RECHTBANK UTRECHT
Sector bestuursrecht
uitspraak van de meervoudige kamer d.d. 27 april 2009
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bunschoten,
verweerder.
Inleiding
1.1 Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 7 april 2008 (hierna: het bestreden besluit), waarbij het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 27 november 2007 ongegrond is verklaard. Bij laatstgenoemd besluit heeft verweerder eiseres per 1 januari 2007 ingepast in de generieke functiebeschrijving van vakspecialist C (functiecode 06.04).
1.2 Het beroep is behandeld ter zitting van de enkelvoudige kamer van 2 december 2008, waar eiseres in persoon is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde L. Grosveld, werkzaam bij CNV Publieke Zaak. Namens verweerder zijn verschenen [X], manager bij de sociale dienst Baarn, Bunschoten en Soest en de heer [Y], personeelsfunctionaris, beiden in dienst van het college van B&W van Soest.
1.3 Bij de behandeling ter zitting is de rechtbank gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest en is het onderzoek ingevolge artikel 8:64, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) geschorst. De rechtbank heeft verweerder bij brief van 3 december 2008 verzocht antwoord te geven op een aantal vragen. Nadat verweerder de rechtbank bij brief van 12 december 2008 een reactie heeft gegeven op deze vragen, heeft de rechtbank het beroep opnieuw op zitting geagendeerd.
1.4 De behandeling van het beroep is voortgezet ter zitting van de meervoudige kamer van 3 maart 2009, waar eiseres in persoon is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde K. Scheen, werkzaam bij CNV Publieke Zaak. Namens verweerder zijn verschenen [X] en [Y] voornoemd, bijgestaan door mr. drs. M.P. Korevaar, advocaat te Zwolle.
Overwegingen
2.1 Eiseres was bij verweerder werkzaam als bijstandsconsulent (schaal 8). Bij de vorming van een gemeenschappelijke sociale dienst van de gemeenten Baarn, Bunschoten en Soest in 2002 is door de genoemde gemeenten besloten dat de medewerkers in dienst blijven bij de gemeente waar zij aangesteld zijn en dat zij te werk worden gesteld bij het samenwerkingsverband van de sociale dienst Baarn, Bunschoten en Soest (hierna: BBS). Verweerder heeft op 11 november 2003 besloten om voor de medewerkers die bij BBS te werk zijn gesteld, het functiewaarderingssysteem van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Soest (hierna: het college van B&W van Soest) te volgen. Verweerder heeft eiseres bij besluit van 25 november 2002 met ingang van 1 januari 2003 geplaatst in de functie bijstandsconsulent bij BBS.
2.2 In 2007 is het college van B&W van Soest een traject gestart van generieke functiebeschrijvingen.
Op 24 april 2007 heeft het college van B&W van Soest ingestemd met de definitieve vaststelling van een nieuw (generiek) functieboek waarin een beperkt aantal generieke functiebeschrijvingen is vastgesteld, waaronder vakspecialist B en vakspecialist C. Op 26 juni 2007 heeft het college van B&W van Soest de functiewaarderingen en de conversietabel vastgesteld.
2.3 Verweerder heeft op 4 december 2007 besloten om de door het college van B&W van Soest vastgestelde functiebeschrijvingen en functiewaarderingen voor de medewerkers die bij BBS te werk zijn gesteld met ingang van 1 januari 2007 vast te stellen. Deze procedure heeft ertoe geleid dat aan eiseres per 1 januari 2007 het generieke functieprofiel van vakspecialist C (schaal 8) is toegewezen.
2.4 Eiseres acht het onjuist dat verweerder het advies van de bezwaar- adviescommissie heeft gevolgd, nu de werknemersvertegenwoordiger in die commissie in tegenstelling tot de overige leden toewijzing van het functieprofiel van vakspecialist B aan de orde achtte. De rechtbank overweegt dat in artikel 8, zevende lid, van de Procedureregeling functiebeschrijving en functiewaardering gemeente Soest (hierna: Procedureregeling) is bepaald dat de bezwarencommissie bij elke vergadering voltallig tot besluitvorming dient te komen. Minderheidsstandpunten kunnen worden ingenomen. Gelet daarop is unanimiteit bij de advisering niet vereist. Ook overigens is niet gebleken dat dit advies onzorgvuldig tot stand is gekomen. Verweerder heeft dit advies dan ook aan het bestreden besluit ten grondslag kunnen leggen.
