ECLI:NL:RBUTR:2009:BI4695

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
20 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
250292 / HA ZA 08-1157
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en belangenbehartiging door vakbond FNV in sociaal plan

In deze zaak vorderden twee niet-gebonden werknemers, [eiser sub 1] en [eiser sub 2], een schadevergoeding van de vakbond FNV. Zij voelden zich tekortgedaan door het handelen van FNV, die een adviesvergoeding had afgesproken met hun werkgever, Maars Productie B.V., wat resulteerde in een extra vergoeding voor FNV-leden bovenop het sociaal plan. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een onrechtmatige daad van FNV jegens de eisers. De rechtbank stelde vast dat FNV als vakbond primair de belangen van haar leden behartigt en dat het niet onrechtmatig is om voor leden betere voorwaarden te bedingen dan voor niet-leden. De eisers voerden aan dat FNV hen had benadeeld door hen niet dezelfde voordelen te bieden als de leden van de vakbond. De rechtbank concludeerde dat FNV de belangen van de achterblijvende werknemers ook had meegewogen in haar afwegingen en dat de belangenafweging niet onredelijk was. De rechtbank wees de vorderingen van de eisers af en veroordeelde hen in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 250292 / HA ZA 08-1157
Vonnis van 20 mei 2009
in de zaak van
1. [eiser sub 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiser sub 2],
wonende te [woonplaats],
eisers,
advocaat mr. J.M. van Noort,
tegen
de vereniging
FNV BONDGENOTEN,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
advocaat mr. M.J.M. Postma.
Partijen zullen hierna [eiser sub 1] en [eiser sub 2] en FNV genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 17 september 2008
- het proces-verbaal van comparitie van 15 januari 2009.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. In 2005 heeft een reorganisatie plaatsgevonden bij de oud-werkgever van [eiser sub 1] en [eiser sub 2], Maars Productie B.V. te Harderwijk (Maars). Maars heeft met onder meer FNV onderhandeld over een sociaal plan. Tijdens de onderhandelingen heeft FNV ingestemd met een sociaal plan waarin een zogenaamde suppletieregeling voor door Maars boventallig te verklaren werknemers was opgenomen.
2.2. Paragraaf 1.1 van het sociaal plan luidt:
Het Sociaal Plan is – binnen de werkingssfeer van de CAO’s Metalektro (hierna: “de Metaal CAO” ) – van toepassing op het personeel dat op de datum van inwerkingtreding van deze regeling voor onbepaalde tijd in dienst is van werkgever en waarmee als direct gevolg van de onder de inleiding genoemde aanpassing van het personeelsbestand als gevolg van de Reorganisatienota Februari 2005 de arbeidsovereenkomst op initiatief van werkgever voor 1 januari 2007 wordt beëindigd. Het Sociaal Plan is tevens van toepassing op die medewerkers waarbij, na onderhandeling met betrokken partijen, blijkt dat overname door een derde partij niet tot de mogelijkheden behoort of waarbij overeenstemming over overplaatsing niet kan worden bereikt. Uitgangspunt hierbij is dat indien outsourcing niet lukt deze medewerkers in aanmerking komen voor ontslag.
2.3. FNV verbond aan haar instemming met het sociaal plan de voorwaarde dat aan haar een bedrag van EUR 64.200,- als vergoeding voor advieskosten werd voldaan.
2.4. Door Maars is het bedrag van EUR 64.200,- betaald aan FNV als advieskosten. Van dit bedrag heeft FNV EUR 62.500,- doorbetaald aan drie leden van FNV die bij de bovengenoemde reorganisatie boventallig waren verklaard door Maars.
2.5. In het kader van de reorganisatie zijn uiteindelijk zes medewerkers van Maars ontslagen, waarvan er later weer één medewerker opnieuw in dienst genomen is.
2.6. Voorafgaande aan dit geding hebben op verzoek van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] voorlopige getuigenverhoren plaatsgevonden op 1 februari 2007, 31 mei 2007 en 30 november 2007.
