Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 237008 / HA ZA 07-1782
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
gedaagde in reconventie
advocaat mr. M. van Riet-Holst,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie
advocaat mr. M.C. Franken-Schoemaker.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- akte van 3 september 2008 met verzoek om vonnis aan de zijde van [eiser];
- akte van 3 september 2008 met verzoek om doorhaling van de zaak op de rol aan de zijde van [gedaagde];
- akte van 10 september 2008 met verzoek om voortzetting van de comparitie van partijen aan de zijde van [gedaagde] met producties;
- brief van 22 januari 2009 aan de zijde van [gedaagde] met producties ten behoeve van de voorzetting van de comparitie;
- brief van 26 januari 2009 aan de zijde van [eiser] met producties ten behoeve van de voortzetting van de comparitie;
- het proces-verbaal van voortzetting comparitie van 30 januari 2009;
- akte van 18 maart 2009 met verzoek om vonnis aan de zijde van [eiser];
- akte van 18 maart 2009 met verzoek om vonnis aan de zijde van [gedaagde].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten in conventie en reconventie
2.1. Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Uit dit huwelijk zijn drie kinderen geboren. Bij beschikking van de rechtbank Utrecht van 8 maart 2006 is tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 16 november 2006 werd ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Partijen zijn gehuwd geweest op huwelijkse voorwaarden.
2.2. Op 17 september 2007 heeft [eiser] de onderhavige verdelings- en verrekeningsprocedure aanhangig gemaakt.
2.3. Op de comparitie van partijen van 14 mei 2008 hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten welke luidt als volgt:
“Partijen komen ter beëindiging van het tussen hen bestaande geschil het volgende overeen:
1. De te verdelen activa en passiva zijn vermeld op het hieraan als bijlage gehechte overzicht.
2. Het huis aan de [adres] te [woonplaats], de VIP-polis en de effecten worden toegescheiden aan [gedaagde].
3. De schulden aan de ING Bank en de schuld aan GO van in totaal EUR 451.511,00 worden eveneens toegescheiden aan [gedaagde]. De schuld aan GO zal in het kader van de afwikkeling worden afgelost. De schulden aan de ING Bank zullen ofwel worden afgelost, danwel zal [eiser] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van deze schulden worden ontslagen.
4. De overige activa en de rekening-courant schuld van EUR 340.000,00 worden toegescheiden aan [eiser].
5. [gedaagde] zal aan [eiser] een bedrag betalen van EUR 70.000,00.
6. Partijen zullen de inboedel in overleg verdelen.
7. Partijen verlenen elkaar na uitvoering van het bovenstaande finale kwijting van al hetgeen zij in het kader van deze procedure gevorderd hebben en al hetgeen zij mogelijk nog te vorderen hebben in het kader van de rechtsbetrekking die tussen hen heeft bestaan, met uitzondering van de alimentatieverplichtingen en de wettelijke afwikkeling van de pensioenaanspraak.
8. Partijen dragen ieder de eigen kosten van deze procedure.
9. De hiervoor beschreven overeenkomst komt tot stand onder de voorwaarde dat [gedaagde] deze wijze van afwikkeling onder normale condities bij een gerenommeerde bank kan financieren. Dit zal zij zo snel mogelijk, doch uiterlijk vóór 1 juli 2008 onderzoeken. Aan de bank zal in dit kader worden medegedeeld dat er nog onzekerheid bestaat over de hoogte van de partneralimentatie. Voorts zal aan de bank medegedeeld worden dat de kinderbijdragen geen rol bij de financiering dienen te spelen.”
2.4. [gedaagde] heeft vervolgens -naar aanleiding van hetgeen partijen zijn overeengekomen in punt 9 van de vaststellingsovereenkomst- voor de (her)financiering van de woning aan de [adres] te [woonplaats] een offerte aangevraagd bij de Rabobank.
2.5. In een brief van 30 mei 2008 heeft de heer [X], accountmanager Private Banking van de Rabobank, aan [gedaagde] medegedeeld dat de Rabobank bereid is aan haar -op basis van onderpandswaarde- een financiering te verstrekken voor het in de vaststellingsovereenkomst genoemde bedrag.
