal buitengewoon schadelijke effecten voor de ontwikkeling van de betrokken kinderen tot gevolg heeft. Verdachte moet mede verantwoordelijk worden gehouden voor genoemd seksueel misbruik van kinderen, omdat hij, door kinderporno te verzamelen, heeft bijgedragen aan de instandhouding van de vraag ernaar.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte van 18 maart 2009, waaruit blijkt dat verdachte in 2002 wegens een pedoseksueel delict is veroordeeld.
7. Het beslag
Onder de stukken bevindt zich een lijst van inbeslaggenomen voorwerpen. Deze lijst is als bijlage III aan dit vonnis gehecht.
7.1. De verbeurdverklaring
De op deze lijst onder de nummers 10, 15 en 16 vermelde voorwerpen, te weten:
een harddisk, merk Freecom,
een computer, merk Compaq,
een cd-rom, genummerd 1.6.4.1,
zijn vatbaar voor verbeurdverklaring.
Gebleken is dat de bewezen verklaarde feiten zijn begaan of voorbereid met behulp van deze voorwerpen.
De overige op deze lijst vermelde voorwerpen zullen aan verdachte worden teruggegeven.
8. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 240b van het Wetboek van Strafrecht.
9. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de hiervoorvermelde strafbare feiten oplevert;
- verklaart verdachte strafbaar;
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van TWEE MAANDEN.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Veroordeelt de verdachte voorts tot een TAAKSTRAF, bestaande deze straf uit een WERKSTRAF voor de duur van TACHTIG uren, te vervangen door hechtenis voor de duur van VEERTIG dagen indien de veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht bij de uitvoering van de werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Beslag
- verklaart verbeurd de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 10, 15 en 16, genummerd 1.6.4.1;
- gelast de teruggave aan verdachte van de overige op deze lijst vermelde voorwerpen.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Bender, voorzitter, mr. L.E. Verschoor-Bergsma en
mr. J.P. Killian, rechters, in tegenwoordigheid van F.P.L. van der Lee, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 7 april 2009.