ECLI:NL:RBUTR:2009:BI6333

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
7 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/711914-08
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor afpersing en poging tot diefstal met geweld in Nieuwegein

Op 7 april 2009 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 24 september 2008 in Nieuwegein samen met een mededader een afpersing heeft gepleegd en heeft geprobeerd in te breken in de woning van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vierentwintig maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De feiten zijn als volgt: de verdachte en zijn mededader hebben het slachtoffer, [aangever 1], onder bedreiging met een mes gedwongen om geld en een telefoon af te geven. Tevens hebben zij geprobeerd in te breken in de woning van het slachtoffer, maar dit misdrijf is niet voltooid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich niet heeft gedistantieerd van de gewelddadige gedragingen van zijn mededader en dat hij actief heeft deelgenomen aan de poging tot inbraak. De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, waarbij het slachtoffer ernstige gevoelens van angst en onveiligheid heeft ervaren. De verdachte is vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar de rechtbank achtte de afpersing en de poging tot diefstal met braak bewezen. De vordering van de benadeelde partij, [aangever 1], voor immateriële schade van € 900,-- is toegewezen. De rechtbank heeft ook verbeurdverklaring van inbeslaggenomen voorwerpen gelast.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/711914-08 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 7 april 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1986 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
gedetineerd in de P.I. Utrecht, HvB locatie Nieuwegein te Nieuwegein, De Liesbosch 100.
raadsman mr. R.J.A. Segerink, advocaat te Utrecht.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 24 maart 2009, waarbij de officier van justitie, mr. A.M.F. van Veghel, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 24 september 2008 te Nieuwegein een diefstal met geweld en/of een afpersing in vereniging en een poging tot diefstal met braak in vereniging zou hebben gepleegd.
3. De beoordeling van het bewijs
3.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in vereniging op 24 september 2008 het slachtoffer [aangever 1] heeft afgeperst en in vereniging heeft gepoogd in te breken in de woning van de ouders van [aangever 1].
3.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de onder 1 tenlastegelegde diefstal met geweld en/of afpersing in vereniging.
De raadsman voert hiertoe aan dat verdachte in eerste instantie niet wist dat zijn mededader een mes bij zich had en dat het slachtoffer met dit mes werd bedreigd. Ook zou verdachte niets hebben gemerkt van de afgifte van geld en/of goederen door het slachtoffer aan verdachtes mededader. Verdachte heeft zich volgens de verdediging uitsluitend geconcentreerd op het openbreken van de deur van de woning van de ouders van het slachtoffer.
3.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is, in tegenstelling tot wat door de verdediging is betoogd, van oordeel dat verdachte zich wel aan de tenlastegelegde afpersing in vereniging heeft schuldig gemaakt.
Verdachte heeft bij de politie ter gelegenheid van zijn verhoor op 15 december 2008 verklaard dat hij had gezien dat zijn mededader uit het dashboardkastje dan wel vanonder de stoel van de auto waarin hij en zijn mededader naar de woning van de ouders van het slachtoffer waren gereden een mes pakte. Daarna is zijn mededader met het mes, gevolgd door verdachte, naar de woning en het slachtoffer gelopen. Verdachte verklaart in soortgelijke bewoordingen ter gelegenheid van zijn verhoor door de rechter-commissaris op 18 december 2008.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte in onvoldoende overtuigende mate op zijn zojuist vermelde verklaringen ter terechtzitting is teruggekomen.
Ter terechtzitting zijn voorts beelden van de bewakingscamera die aan de woning van de ouders van het slachtoffer was bevestigd, vertoond. Op die beelden is duidelijk te zien dat verdachte op het moment van de afgifte van onder andere de telefoon door het slachtoffer aan de mededader van verdachte tussen de mededader en het slachtoffer doorloopt. Daaruit heeft de rechtbank geconcludeerd dat verdachte in ieder geval de afgifte daarvan door het slachtoffer aan de mededader van verdachte heeft kunnen en moeten waarnemen.