2.6. Op 27 juni 2008 heeft de Rabobank [gedaagde] een offerte verstrekt. Daarin heeft de bank een totale financiering van EUR 750.000,- aangeboden, bestaande uit EUR 520.000 aflossingsvrije hypotheek en EUR 230.000,- KeuzePlushypotheek. Deze financiering wordt ook wel aangeduid als een “Opeet-hypotheek”. Op 10 juli 2008 heeft [gedaagde] deze offerte geaccepteerd.
2.7. In een brief van 2 juli 2008 schrijft de heer [Y] (hierna: [Y]), directeur Particulieren van de Rabobank Utrechtse Heuvelrug, aan [eiser] onder meer het volgende:
“Uiteraard ben ik wel bereid in algemene termen uitleg te geven over een vraag die u in uw brief stelt over de Opeet-hypotheek. Deze hypotheekvorm wordt door ons als een veel gebruikte passende financiering gezien, mits met de klant duidelijk een schema is afgesproken over de bedragen en de termijnen die periodiek worden opgenomen. Voor verstrekking van deze hypotheek wordt met de klant ook besproken en vastgelegd, dat er op een bepaalde termijn mogelijkerwijs een verkoop nodig zal zijn om de hypotheek af te lossen. Wij nemen bij deze hypotheekvorm ook jaarlijks contact op met de klant om te voldoen aan de zorgplicht.”
2.8. In een brief van 17 juli 2008 schrijft [Y] aan [eiser] onder meer het volgende.
“Ik wil graag voldoen aan uw verzoek om toelichting op de brief van 30 mei van de heer [X] aan mevrouw [gedaagde]. Ik heb begrepen dat u een kopie van deze brief heeft ontvangen via de advocaat van uw ex-echtgenote.
De zogenaamde opeethypotheek is een hypotheek, waarbij niet voldaan wordt aan de gedragscode hypotheken. Deze hypotheek wordt veelal gehanteerd, als er sprake is van onvoldoende inkomen voor de lasten. Omdat deze hypotheek niet voldoet aan de gedragscode en aflossing vaak pas kan plaatsvinden door verkoop van de woning, wordt deze hypotheekvorm bij aankoop van nieuwe woningen in zeer geringe mate gebruikt. In het kader van de opeethypotheek worden met klanten afspraken gemaakt over de opnames en de termijn waarop de limiet van de financiering zal worden bereikt.
De opeethypotheek is specifiek ontwikkeld als aanvulling om aan de hypothecaire verplichtingen te voldoen. Het is een bij ons gebruikelijke financieringsvorm, waarbij de rentelasten niet fiscaal aftrekbaar zijn in box 1. Financiering geschiedt dan ook op basis van onderpandswaarde en niet op basis van inkomenspositie. De offerte die aan uw ex-echtgenote is verstuurd, is binnen de regels van de Opeethypotheek tegen normale voorwaarden.”
3. Het geschil in conventie en reconventie
3.1. [eiser] vordert -na wijziging van eis- in conventie een verklaring voor recht dat de voorwaarde in punt 9 van de vaststellingsovereenkomst niet is vervuld en dat daardoor primair de overeenkomst niet tot stand is gekomen en subsidiair dat deze overeenkomst door de rechtbank vernietigd moet worden. Hij stelt dat de zaak vervolgens inhoudelijk beoordeeld dient te worden.
3.2. De rechtbank begrijpt dat [eiser] zich primair op het standpunt stelt dat van een financiering onder “normale condities” geen sprake is, omdat een Opeet-hypotheek een bijzondere financieringsvorm onder bijzondere condities is. Hij betoogt dat partijen tijdens de comparitie hebben besproken dat woeker- en rommelhypotheken niet onder “normale condities” vallen. Een Opeet-hypotheek moet volgens [eiser] gekwalificeerd worden als een rommelhypotheek, omdat het een financiering betreft aan mensen die de rentelast feitelijk niet kunnen dragen. Voorts stelt hij dat er bij een Opeet-hypotheek geen sprake is van “normale condities” omdat er geen inkomenstoets conform de Gedragscode Hypothecaire Financieringen wordt uitgevoerd. Ten slotte is er volgens [eiser] geen sprake van “normale condities” omdat [gedaagde] binnen afzienbare tijd zal moeten verhuizen omdat haar kredietruimte onder druk zal komen te staan.
