ECLI:NL:RBUTR:2009:BI6266

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
3 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-600127-09
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal en oplichting door middel van babbeltruc

Op 3 juni 2009 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere diefstallen en oplichtingen. De rechtbank achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal van portemonnees en oplichting door middel van een babbeltruc. De verdachte had zich toegang verschaft tot de woningen van de slachtoffers door zich voor te doen als iemand die hulp nodig had, en hen vervolgens bewogen tot het afgeven van geld of goederen. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van de aangevers, die consistent en gedetailleerd waren, en op de modus operandi van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat de verdachte niet tot bewezenverklaring kon komen, en sprak de verdachte vrij van één van de ten laste gelegde feiten wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 18 maanden op, met aftrek van het voorarrest, en kende schadevergoedingen toe aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600127-09 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 3 juni 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
thans gedetineerd in de P.I. Utrecht, Huis van Bewaring, locatie Nieuwegein
raadsman mr. J. Zevenboom, advocaat te Breukelen
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 20 mei 2009, waarbij de officier van justitie en de raadsman hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
(feit 1 en 2)
tweemaal een portemonnee met inhoud heeft gestolen;
(feit 3, 5, 6 en 7)
telkens de aangevers heeft opgelicht tot afgifte van geld;
(feit 4)
een politieambtenaar heeft beledigd;
(feit 8)
samen met een ander een winkeldiefstal heeft gepleegd.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 8 ten laste gelegde feiten heeft begaan. Van het onder 7 ten laste gelegde feit dient verdachte te worden vrijgesproken.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de onder 3, 5, 6 en 7 ten laste gelegde feiten (de ‘oplichting-feiten’), nu – kort gezegd - geen sprake is geweest van samenweefsel van verdichtsels dan wel dat het samenweefsel van verdichtsels heeft geleid tot de afgifte van het goed.
Ook ten aanzien van het onder 8 ten laste gelegde feit is de verdediging van mening dat niet tot een bewezenverklaring kan worden gekomen, omdat er geen sprake was van een voltooide diefstal.
Ten aanzien van de onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde feiten refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1:
Verdachte heeft ter terechtzitting van 20 mei 2009 verklaard dat hij op 5 februari 2009 te Amersfoort bij aangeefster aan de deur is geweest en heeft gevraagd of hij mocht bellen. Volgens verdachte zag hij buiten op 30 centimeter afstand van de voordeur een portemonnee liggen en deze heeft hij in zijn zak gestoken. Verdachte wist, volgens zijn verklaring ter zitting, wel dat de portemonnee van aangeefster moest zijn, maar dacht tegelijkertijd “gevonden, mooi meegenomen”. In de portemonnee bleek achteraf geen geld te zitten, maar wel diverse pasjes, die verdachte vervolgens op straat heeft gegooid. Dit laatste werd geconstateerd door de politie die op dat moment ter plaatse kwam .
Aangeefster [aangever 1] heeft aangifte gedaan van diefstal van de portemonnee .
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan. Verdachte heeft geen ander oogmerk gehad dan zich de heerschappij over het goed te verschaffen en heeft bovendien verklaard dat hij wel wist dat de portemonnee van aangeefster [aangever 1] moest zijn.
Ten aanzien van feit 2:
Verdachte heeft ter terechtzitting van 20 mei 2009 verklaard dat hij op 31 januari 2009 te Amersfoort in de woning van aangeefster is geweest om te bellen en dat hij een glas water heeft gedronken. Verdachte weet niets van een weggenomen portemonnee.
Aangeefster [aangever 2] heeft bij de politie verklaard dat de verdachte in de woning is geweest om te bellen en dat hij een glas water heeft gedronken. Toen verdachte naar buiten is gegaan, ontdekte zij binnen enkele minuten dat haar portemonnee, die nog op de tafel lag in de huiskamer toen verdachte was binnengekomen, weg was. In de portemonnee zaten diverse pasjes en muntgeld.