2.7. Tijdens het voorlopig getuigenverhoor van 1 februari 2007 heeft de heer [getuige 1], lid van de raad van bestuur van de Faber-Halgersmagroep onder andere verklaard:
“Ik ben bij het eerste gesprek geweest met FNV-Bondgenoten en CNV en toen aangekondigd dat maatregelen noodzakelijk waren voor een kostenreductie omdat dit een voorwaarde was voor de banken om werkkapitaal beschikbaar te stellen. Vervolgens zijn de gesprekken met de bonden voortgezet door [getuige 3] en [getuige sub 2].
(…)
Het bedrag dat wij voor het sociaal plan hadden gebudgetteerd als kosten weet ik niet meer mij staan alleen nog de bedragen bij die wij als kostenbesparing ten gevolge van de reorganisatie zouden realiseren.
(…)
Het sociaal plan zag dacht ik op 17 medewerkers en welk bedrag er voor het sociaal plan aan deze medewerkers door Maars producties B.V. (de rechtbank begrijpt: Maars Produktie B.V.) is besteed weet ik niet.
(…)
Na het ontslag van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] is er samen met nog 2 andere oud-werknemers van Maas productie B.V. (de rechtbank begrijpt: Maars Produktie B.V.) gesproken. Op een avond, het moet in de zomer van 2005 zijn geweest, is door mij en [getuige 2] bij 1 van de heren thuis gesproken en werd ons voorgelegd de vraag of wij ermee bekend waren dat FNV-leden extra betalingen hadden ontvangen. Vervolgens ging het gesprek daar over en ik heb toen aangeboden dat als dat zo is ook de anderen hetzelfde bedrag zouden moeten krijgen en ik deed een aanbod daartoe. De deed dit om de reorganisatie niet weer opnieuw te doen. Op dit aanbod is door geen van de heren ingegaan omdat zij stelden dat zij hun werk terug wilden. Voor alle duidelijkheid voeg ik toe dat van de zijde van Maars producties B.V. (de rechtbank begrijpt: Maars Produktie B.V.) aanwezig waren ik en de heer [getuige 2] waarbij ik erop wijs dat ik spreek namens Maars Holding B.V.”
2.8. Tijdens het voorlopig getuigenverhoor van 31 mei 2007 heeft de heer [getuige 2], financieel directeur titulair bij Maars Holding B.V., onder andere verklaard:
“ Wij zijn de onderhandelingen ingegaan met een nul-budget. Omdat er met verlies werd gedraaid wilden we de bonden er van overtuigen dat er geen geld was. Vanuit Maars kwamen we met een concept sociaal plan omdat we de reorganisatie collectief wilden regelen en proberen in de besprekingen met de vakbonden hierop hun instemming te krijgen
(…)
Ik benadruk dat ons doel in de onderhandelingen was om snel tegen de laagste kosten een akkoord van de vakbonden te krijgen op het sociaal plan.
(…)
Ik ben eind 2005 begin 2006 samen met de heer [getuige 1] bij een gesprek geweest met de heer [eiser sub 1], [eiser sub 2] en [werknemer X]. Al weet ik niet zeker of [eiser sub 1] bij het gesprek was, danwel later telefonisch werd geïnformeerd door de andere twee, in ieder geval niet door ons. Het was bij [werknemer X] thuis. De drie werknemers wilden hun werk terug maar de functie was er niet meer en zij noemden toen dat leden van de vakbond bedragen hadden ontvangen en door ons is toen aangeboden dat als dit zo was ook aan hun een bedrag van € 15.000,- bruto per persoon zou worden betaald.
(…)
De aanleiding voor het gesprek was dat wij uitleg en informatie wilden geven waar wij ons ook moreel toe verplicht voelden naar aanleiding van het verhaal dat mensen nog een bedrag zouden hebben gekregen en dat zij stelden dat hun baan er eigenlijk nog was. Wij hebben toen uitgelegd dat de functie er niet meer was en dat als anderen een bedrag zouden hebben gekregen wij dit ook aan hun wilden aanbieden. In dat gesprek hebben wij ter plekke € 15.000,- per persoon, dus totaal
€ 45.000,- aangeboden en zij hebben dit toen afgewezen en zeiden dat ze via een rechtzaak meer konden krijgen.