3.3. De rechtbank begrijpt dat [eiser] zich subsidiair op het standpunt stelt dat
-indien de rechtbank van oordeel is dat er sprake is van financiering onder “normale condities” en de vaststellingsovereenkomst tot stand is gekomen- de vaststellingsovereenkomst vernietigd moet worden. Hiertoe voert [eiser] aan dat hij bij het aangaan van de vaststellingsovereenkomst in de veronderstelling was dat partijen de vaststellingsovereenkomst nooit zouden uitvoeren, omdat [gedaagde] toch niet in staat zou zijn om de overeengekomen wijze van afwikkeling onder normale condities bij een gerenommeerde bank te financieren. Voorts stelt [eiser] dat het niet in het belang van de kinderen is als deze -doordat de kredietruimte van [gedaagde] onder druk komt te staan- binnen afzienbare tijd zouden moeten verhuizen.
3.4. [gedaagde] voert verweer. Zij vordert in reconventie een verklaring voor recht dat aan de voorwaarde in punt 9 van de vaststellingsovereenkomst is voldaan en een veroordeling van [eiser] om mee te werken aan hetgeen partijen op
14 mei 2008 overeenkwamen.
3.5. [gedaagde] stelt dat de door haar gekozen hypotheekvorm onder “normale conditities”, als bedoeld in punt 9 van de vaststellingsovereenkomst, valt. Zij betoogt dat zij niet had kunnen weten dat een Opeet-hypotheek voor [eiser] niet aanvaardbaar zou zijn. Immers, er is tijdens de comparitie van partijen niet gesproken over een Opeet-hypotheek en bovendien werden de bezwaren van [eiser] tegen een zware rentelast door deze hypotheek geheel weggenomen. [gedaagde] stelt dat als [eiser] had willen afspreken, dat zij de overwaarde van het huis niet mocht betrekken bij de financiering daarvan, hij dat had moeten zeggen. Dat heeft hij niet gedaan en het is volgens haar ook niet tussen partijen overeengekomen. Het is volgens [gedaagde] ook niet aan [eiser] om te beslissen hoe zij haar vermogen aanwendt. Ten slotte betoogt [gedaagde] dat het verder niet van belang is dat [eiser] dacht dat zij geen hypothecaire lening zou kunnen krijgen om de financiële afwikkeling als overeengekomen op 14 mei 2008 te effectueren, omdat hij dat niet heeft geuit.
4. De beoordeling in conventie en reconventie
4.1. De vraag dient allereerst te worden beantwoord of [gedaagde] de (in de vaststellingsovereenkomst) overeengekomen wijze van afwikkeling onder “normale condities” heeft gefinancierd door een Opeet-hypotheek bij de Rabobank af te sluiten. Als deze vraag bevestigend wordt beantwoord, is de voorwaarde in punt 9 van de vaststellingsovereenkomst vervuld en is de vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen. In dat geval dient [eiser] mee te werken aan de uitvoering van de vaststellingsovereenkomst. Als deze vraag ontkennend wordt beantwoord, is de voorwaarde in punt 9 van de vaststellingsovereenkomst niet vervuld, is de vaststellingsovereenkomst nooit tot stand gekomen en dient de zaak verder inhoudelijk te worden beoordeeld.
4.2. Bij de uitleg van de vaststellingsovereenkomst komt het aan op de zin die partijen over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen daarvan mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. De rechtbank neemt daarbij de volgende omstandigheden in aanmerking.
4.3. In de brief van 2 juli 2008 schrijft [Y] van de Rabobank dat de Opeet-hypotheek door de Rabobank als een veel gebruikte passende financiering wordt gezien. In zijn brief van 17 juli 2008 geeft hij aan, dat de Opeet-hypotheek een bij de Rabobank gebruikelijke financieringsvorm betreft en dat de offerte die aan [gedaagde] is verstuurd, binnen de regels van de Opeet-hypotheek tegen normale voorwaarden is verstrekt. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat bij een Opeet-hypotheek in beginsel sprake is van financiering onder “normale condities”.