De rechtbank overweegt dat verdachte niet betwist dat hij in de woning is geweest, Aangeefster is voorts helder en stellig in haar aangifte. Voorts blijkt, onder meer uit het verhandelde ter zitting, uit de onder 1 besproken bewezenverklaring en uit vele veroordelingen voor soortgelijke zaken, dat verdachte er een gewoonte van maakt zich met smoesjes toegang te verschaffen tot woningen, met het doel daar geld of goederen weg te nemen, of bewoners te bewegen geldbedragen aan hem te geven. De gang van zaken als omschreven door aangeefster komt overeen met deze vaste modus operandi van verdachte. De rechtbank acht de verklaring van aangeefster aangaande de weggenomen portemonnee dan ook betrouwbaar en geloofwaardig en acht ook dit feit wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 3:
Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend op 12 januari 2009 bij de woning van aangever [aangever 3] te zijn geweest. Volgens verdachte is hij enkel op 2 januari 2009 aan de deur geweest om te zeggen dat de schuurdeur openstond. Het feit dat zijn bankpas in bezit is geweest van aangever is naar de stelling van verdachte mogelijk, want die was hij verloren.
Aangever [aangever 3] heeft bij de politie verklaard dat de man die op 2 januari 2009 aan de deur is geweest om te vertellen dat de schuurdeur openstond, ook op 4, 7 en 12 januari 2009 aan de deur is geweest. Op 7 januari 2009 kwam diezelfde man aan de deur en vertelde dat zijn vrouw moest bevallen en in het ziekenhuis in Utrecht lag. De man vroeg aangever of hij hem naar Utrecht kon brengen. Toen dat niet mogelijk bleek te zijn, vroeg de man aan aangever of hij 15 euro kon lenen, zodat hij met het openbaar vervoer naar Utrecht kon. Daarbij heeft de man zijn bankpas als onderpand gegeven. De bankpas stond op naam van verdachte. Daarop heeft aangever de man 20 euro gegeven. Op 12 januari 2009 stond dezelfde man weer voor de deur en vroeg aangever mee te lopen om het geleende geld te pinnen. Aangever heeft de man verzocht dit zelf te doen, waarop hij de bankpas heeft teruggegeven. De man is vervolgens niet meer verschenen.
Op 6 februari 2009 heeft een fotobewijsconfrontatie plaatsgevonden met aangever [aangever 3]. Aangever heeft daarbij de foto van verdachte aangewezen, als zijnde de man die bij hem aan de deur is geweest.
Gelet op de gedetailleerde verklaring van aangever, de fotoherkenning en de verklaring van verdachte dat hij wel de man is geweest die op 2 januari 2009 aan de deur is geweest bij aangever, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan. Door middel van een listige kunstgreep, te weten het aanbieden van de bankpas als onderpand, en een samenweefsel van verdichtsels, te weten diverse leugens, zoals die over de bevalling van zijn vrouw is aangever bewogen tot afgifte van het geld.
Het daaromtrent gevoerde verweer van de raadsman wordt verworpen.
Ten aanzien van feit 4:
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij op de dag van zijn aanhouding, 5 februari 2009, inspecteur van politie [verbalisant 1] heeft uitgescholden en beledigd. Volgens zijn verklaring ter zitting zou het goed kunnen dat hij daarbij de woorden ‘mafkees’, ‘hondelul’ en ‘hoerenzoon’ heeft gebruikt.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft dit opgetekend in zijn proces-verbaal van bevindingen
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Ten aanzien van feit 5:
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij op 3 februari 2009 te Amersfoort bij aangever aan de deur is geweest om te bellen. Vervolgens heeft verdachte aan aangever gevraagd of hij hem naar Soest kon brengen en dat aangever toen heeft gezegd: “Ga maar met de bus”, waarop aangever 10 euro heeft gegeven.
Aangever [aangever 4] heeft bij de politie verklaard dat op 3 februari 2009 de deurbel ging en dat de man hem direct een hand gaf en groette met ‘hallo buurman’. De man vertelde vervolgens dat hij verderop woonde en zijn sleutels ergens had laten liggen en vroeg of hij mocht bellen. Aangever heeft vervolgens de man binnengelaten om te bellen. Daarna zei de man dat hij geld nodig had om naar Soest te gaan, waarop aangever eerst
5 euro wilde geven, maar toen de man om 10 euro vroeg, heeft aangever hem 10 euro gegeven. Daarop is de man weggegaan.
