ECLI:NL:RBUTR:2009:BI5115
Rechtbank Utrecht
- Raadkamer
- Z.J. Oosting
- M.J. Grapperhaus
- I. Bruna
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatigheid van inverzekeringstelling en rechtsbijstand in strafzaak
In deze zaak heeft de rechtbank Utrecht op 27 mei 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling van de verdachte. De rechter-commissaris had op 8 mei 2009 de onmiddellijke invrijheidstelling van de verdachte gelast, omdat de inverzekeringstelling niet rechtmatig zou zijn. De officier van justitie was het hier niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld. De rechtbank heeft de procedure en de argumenten van beide partijen zorgvuldig overwogen.
De officier van justitie stelde dat eventuele schending van het recht op rechtsbijstand niet meegewogen mocht worden bij de beoordeling van de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling. De raadsman van de verdachte voerde aan dat de officier het Salduz-arrest te beperkt had geïnterpreteerd en dat er geen sprake was van een herstelbaar verzuim. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet voldoende was gewezen op zijn recht op rechtsbijstand voorafgaand aan het verhoor, wat in strijd was met de beleidslijn van het Openbaar Ministerie.
Desondanks concludeerde de rechtbank dat de inverzekeringstelling niet onrechtmatig was. De rechtbank weegt hierbij de aard van de schending van de procesorde, de mogelijkheid tot herstel van het verzuim en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks de schending van zijn rechten, niet in zijn procespositie was geschaad, omdat hij na de inverzekeringstelling alsnog rechtsbijstand had gekregen. De beslissing van de rechter-commissaris tot invrijheidstelling werd vernietigd, en de rechtbank verklaarde de inverzekeringstelling rechtmatig.