(…)
Er is later nogmaals een aanbod gedaan aan [eiser sub 1], [eiser sub 2] en [werknemer X] en dat was tijdens de onderhandeling rondom een procedure waarin zij getuigen wilden horen. Volgens mij was het in mei 2006. Vanuit Maars hebben wij toen een ten opzichte van het eerdere bod van totaal € 45.000,- een verbeterd bod gedaan en ik dacht dat dat was een totaalbedrag van € 60.000,- was voor de drie tezamen. Dit aanbod is afgewezen en [eiser sub 1], [eiser sub 2] en [werknemer X] kwamen toen met een hoger tegenvoorstel, een veelvoud van ons voorstel van € 60.000,- en dat vonden wij niet van deze wereld, en daar is toen door ons niet meer op gereageerd.”
2.9. Tijdens het voorlopig getuigenverhoor van 31 mei 2007 heeft de heer [getuige 3], van 1998 tot en met mei 2005 werkzaam bij Maars Holding B.V. als hoofd P&O, onder andere verklaard:
“Het sociaal plan is als concept van de zijde van Maars ingebracht en het doel was twintig werknemers collectief af te laten vloeien tegen minimale kosten en dit te regelen via een sociaal plan.
(…)
Aanvankelijk was onze insteek dat de kosten nul dienden te zijn maar in de voortgang van het traject van de onderhandelingen merkten we dat dat niet zou lukken. Toen het laatste voorstel kwam en dat uitkwam op totaal circa
€ 100.000,- gingen we akkoord en dat betrof het voorstel € 64.000,- adviesnota, € 20.000,- outplacement en € 20.000,- suppletie waar tegenover ondertekening van het sociaal plan stond.”
2.10. Tijdens het voorlopig getuigenverhoor van 30 november 2007 heeft de heer [eiser sub 1] onder andere verklaard:
“In de zomer van 2005 zijn wij op een avond thuis bij [werknemer X] bij elkaar gekomen. Daar waren naast [werknemer X], [getuige 2], [eiser sub 2], [getuige 1] en ik. We hebben toen gesproken over de achtergronden van de reorganisatie. En met name dat de laag van ploegbaas eruit gehaald was. Verder hebben wij naar het verschil in vergoedingen gevraagd.
[getuige 1] zei dat als het juist was dat anderen een bedrag hadden ontvangen, moesten wij dat ook krijgen. Dat ging dacht ik om EUR 7.500,00 Bruto per persoon. Onze reactie was dat het ons niet ging om het geld maar dat wij onze baan terug wilde. [getuige 1] zei dat onze baan niet meer bestond. Later is er via de advocaten nog een voorstel geweest maar daarna werd het stil, of het voorstel via de advocaten beter is geweest dat weet ik niet meer. Ik ontken dat op die avond is gezegd dat wij in een rechtzaak meer konden krijgen, er zijn wel emotionele woorden gevallen maar dat is niet gezegd.
(…)
In het gesprek die avond bij [werknemer X] thuis is het bedrag van EUR 7.500,00 Bruto niet door [getuige 1] of [getuige 2] genoemd. Maar door 1 van ons drie-en, de werknemers. Door [getuige 1] en [getuige 2] is geen bedrag genoemd op die avond als een voorstel aan ons.”
2.11. Tijdens het voorlopig getuigenverhoor van 31 mei 2007 heeft de heer [eiser sub 2] onder andere verklaard:
“ Er is een gesprek geweest thuis bij [werknemer X] waar ook waren de heer [eiser sub 1] en ik en de directeur van Maars, [getuige 1] en [getuige 2] waren. Voor ons was de insteek van dit gesprek dat wij onze baan terug wilde. Verder hadden wij gehoord dat er een bedrag was verdeeld en er collega’s waren die een bedrag hadden ontvangen. [getuige 1] noemde toen in dat gesprek een bedrag dat hij aanbood om aan ons te betalen. De hoogte weet ik niet meer maar ik denk dat het een bedrag was van rond EUR 10.000,00 per persoon, maar weet het echt niet meer. Als reactie hebben wij gezegd dat dit niet onze insteek was maar dat wij onze baan terug wilde. Er is geen afspraak gemaakt. Het gesprek concentreerde zich op onze baan.
(…)
In het gesprek bij [werknemer X] heeft [getuige 1] met zoveel woorden ons aangeboden dat wij hetzelfde bedrag zouden krijgen als dat andere zouden hebben gekregen, althans woorden van in die trand heeft hij toen gezegd.”