4.4. Dit oordeel wordt niet anders doordat volgens de Gedragscode Hypothecaire Financieringen alleen in “bijzondere gevallen” geen inkomenstoets conform die Gedragscode wordt uitgevoerd.
4.5. Voorts gaat de rechtbank voorbij aan de stelling van [eiser], dat een Opeet-hypotheek als een rommelhypotheek gekwalificeerd moet worden en dat derhalve van financiering onder “normale condities” geen sprake is. Als het al zo zou zijn -zoals [eiser] betoogt- dat Opeet-hypotheken verstrekt worden aan mensen die de rentelasten feitelijk niet kunnen dragen, leidt dat nog niet tot de conclusie dat de Opeet-hypotheek als een rommelhypotheek gekwalificeerd moet worden en dat er van financiering onder “normale condities” geen sprake zou zijn.
4.6. Ten slotte betekent het enkele feit dat [gedaagde] als gevolg van de afgesloten Opeet-hypotheek op enig moment de woning wellicht zou moeten verkopen nog niet dat de financiering onder abnormale condities zou zijn gesloten. Het doel van de afspraken in de vaststellingsovereenkomst was immers niet om te bewerkstelligen dat [gedaagde] gedurende lange tijd in de woning zou blijven woning. Zij had hoe dan ook -na kortere of langere tijd- kunnen verhuizen. Het feit dat de Opeet-hypotheek mogelijk op termijn leidt tot verkoop van de woning rechtvaardigt daarom nog niet de conclusie dat de hypotheek niet onder “normale condities” is afgesloten.
4.7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagde] daarom de in de vaststellingsovereenkomst overeengekomen wijze van afwikkeling onder “normale condities” gefinancierd door een Opeet-hypotheek bij de Rabobank af te sluiten. De voorwaarde in punt 9 van de vaststellingsovereenkomst is dan ook vervuld en de vaststellingsovereenkomst is tot stand gekomen.
4.8. Vervolgens dient de vraag te worden beoordeeld of de vaststellingsovereenkomst
-zoals [eiser] subsidiair stelt- vernietigd dient te worden. De rechtbank stelt voorop, dat zij vernietigingsgronden uitsluitend in aanmerking mag nemen als een van de partijen daarop uitdrukkelijk een beroep heeft gedaan. [eiser] heeft niet onderbouwd op welke rechtsgrond de vaststellingsovereenkomst vernietigd zou moeten worden. De rechtbank passeert om die reden de stelling van [eiser] en ziet geen aanleiding om de vaststellingsovereenkomst te vernietigen.
4.9. Het is de rechtbank niet helemaal duidelijk wat [eiser] bedoeld te zeggen met zijn betoog dat hij nooit had verwacht dat [gedaagde] in staat zou zijn om financiering onder “normale condities” te regelen (en dat partijen de vaststellingsovereenkomst zouden uitvoeren) en zijn betoog dat het niet in het belang van de kinderen is als zij binnen afzienbare tijd zouden moeten verhuizen.
Naar het oordeel van de rechtbank staan deze verwachtingen en wensen van [eiser] los van de vraag of [gedaagde] voldaan heeft aan de voorwaarde in punt 9 van de vaststellingsovereenkomst. Zij hebben dan ook geen invloed op het tot stand komen van de vaststellingsovereenkomst.
Voorts heeft [eiser] niet gesteld op welke wijze deze verwachtingen en wensen zouden moeten leiden tot vernietiging van de vaststellingsovereenkomst. Dit had wel op zijn weg gelegen, in het bijzonder omdat [eiser] de vaststellingsovereenkomst zelf heeft ondertekend.
4.10. Naar het oordeel van de rechtbank is de vaststellingsovereenkomst dan ook gewoon tot stand gekomen. De rechtbank zal daarom de vorderingen van [eiser] in conventie afwijzen en de door [gedaagde] gevorderde verklaring voor recht in reconventie toewijzen.
4.11. Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
in conventie
5.1. wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
in reconventie
5.3. verklaart voor recht dat aan de voorwaarde in punt 9 van de vaststellingsovereenkomst is voldaan;
5.4. veroordeelt [eiser] om mee te werken aan hetgeen partijen in de vaststellingsovereenkomt op 14 mei 2008 zijn overeengekomen;
5.5. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Wagenaar en in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2009.