Op 13 februari 2009 heeft een fotobewijsconfrontatie plaatsgevonden met aangever [aangever 4]. Aangever heeft daarbij de foto van verdachte aangewezen, als zijnde de man die bij hem aan de deur is geweest.
Gelet op de gedetailleerde verklaring van aangever, de fotoherkenning en de verklaring van verdachte dat hij wel de man is geweest die op 3 februari 2009 aan de deur is geweest bij aangever, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 5 tenlastegelegde heeft begaan. Door middel van een samenweefsel van verdichtsels, te weten een opeenstapeling van leugens, is aangever bewogen tot afgifte van het geld.
Het daaromtrent gevoerde verweer van de raadsman wordt verworpen.
Ten aanzien van feit 6:
Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend op 31 januari 2009 te Amersfoort bij aangeefster [aangever 5] aan de deur te zijn geweest.
Aangeefster [aangever 5] heeft bij de politie verklaard dat op 31 januari 2009 een man aan de deur verscheen. De man groette met ‘dag buurvrouw’. De man vertelde dat hij iets verderop woonde en dat hij de sleutel van zijn woning, geld en andere zaken thuis had liggen en vroeg of hij even mocht bellen. Aangeefster heeft vervolgens de man binnengelaten om te bellen. Daarna zei de man dat hij naar zijn moeder moest en dat hij dat met de trein ging doen. Hij vroeg vervolgens of aangeefster hem 30 euro kon geven. Op de vraag van de man van aangeefster hoe zij wisten dat ze het geld terug zouden krijgen, antwoordde de man dat hij op nummer 5a woonde. De man van aangeefster heeft vervolgens een biljet van 50 euro gegeven aan de man. Daarop is de man vertrokken. De man bleek, volgens aangeefster, achteraf niet op nummer 5a te wonen.
Op 16 februari 2009 heeft een fotobewijsconfrontatie plaatsgevonden met aangeefster [aangever 5]. Aangeefster heeft daarbij de foto van verdachte aangewezen, als zijnde de man die bij haar aan de deur is geweest.
Gelet op de gedetailleerde verklaring van aangeefster, de fotoherkenning en in samenhang bezien met de modus operandi van de onder 3 en 5 bewezenverklaarde feiten, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 6 tenlastegelegde heeft begaan. Door middel van een samenweefsel van verdichtsels, te weten een opeenstapeling van leugens, is aangeefster bewogen tot afgifte van het geld.
Het daaromtrent gevoerde verweer van de raadsman wordt verworpen.
Ten aanzien van feit 7:
Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend op 2 februari 2009 te Amersfoort bij aangever [aangever 6] aan de deur te zijn geweest. Weliswaar hebben aangever en zijn vrouw een gelijkluidende verklaring afgelegd, maar er bevindt zich in het dossier geen objectief steunbewijs. De enkele verklaring van verbalisant [verbalisant 2] dat hij het signalement en de werkwijze herkent als zijnde verdachte is daartoe onvoldoende.
De rechtbank zal verdachte van het onder 7 tenlastelegde vrijspreken.
Ten aanzien van feit 8:
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 22 januari 2009 samen met een ander in de slijterij [bedrijf] te Amersfoort was en dat zij flessen whiskey wilden stelen. Verdachte heeft de flessen in zijn tas gedaan. Volgens verdachte ter zitting zag hij dat de bedrijfsleider hen had gezien en bij de uitgang ging staan, waarop verdachte in de winkel zijn tas weer heeft geleegd en toen de winkel is uitgelopen.
Uit de verklaring van aangever [aangever 7] bij de politie blijkt dat hij via de bewakingscamera in de winkel zag dat twee mannen vier flessen whiskey uit de schappen pakten en deze in een rugtas stopten. Daarop is aangever naar de uitgang gelopen en zag hij dat de man met de rugtas, zijnde verdachte, heen en weer drentelde voor hem en de uitgang. Daarop heeft aangever gevraagd of hij hem kon helpen met de vier flessen whiskey. Verdachte schrok en liep met de rugtas de winkel weer in. Hij zette de flessen terug en liep naar de uitgang.