3.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft gepleegd hetgeen hem onder 1 in de tweede plaats en onder 2 is tenlastegelegd, met dien verstande, dat
1.
hij op 24 september 2008 te Nieuwegein tezamen en in vereniging met een ander aan de [adres] aldaar met het oogmerk zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [aangever 1] heeft gedwongen tot afgifte van een telefoon en een geldbedrag, toebehorende aan voornoemde [aangever 1], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat zijn mededader voornoemde [aangever 1] heeft bedreigd met een mes en met dat mes in de rug van voornoemde [aangever 1] heeft geprikt.
2.
hij op 24 september 2008 te Nieuwegein tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan de [adres] weg te nemen goederen en/of geld, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning te verschaffen door middel van braak, met een koevoet en/of een schroevendraaier en/of een ander (breek)voorwerp tussen de deur(naad) heeft gewrongen/gewrikt, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank bezigt de navolgende bewijsmiddelen tot het bewijs:
Ten aanzien van het onder 1 in de tweede plaats en onder 2 bewezenverklaarde:
De verklaring van de aangever [aangever 1] , - zakelijk weergegeven en voor zover hier van belang - inhoudende dat hij op 23 september 2008 omstreeks 14.30 uur de woning van zijn ouders aan de [adres] te Nieuwegein had verlaten. Hij had de woning afgesloten. Hij deed het alarm erop en de voordeur op slot. Alle ramen en deuren waren dicht. De woning was voorzien van een luid alarm. Zijn ouders waren met vakantie. Zij hadden een kluis. In de nacht van 23 op 24 september 2008 keerde hij bij de woning terug. Toen hij naar de voordeur liep zag hij dat deze behoorlijk beschadigd was. Hij begreep dat men had gepoogd in de woning in te breken. De deur was echter nog dicht. Toen zag hij een jongen zijn kant oplopen. Hij hoorde dat deze tegen hem zei: deur open. Direct voelde hij iets scherps in zijn rug. Hij wist dat het een mes was. Vervolgens zag hij een dikke jongen aan komen lopen. Hij hoorde hem ook zeggen dat hij de deur open moest doen. Hij heeft met de sleutel geprobeerd de deur open te krijgen. Dat lukte niet. De dikke jongen ging proberen de deur te openen. De dunne jongen duwde het mes in zijn rug.
Vervolgens liep de dikke jongen weg. De dunne jongen zei tegen hem: heb je iets? Hij had geld en een telefoon in zijn broekzak. Die heeft hij eruit gepakt en aan die jongen gegeven. Hij was bang dat wanneer hij deze niet zou geven de dunne jongen mogelijk het mes zou gaan gebruiken. Hij had ongeveer 200 euro aan contant geld, dat hij ook afgaf. De dikke jongen kwam daarop terug met een koevoet. Hij begon aan de deur te duwen en te trekken met de koevoet ertussen. Hij zag dat de dikke jongen de deur open kreeg en bijna naar binnen viel. Vervolgens ging het alarm af. De dikke jongen rende de woning uit. Hij heeft niet kunnen zien waarheen de jongens gerend zijn. Het goed dat was weggenomen was van hem. Niemand had het recht dit zich toe te eigenen door geweld en bedreiging met geweld.
De verklaring van verdachte , afgelegd bij de politie op 15 december 2008 – zakelijk weergegeven en voor zover hier van belang – inhoudende dat hij werd gebeld door een jongen. Die vertelde hem dat hij een huis wist waar geld was. Er was niemand thuis. Hij wist 100% zeker dat er geld lag. Hij heeft ja gezegd. Ze zijn er heen gereden. De jongen pakte een koevoet uit zijn kofferbak en gaf die aan verdachte. Hij zei dat verdachte beter de deur kon openmaken omdat hij zwaarder was. Verdachte probeerde de deur met de koevoet open te breken. Het lukte niet. Ze zijn weggegaan naar een plek waar de jongen meer gereedschap ophaalde. Toen ze terug kwamen zagen ze de jongen van het huis aankomen. De jongen die bij hem was herkende de jongen van het huis. Hij pakte een mes dat lag in het dashboardkastje of onder zijn stoel. Hij liep over het grasveld. Hij had de jongen van het huis vast. Verdachte heeft gezegd dat de jongen stil moest zijn. Uiteindelijk ging de deur open nadat het hem was gelukt deze open te breken, maar het alarm ging af. De andere jongen en verdachte renden weg.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
De hiervoor weergegeven verklaring van de aangever [aangever 1], voorzover het de poging tot diefstal met braak betreft;
De bekennende verklaring van verdachte hieromtrent ter terechtzitting.