3. De vordering
3.1. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] vorderen FNV te veroordelen:
- tot betaling van een bedrag van EUR 10.000,- als vergoeding van vermogensschade en een bedrag van EUR 10.000,- voor immateriële schade, beide vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 april 2005,
- tot betaling van een bedrag van EUR 1.188,- voor buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 juni 2008,
- in de kosten van de procedure, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2. FNV voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] stellen dat FNV toerekenbaar onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld. Daartoe hebben zij primair aangevoerd dat FNV welbewust haar eigen leden heeft bevoordeeld ten opzichte van de andere betrokken werknemers, terwijl zij als onderhandelaar voor de belangen van alle werknemers had moeten opkomen.
Aldus heeft FNV volgens [eiser sub 1] en [eiser sub 2] een inbreuk heeft gemaakt op het recht van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] op een redelijke vergoeding, althans op redelijke kans van slagen van een individuele procedure c.q. (onderhandelings)traject. Dit onderbouwen [eiser sub 1] en [eiser sub 2] door te wijzen op de maatschappelijk verantwoordelijke rol van vakbonden en de stelling dat uit vaste rechtspraak volgt dat bij de beoordeling van de kennelijke onredelijkheid van een ontslag het uitgangspunt dient te zijn dat een sociaal plan, overeengekomen tussen representatieve vakbonden en de onderneming door de kantonrechter wordt gerespecteerd. Alleen in zeer bijzondere gevallen wordt door de kantonrechter afgeweken van het sociaal plan, aldus [eiser sub 1] en [eiser sub 2].
4.2. FNV betwist dat zij onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser sub 1] en [eiser sub 2]. Zij benadrukt dat zij bij de onderhandelingen om tot een sociaal plan te komen, handelt ten behoeve van haar leden, die aan de uitkomst van de onderhandelingen gebonden zijn, en niet ten behove van niet-leden. Niet-leden zijn niet aan het sociaal plan gebonden en kunnen naar de rechter stappen om alsnog een betere vergoeding te krijgen, volgens de kantonrechtersformule. Volgens FNV is het dan ook niet zo dat door het instemmen met het sociaal plan van Maars, [eiser sub 1] en [eiser sub 2] de kans op een hogere vergoeding via de kantonrechter is ontnomen. Zij stelt dat het de afgelopen jaren meer dan eens is voorgekomen dat niet-leden alsnog een hogere vergoeding kregen via de kantonrechter, terwijl haar leden gebonden waren aan het sociaal plan en zo in feite inleverden ten behoeve van het voortbestaan van de onderneming in het belang van de achterblijvende werknemers. Dat was de reden om bij de onderhandelingen rond het sociaal plan een bedrag te bedingen dat zij aan haar leden uitkeerde. Volgens FNV is bij de hoogte van het bedrag ook met een schuin oog gekeken naar de kantonrechtersformule. Dat haar leden daarmee beter af waren dan niet-leden die gebruik maakten van de suppletieregeling van het sociaal plan is volgens FNV niet onrechtmatig jegens die niet-leden; haar maatschappelijke taak en rol gaat niet zover dat zij gehouden is om voor niet-leden hetzelfde te bedingen als voor leden.