De rechtbank overweegt, dat verdachte door de flessen weg te nemen uit het schap en in zijn rugtas te stoppen, zich de heerschappij over de goederen heeft verschaft. Doordat aangever bij de uitgang ging staan en verdachte aansprak, is verdachte weer terug de winkel ingegaan om de flessen terug te zetten. Van een vrijwillige terugtred is in deze geen sprake meer. De rechtbank verwerpt dan ook het door de raadsman daaromtrent gevoerde verweer.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 8 tenlastegelegde heeft begaan.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 05 februari 2009 te Amersfoort, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft
weggenomen een portemonnee met inhoud, toehorende aan [aangever 1];
2.
op 31 januari 2009 te Amersfoort, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft
weggenomen een portemonnee met inhoud, toebehorende aan [aangever 2];
3.
in de periode van 07 januari 2009 tot en met 12 januari 2009 te Amersfoort, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een listige kunstgreep en door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 3] heeft bewogen tot de afgifte van twintig euro, hebbende verdachte met voor en omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven -
opzettelijk listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid:
- aangegeven aan die [aangever 3] dat zijn, verdachtes, vrouw moest bevallen,
- gezegd tegen die [aangever 3] dat zijn, verdachtes, vrouw in het ziekenhuis in Utrecht lag,
- gevraagd aan die [aangever 3] of die [aangever 3] verdachte naar genoemd ziekenhuis kon brengen,
- gevraagd aan die [aangever 3] om vijftien euro te mogen lenen om met het openbaar vervoer naar genoemd ziekenhuis te kunnen reizen,
- zijn, verdachtes, bankpas aangeboden als onderpand en vervolgens twintig euro van die [aangever 3] aangenomen,
- na terugkeer van verdachte op 12 januari 2009 naar die [aangever 3], zijn, verdachtes bankpas opgehaald,
- vervolgens aangegeven met genoemde bankpas de genoemde twintig euro te gaan pinnen en later aan genoemde [aangever 3] te brengen,
waardoor [aangever 3] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
4.
op 05 februari 2009 te Amersfoort, opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten
[verbalisant 1], inspecteur van politie Utrecht, gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, die [verbalisant 1] in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "mafkees", "hondelul" en "hoerenzoon";
5.
op 03 februari 2009 te Amersfoort, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 4] heeft bewogen tot de afgifte van tien euro, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven – opzettelijk bedrieglijk en in strijd met de waarheid:
- op 3 februari 2009 bij de woning van die [aangever 4] aangebeld;
- aangegeven aan die [aangever 4] dat hij, verdachte, verder op woonde;
- gezegd tegen die [aangever 4] dat hij, verdachte, zijn sleutels ergens had laten liggen en gevraagd aan die [aangever 4] of hij, verdachte mocht bellen;
- gezegd tegen die [aangever 4], dat hij, verdachte, geld nodig had om naar Soest te gaan, waardoor [aangever 4] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
6.
op 31 januari 2009 te Amersfoort, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 5] heeft bewogen tot de afgifte van 50 euro, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk bedrieglijk en in strijd met de waarheid:
- op 31 januari 2009 aan [aangever 5] gevraagd of hij even mocht bellen;
- aangegeven dat hij, verdachte, iets verder op woonde;
- gezegd tegen die [aangever 5], dat hij, verdachte, zijn sleutel, geld en andere zaken thuis had liggen en dat hij, verdachte, zijn moeder wilde bellen;
- gezegd dat hij, verdachte, naar zijn moeder toe moest per trein en geld nodig had voor de trein;
- aangegeven dat hij, verdachte, het geld terugbracht en dat hij, verdachte, op nummer 5a woonde,
waardoor [aangever 5] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
8.
op 22 januari 2009 te Amersfoort, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 4 flessen whiskey, toebehorende aan [bedrijf].