2.5 Ten aanzien van de grond dat tegen het voornemen tot toedeling van het functieprofiel vakspecialist C en de daarbij behorende salarisinpassing ten onrechte geen zienswijze kon worden ingediend, overweegt de rechtbank het volgende. Gelet op artikel 7, eerste lid, van de Procedureregeling, moet betrokkenen de gelegenheid worden geboden een zienswijze in te dienen tegen een voorgenomen functieprofieltoewijzing. Eiseres is die gelegenheid niet geboden, zodat de totstandkoming van het primaire besluit van 27 november 2007 in dat opzicht gebrekkig is geweest. Aan het voorgaande verbindt de rechtbank echter niet de conclusie dat het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking komt. Eiseres heeft bezwaar gemaakt en is ook in het kader van dit bezwaar gehoord. Zij is aldus voldoende en tijdig in de gelegenheid gesteld om haar bezwaren tegen de functieprofieltoewijzing uiteen te zetten.
2.6 Eiseres betoogt dat de door haar uitgeoefende functie van bijstandsconsulent niet onder het functieprofiel van vakspecialist C maar van vakspecialist B valt. Volgens eiseres worden nagenoeg alle taken uit de omschrijving behorend bij vakspecialist B door de bijstandsconsulent uitgevoerd, met uitzondering van de vertegenwoordiging van de gemeentelijke organisatie in rechte en het begeleiden van externe partijen in voorbereiding en uitvoering in projecten. Deze twee laatste taken worden ook niet door de applicatiebeheerder binnen de BBS en de casemanager van de afdeling Uitstroom en Activering uitgevoerd, terwijl deze functies wel op de functie van vakspecialist B zijn ingepast. Eiseres heeft er verder op gewezen dat blijkens vacaturemeldingen voor de functies applicatiebeheerder en medewerker bouwzaken slechts MBO-niveau wordt gevraagd, terwijl voor bijstandsconsulent HBO-niveau wordt geëist.
2.7 Verweerder baseert de functieprofieltoewijzing op de concrete omschrijving van taken behorend bij de functiebeschrijving van de bijstandsconsulent zoals die eind 2002 is opgemaakt. Met name de taak “toetst het recht op een uitkering” acht verweerder van belang. Hieruit kan volgens verweerder worden opgemaakt dat de functie van bijstandsconsulent een uitvoerend karakter heeft, gebaseerd op het toepassen van wet- en regelgeving en voornamelijk gericht op de materiële aspecten van het vakgebied. Deze omschrijving past bij de omschrijving “specifiek en afgebakend terrein op de afdeling” behorend bij het functieprofiel van vakspecialist C. De afwegingen worden gemaakt aan de hand van een gedegen vooronderzoek, uitgebreide vastgestelde procedures en beslisbomen. Er is daarom sprake van weinig individuele adviesruimte.
2.8 Het generieke functieprofiel van vakspecialist C is neergelegd in het functieboek dat door het college van B&W van Soest is vastgesteld. Verweerder heeft dit functieboek wel overgenomen, maar niet zelf opnieuw vastgesteld. Hetzelfde geldt voor de daarmee samenhangende procedureregeling functiebeschrijving en functiewaardering. Gelet hierop is toepassing van het functieboek en daarmee samenhangende regelingen aan te merken als beleid. Niet gebleken is dat dit beleid voor zover hier aan de orde in strijd is met het recht. Voorts blijkt dit beleid door verweerder consequent te zijn toegepast.
2.9 Eiseres heeft te kennen gegeven niet de inhoud van het functieboek of de procedureregeling functiebeschrijving en functiewaardering te willen aanvechten, maar alleen de functieprofieltoewijzing. De rechtbank zal zich daar dan ook toe beperken bij haar beoordeling. Daarbij is een terughoudende toetsing op zijn plaats. De rechtbank dient zich te beperken tot de vraag of verweerder in redelijkheid het generieke functieprofiel van vakspecialist C aan eiseres heeft kunnen toewijzen. Dit laatste betekent dat vernietiging van het bestreden besluit eerst aan de orde is als dit besluit als onhoudbaar moet worden aangemerkt.
2.10 De functieprofieltoewijzing is geschied op basis van de beschrijving van inhoud en taken van de functie bijstandsconsulent, zoals door verweerder vastgesteld op 18 november 2002. Eiseres heeft naar voren gebracht dat sindsdien de Wet werk en bijstand is ingevoerd, hetgeen naar haar mening tot een wezenlijke wijziging van de functie heeft geleid in die zin dat deze meer eigen beslissingsruimte kent dan voorheen. Het betreft dus niet louter de uitvoering van wet- en regelgeving. Verder wordt een actievere houding van de bijstandsgerechtigden gevraagd, wat ook van de consulent meer vergt. De communicatie beperkt zich dan ook niet tot het vragen van feitelijke gegevens van cliënten.
Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat de als gevolg van de inwerkingtreding in 2004 van de Wet werk en bijstand ontstane discretionaire bevoegdheid toekomt aan de gemeente en niet aan de bijstandsconsulent in diens rol als adviseur. De rechtbank is van oordeel dat het hier veelal om een accentverschuiving dan wel accentverzwaring gaat. Dat daarbij maatwerk moet worden geleverd, doet wellicht meer beroep op de creativiteit, maar maakt de beslisruimte van de consulent niet groter. Niet is gebleken dat de functie wezenlijk is veranderd wat betreft takenpakket of verantwoordelijkheden.
2.11 Blijkens de functieomschrijving uit 2002 komen de taken van de bijstandsconsulent in hoofdzaak neer op het behandelen van aanvragen om materiële hulp, het verrichten van heronderzoeken, het tijdens de financiële hulpverlening verwijzen naar andere instanties en het geven van voorlichting. Het behandelen van aanvragen en het verrichten van onderzoeken houden in dat de bijstandsconsulent het recht op uitkering toetst, gegevens onderzoekt, rapportages en adviezen opstelt, conceptbeschikkingen schrijft en intakegesprekken in het kader van de Algemene bijstandswet en aanverwante regelingen houdt. De rechtbank onderschrijft het standpunt van verweerder dat het bij de functie van bijstandsconsulent niet om ingewikkelde problemen gaat, maar om werk van uitvoerende aard op een vrij nauw afgebakend werkgebied, waarbij wel eigen analyse en interpretatie vereist is. Verweerder heeft er daarnaast op gewezen dat de functie vier taakvelden mist die behoren bij het functieprofiel vakspecialist B, te weten analyse en onderzoek, het maken van functionele en technische ontwerpen, het begeleiden van externe partijen en procesvertegenwoordiging. Eiseres is er niet geslaagd aannemelijk te maken dat dit anders ligt.
Eiseres heeft erop gewezen dat in bepaalde andere functies ook niet alle taakvelden voorkomen, maar dat daaraan desondanks het functieprofiel vakspecialist B is toegewezen. Verweerder erkent dat dit het geval is, maar betoogt dat inherent is aan het nu gekozen systeem van generieke functieprofielen dat soms niet wordt voldaan aan alle bij de generieke functie genoemde taakvelden. Ter zitting heeft verweerder aanvullend opgemerkt dat het criterium is dat het niet zo mag zijn dat aldus niet wordt voldaan aan een substantieel deel van de taakvelden. Dit is, zo begrijpt de rechtbank verweerder, het geval bij het functieprofiel vakspecialist B, nu in de functie bijstandsconsulent vier van de daarbij aan de orde zijnde taakvelden missen. Gesteld noch gebleken is dat verweerder hiermee een onjuiste invulling heeft gegeven aan zijn beleid ter zake.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder, gelet op het bovenstaande, in redelijkheid functieprofiel vakspecialist C kunnen toewijzen aan eiseres. Het gevraagde opleidingsniveau in wervingsteksten van onderhavige en overige functies bij verweerder kan daaraan niet afdoen, nu niet dit gegeven beslissend is voor de zwaarte en inhoud van een functie, maar de beschrijving van tot de functie behorende taken en verantwoordelijkheden.
2.13 Het beroep dient ongegrond te worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank Utrecht,
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.J. Overdijk als voorzitter en mr. J.M. Willems en mr. R.M. Crowe als leden en in het openbaar uitgesproken op 27 april 2009.
De griffier: De voorzitter:
mr. M.H. Menger mr. D.A.J. Overdijk
Tegen deze uitspraak staat, binnen zes weken na de dag van bekendmaking hiervan, voor belanghebbenden hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Let wel
De uitspraak van de rechtbank is bindend tussen partijen. Die binding heeft ook betekenis bij een eventueel vervolg van deze procedure, bijvoorbeeld indien het beroep gegrond wordt verklaard en verweerder een nieuw besluit moet nemen. Als een partij niet met hoger beroep opkomt tegen een oordeel van de rechtbank waarbij uitdrukkelijk en zonder voorbehoud een standpunt van die partij is verworpen, staat de bestuursrechter die partij in beginsel niet toe dat standpunt in een latere fase van de procedure opnieuw in te nemen.