4.3. FNV behartigt in de eerste plaats de belangen van haar leden. Haar maatschappelijke rol als vakbond brengt naar het oordeel van de rechtbank niet met zich dat zij - ook waar het, zoals in deze zaak bij het tot stand komen van een sociaal plan, gaat om onderhandelingen waarbij niet-leden niet gebonden zijn aan het onderhandelingsresultaat - steeds gehouden is om voor leden en niet-leden gelijke resultaten te bewerkstelligen. Dat betekent dat het haar in beginsel vrij stond om voor haar leden een betere vergoeding te bedingen dan voor niet-leden. In dit geval is echter een (aanzienlijke) vergoeding voor ‘advieskosten’ bedongen, welk bedrag uiteindelijk aan de bij Maars vertrekkende leden is uitgekeerd. Dat de leden van FNV meer geld zouden ontvangen dan hetgeen uit de in het sociaal plan opgenomen suppletieregeling voortvloeide was daardoor niet duidelijk en uit de stukken en het verhandelde ter zitting is ook niet naar voren gekomen dat Maars, de OR en de overige onderhandelaars (het CNV) daarvan op de hoogte waren. Dat roept de nodige vragen op over de handelwijze van FNV. Dit betekent echter nog niet dat de conclusie is gerechtvaardigd dat FNV onrechtmatig heeft gehandeld jegens de niet-leden [eiser sub 1] en [eiser sub 2]. Daarbij is allereerst van belang dat niet kan worden geoordeeld dat inbreuk is gemaakt op het recht van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] om een hogere vergoeding te bedingen, al dan niet in een procedure bij de kantonrechter. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] waren als niet-leden immers niet aan de uitkomst van het sociaal plan gebonden en konden hun zaak aan de rechter voorleggen om op die manier een voor hen redelijke vergoeding te verkrijgen. De kantonrechter zal weliswaar gewicht toekennen aan het bestaan van een sociaal plan en dat als uitgangspunt nemen, maar van dat uitgangspunt kan worden afgeweken zodat ook niet kan worden aangenomen dat [eiser sub 1] en [eiser sub 2] zoals zij stellen ‘feitelijk’ aan het sociaal plan gebonden waren. Juist omdat niet-leden een hogere vergoeding kunnen bedingen kan dan ook niet worden geoordeeld dat FNV haar leden bij het akkoord gaan met het sociaal plan welbewust bevoordeelde ten opzichte van de niet-leden. Daarbij is nog van belang dat door [eiser sub 1] en [eiser sub 2] niet is weersproken dat ten tijde van de onderhandelingen over het sociaal plan niet duidelijk was hoeveel werknemers gebruik zouden maken van de suppletieregeling en in welke verhouding de aanvullend bedongen vergoeding voor advieskosten zou staan ten opzichte van de in totaal met de afvloeiing van werknemers gemoeide kosten. Hetgeen [eiser sub 1] en [eiser sub 2] primair aan hun vordering ten grondslag leggen kan die vordering derhalve niet dragen.
4.4. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] hebben als subsidiaire grondslag voor hun vordering aangevoerd dat FNV misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid om op te treden in het collectieve belang van de werknemers. De rechtbank begrijpt dat dit misbruik er volgens [eiser sub 1] en [eiser sub 2] in gelegen zou zijn dat FNV haar bevoegdheid om met het sociaal plan in te stemmen heeft gebruikt om een betere regeling voor haar leden te krijgen doordat zij instemming afhankelijk heeft gemaakt van de betaling van een adviesvergoeding die werd doorbetaald aan haar eigen leden. De schade die [eiser sub 1] en [eiser sub 2] door dit handelen van FNV zouden hebben geleden zou eruit bestaan dat de adviesvergoeding voor FNV ten koste ging van de totale financiële ruimte bij Maars voor het sociaal plan.
4.5. FNV heeft ook in dit verband benadrukt dat zij een vereniging is die de belangen van haar leden behartigt. Zij stelt dat bij de onderhandelingen niet alleen rekening is gehouden met de vertrekkende werknemers maar ook met de achterblijvende werknemers: een sociaal plan, ook al is dat mager biedt meer zekerheid over het voortbestaan van de onderneming. Juist de achterblijvende werkgelegenheid was aanleiding om in dit geval mee te werken met een sociaal plan. Als er geen sociaal plan zou zijn, dan konden werknemers ieder voor zich een vergoeding eisen en dat zou in dit geval het einde van het bedrijf kunnen zijn, aldus FNV.
4.6. De rechtbank stelt voorop dat van misbruik van bevoegdheid sprake is 1) wanneer de bevoegdheid wordt uitgeoefend met geen ander doel dan een ander te schaden, 2) wanneer de bevoegdheid wordt uitgeoefend met een ander doel dan waarvoor de bevoegdheid is verleend of 3) indien men, in aanmerking nemende de onevenredigheid tussen het belang bij de uitoefening en het belang dat daardoor wordt geschaad, naar redelijkheid niet tot uitoefening van de bevoegdheid had kunnen komen.
Daarbij moet het belang dat daardoor wordt geschaad niet restrictief worden uitgelegd. Ook belangen van derden kunnen daarbij een rol spelen.