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
4.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van feit 1 en 2:
telkens: diefstal
Ten aanzien van feit 3, 5 en 6:
telkens: oplichting
Ten aanzien van feit 4:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
Ten aanzien van feit 8:
diefstal door twee of meer verenigde personen
4.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en verwijst daartoe naar het reclasseringsrapport
d.d. 7 mei 2009, waarin wordt geadviseerd aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht op te leggen. Daarnaast zou een werkstraf geïndiceerd zijn.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere oplichtingen en diefstallen van portemonnees. Telkens heeft hij bij de slachtoffers thuis aangebeld en wist hen met een zogenoemde babbeltruc tot afgifte van geld te brengen danwel wist hij de portemonnees van de slachtoffers weg te nemen.
Dit alles vond in een betrekkelijk korte periode plaats.
De rechtbank is van oordeel dat dit ernstige feiten zijn. Door zijn optreden heeft verdachte het vertrouwen in de medemens bij de slachtoffers ernstig geschaad. De rechtbank neemt hierbij ook in beschouwing dat de oplichting door verdachte steeds in de directe woonomgeving en zelfs thuis bij de slachtoffers heeft plaatsgevonden, waardoor hij het gevoel van veiligheid dat een ieder in en rond zijn huis probeert te waarborgen, ernstig heeft beschadigd.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan belediging van een politieambtenaar en een winkeldiefstal.
Verdachte is - blijkens een hem betreffend uittreksel uit het documentatieregister
d.d. 6 februari 2009 in het verleden met politie en justitie in aanraking gekomen en is al meermalen eerder ter zake van onder meer oplichting en vermogensdelicten veroordeeld, laatstelijk op 18 september 2008 tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op een verdachte betreffend voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland d.d. 7 mei 2009, opgemaakt door de heer E.A.C. Versteeg.
Zoals de raadsman heeft bepleit, wordt in voornoemd rapport geadviseerd om verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarde een verplicht reclasseringscontact, ook als dat inhoudt het volgen van een hulpverleningsprogramma gericht op het stoppen van drugsgebruik en daarnaast een werkstraf.
De rechtbank overweegt dat het enerzijds is te prijzen dat de reclasseringswerker verdachte wil motiveren, maar anderzijds geeft de reclassering aan de hulpvraag van verdachte erg oppervlakkig is, verdachte zijn eigen rol niet ziet of bagatelliseert en hij vooralsnog niets zelfstandig onderneemt.
Ook ter terechtzitting heeft de verdachte geen blijk gegeven van enig inzicht in het strafbare karakter van de feiten die hem verweten worden, Integendeel, waar hij deze feiten niet ontkent bagatelliseert hij deze. Ook ten aanzien van het mislukken van eerdere hulpverleningstrajecten legt verdachte de schuld volledig buiten zichzelf. De rechtbank zal het aan verdachte overlaten om zijn verantwoordelijkheid te nemen, zonodig door hulp te zoeken bij onder meer het stoppen met drugsgebruik.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf voldoende recht doet aan de ernst van de feiten en de persoon van de verdachte.
6 De benadeelde partij
De benadeelde partij [aangever 3] vordert een schadevergoeding van € 20,00 voor feit 3.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
De benadeelde partij [aangever 5] vordert een schadevergoeding van € 50,00 voor feit 6.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vorderingen benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 57, 266, 267, 310, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 7 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.3 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Ten aanzien van feit 1 en 2: telkens diefstal
Ten aanzien van feit 3, 5 en 6: telkens oplichting
Ten aanzien van feit 4: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
Ten aanzien van feit 8: diefstal door twee of meer verenigde personen
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 18 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 3] van € 20,00 wegens materiële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 5] van € 50,00 wegens materiële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de hierna te noemen slachtoffers de daarbij vermelde bedragen te betalen, bij niet betaling te vervangen door het daarbij vermelde aantal dagen hechtenis:
- benadeelde partij [aangever 3], € 20,00, 1 dag hechtenis,
- benadeelde partij [aangever 5], € 50,00, 1 dag hechtenis,
met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Brouwer, voorzitter, mr. J.R. Krol en mr. A. Kuijer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. van Beek, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 3 juni 2009.