Ten aanzien van het onder 1 in de tweede plaats en het onder 2 bewezenverklaarde:
De hiervoor genoemde beelden van de bewakingscamera, als hiervoor vermeld.
4. De strafbaarheid
4.1. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van het onder 1 in de tweede plaats bewezenverklaarde:
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
4.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5. De strafoplegging
5.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de preventieve hechtenis, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en toezicht van de reclassering.
5.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken van het onder 1 tenlastgelegde en met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een straf gelijk aan het voorarrest.
5.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Voor wat betreft de ernst van het bewezenverklaarde heeft de rechtbank met name acht geslagen op de zeer ernstige aard daarvan. Verdachte heeft samen met zijn mededader gepoogd in de woning van de ouders van het slachtoffer in te breken. Toen zij daarbij werden overlopen door het slachtoffer is het slachtoffer door de mededader aan de openbare weg langere tijd met een mes bedreigd en daarmee in zijn rug geprikt en is het slachtoffer daardoor gedwongen geld en een telefoon aan de mededader af te geven. Verdachte heeft op geen enkel moment afstand genomen van de gedragingen van zijn mededader. Integendeel: verdachte heeft op dreigende wijze gezegd tegen het slachtoffer dat hij stil moest zijn en is doorgegaan te pogen in de woning in te breken. Toen de voordeur openging heeft eerst het afgaan van het alarm van de woning gemaakt dat verdachte en zijn mededader zijn gevlucht. Bij het slachtoffer zijn ernstige gevoelens van schrik en angst teweeggebracht waar hij nu nog steeds last van heeft. Feiten als ten laste gelegd en bewezen verklaard veroorzaken voorts gevoelens van onrust en van onveiligheid in de maatschappij.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank met name acht geslagen op:
- een uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 17 december 2008, waaruit blijkt dat verdachte eerder wegens een vermogensdelict, doch niet eerder wegens een geweldsdelict in aanraking met politie en/of justitie is geweest;
- een voorlichtingsrapport betreffende verdachte d.d. 20 februari 2009, opgemaakt door mw. N. Stolker, reclasseringswerker van Reclassering Nederland, arrondissement Utrecht.
6. De benadeelde partij
De benadeelde partij [aangever 1] vordert een schadevergoeding van € 900,-- voor feit 1 ter zake van immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
7. Het beslag
Onder de stukken bevindt een lijst van inbeslaggenomen voorwerpen. Deze lijst is als bijlage II aan dit vonnis gehecht.
7.1. De verbeurdverklaring
De op deze lijst onder de nummers 17 en 18 vermelde voorwerpen, te weten:
een schroevendraaier, merk Stanley, handvat geel-zwart,
een schroevendraaier, merk Skandia, kleur zwart,
zijn vatbaar voor verbeurdverklaring.
Gebleken is dat het onder 2 bewezen verklaarde feit is begaan of voorbereid met behulp van deze voorwerpen.
De overige op deze lijst vermelde voorwerpen zullen aan verdachte worden teruggegeven.
8. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 45, 57, 310, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
9. De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 1 in de eerste plaats tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 in de tweede plaats en het onder 2 tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van VIER EN TWINTIG MAANDEN.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot ACHT MAANDEN, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Stelt daarbij een proeftijd vast van TWEE JAREN.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
- de veroordeelde na te melden bijzondere voorwaarde niet naleeft, te weten dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de door of namens de Reclassering Nederland, arrondissement Utrecht te geven aanwijzingen, zolang die reclasseringsinstelling dat nodig acht, met opdracht aan voornoemde instelling de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beslag
- verklaart verbeurd de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 17 en 18;
- gelast de teruggave aan verdachte van de overige op deze lijst vermelde voorwerpen.
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 1] van € 900,-- (zegge negen honderd euro) ter zake van immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 1], € 900,-- (zegge negen honderd euro) te betalen, bij niet betaling te vervangen door 18 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Bender, voorzitter, mr. L.E. Verschoor-Bergsma en mr. J.P. Killian, rechters, in tegenwoordigheid van F.P.L. van der Lee, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 7 april 2009.