4.7. De rechtbank overweegt dat de primaire doelstelling van FNV in de besprekingen met Maars was om voor haar leden een goede regeling te treffen. Gelet op de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst is juist deze doelstelling de oorsprong en grondslag van de bevoegdheid van FNV om met werkgevers te onderhandelen. FNV heeft haar bevoegdheid om een sociaal plan af te spreken dan ook niet uitgeoefend met geen ander doel dan een ander te schaden of met een ander doel dan waarvoor de bevoegdheid is verleend.
4.8. De vraag die dan nog voorligt, is of FNV de juiste afweging heeft gemaakt tussen het belang bij uitoefening van haar bevoegdheid om een sociaal plan af te spreken en het belang van [eiser sub 1] en [eiser sub 2].
FNV heeft naar het oordeel van de rechtbank terecht aangevoerd dat zij ook rekening dinede te houden met de belangen van de achterblijvende medewerkers.
Aan de ene kant staan derhalve de belangen van FNV. Het is in het belang van FNV om een voor haar leden zo goed mogelijk resultaat te behalen in de besprekingen met Maars. Daarmee zijn de belangen van FNV en haar leden aan elkaar gekoppeld.
FNV heeft de ervaring dat niet-leden via de kantonrechter meermalen een hogere vergoeding kregen dan leden. Leden van de FNV kunnen deze weg niet kiezen omdat zij gebonden zijn aan een sociaal plan dat door FNV getekend is. Het is in het belang van FNV om ervoor zorg te dragen dat haar leden ondanks deze beperking toch een goed eindresultaat krijgen. Om dat te bereiken heeft zij de constructie met de advieskosten gehanteerd.
Voor wat betreft de belangen van de andere groep, de achterblijvende werknemers, is niet betwist is dat FNV in haar afweging die belangen ook heeft meegewogen. Zij heeft de keuze gemaakt om wel een sociaal plan af te sluiten gelet op het belang van de achterblijvende werknemers bij het voortbestaan van de onderneming.
Aan de andere kant staan de belangen van [eiser sub 1] en [eiser sub 2]. Zij stellen dat zij door het handelen van FNV zijn geschaad, welke schade er uit zou bestaan dat de financiële ruimte voor het sociaal plan werd beperkt doordat de advieskosten die aan FNV moesten worden betaald uit de beschikbare financiële ruimte werden betaald.
De rechtbank overweegt dat uit de verklaringen van de heren [getuige 3] en [getuige 2] blijkt dat het budget dat Maars beschikbaar had voor de reorganisatie niet bij voorbaat vast stond. Daarmee kan ook niet worden gezegd dat het handelen van FNV de financiële ruimte in het nadeel van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] heeft beïnvloed; dat Maars bereid zou zijn geweest om het aan advieskosten betaalde bedrag te vertalen in een betere suppletieregeling in het sociaal plan is niet vast komen te staan. Dit volgt niet uit de verklaringen van de betrokkenen en kan ook niet zonder meer worden aangenomen, zeker niet omdat vooraf niet duidelijk was hoeveel de suppletieregeling Maars per saldo zou kosten, ook al omdat nog niet duidelijk was hoeveel medewerkers zouden worden ontslagen.
De rechtbank is van oordeel dat de belangenafweging van FNV tussen de belangen van haarzelf, haar leden, de achterblijvende werknemers en de ongebonden werknemers zoals [eiser sub 1] en [eiser sub 2] niet onredelijk was.
Van misbruik van bevoegdheid door FNV is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
Hetgeen [eiser sub 1] en [eiser sub 2] subsidiair aan hun vordering ten grondslag leggen kan die vordering derhalve niet dragen.
4.9. Meer subsidiair voeren [eiser sub 1] en [eiser sub 2] aan dat zij op grond van de redelijkheid en billijkheid recht hebben op een (schade)vergoeding. FNV betwist dat zij de schade moet vergoeden die [eiser sub 1] en [eiser sub 2] eventueel hebben geleden. Zij stelt dat een rechtsgrond daarvoor ontbreekt nu er geen overeenkomst is tussen FNV en [eiser sub 1] en [eiser sub 2].
4.10. Anders dan FNV lijkt te stellen, kunnen uit de redelijkheid en billijkheid ook verplichtingen voortvloeien bij rechtsbetrekkingen anders dan die uit obligatoire overeenkomst. Bij de beantwoording van de vraag welke rechten of verplichtingen uit redelijkheid en billijkheid voortvloeien, dienen de aard van de rechtsverhouding, de gerechtvaardigde belangen van ieder der partijen en de omstandigheden van het bijzondere geval te worden betrokken. Aan de hand van deze criteria moet worden gekeken of FNV op grond van de redelijkheid en billijkheid verplicht is eventuele schade van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] te vergoeden.
4.11. De rechtsbetrekking tussen [eiser sub 1] en [eiser sub 2] en FNV vloeit voort uit het sociaal plan dat Maars en FNV zijn overeengekomen. In dat plan staat kort gezegd dat het van toepassing is op alle medewerkers in vaste dienst van Maars met wie het arbeidscontract in het kader van de reorganisatie beëindigd wordt (paragraaf 1.1 van het sociaal plan). [eiser sub 1] en [eiser sub 2] zijn medewerkers op wie het sociaal plan betrekking had.
4.12. Over de belangen van zowel FNV als [eiser sub 1] en [eiser sub 2] heeft de rechtbank hierboven in paragraaf ?4.8 reeds overwogen.
4.13. Voor wat betreft de overige omstandigheden overweegt de rechtbank als volgt.
Vast staat dat FNV de adviesvergoeding als voorwaarde heeft gesteld voor haar instemming met het sociaal plan. De rechtbank stelt verder vast dat FNV ervoor gekozen heeft om de term adviesvergoeding te gebruiken, terwijl het ging om een ontslagvergoeding speciaal voor leden van FNV. De reden hiervoor is de rechtbank niet duidelijk.
[eiser sub 1] en [eiser sub 2] verkeerden klaarblijkelijk in de veronderstelling dat het door de vakbonden ondertekende sociaal plan het maximaal haalbare was en dat zij in feite aan het sociaal plan gebonden waren. Dit zou wellicht anders zijn geweest als zij hadden geweten dat de leden van FNV naast het sociaal plan nog een aanvullende vergoeding kregen. FNV heeft door de wijze waarop voor haar leden een aanvullende vergoeding werd verkregen het postvatten van die veronderstelling in de hand gewerkt.
Daar staat tegenover dat niet is gesteld of gebleken dat FNV ten tijde van de onderhandelingen duidelijk was of moest zijn dat het bedrag aan advieskosten een veelvoud was van de bedragen die Maars in het kader van de suppletieregeling zou moeten betalen en dat evenmin is komen vast te staan dat Maars bereid zou zijn geweest om in te stemmen met een ‘beter’sociaal plan en/of een vergoeding voor alle werknemers. Dat [eiser sub 1] en [eiser sub 2] -de gewraakte handelswijze van FNV weggedacht- in een financieel betere positie zouden hebben verkeerd, is niet gebleken. Daar komt nog bij dat Maars aan [eiser sub 1] en [eiser sub 2] tenminste één keer een aanvullende vergoeding heeft aangeboden, bij het gesprek dat bij [werknemer X] thuis heeft plaatsgevonden (zie paragrafen ?2.7, ?2.8, ?2.10 en ?2.11). [eiser sub 1] en [eiser sub 2] hebben er om hen moverende redenen voor gekozen om op dit aanbod niet in te gaan, terwijl zij door aanvaarding van het aanbod in dezelfde of een vergelijkbare financiële positie zouden zijn gekomen als de leden van FNV die -via de advieskostenvergoeding aan FNV- een vergelijkbaar bedrag van Maars hadden ontvangen.
4.14. Uit al deze omstandigheden volgt naar het oordeel van de rechtbank niet de verplichting voor FNV om op grond van de redelijkheid en billijkheid schade van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] te vergoeden. Dat betekent dat de vordering van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] moet worden afgewezen.
4.15. [eiser sub 1] c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van FNV worden begroot op:
- vast recht EUR 254,00
- salaris advocaat 904,00 (2,0 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.158,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiser sub 1] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van FNV tot op heden begroot op EUR 1.158,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Dondorp en in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2009.