Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 251451 / HA ZA 08-1388
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ENECO SERVICES B.V.,
tevens zaakdoende onder de naam ENECO,
in haar hoedanigheid van lasthebber van:
I. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ENECO Energie Retail B.V.,
voorheen genaamd: ENECO Mixed Holding Consumenten B.V.,
en
II de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ENECO NetBeheerB.V.,
allen gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat: mr. C. Schimmel,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat: mr. R.D.A. van Boom.
Partijen zullen hierna Eneco en [gedaagde] genoemd worden.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 10 september 2008;
- de akte bewijsaandraagplicht tevens inbreng producties en aanvulling verweer aan de zijde van [gedaagde];
- de brief namens Eneco van 7 januari 2009 met producties;
- het proces-verbaal van comparitie van 21 januari 2009;
- de akte uitlating van 4 februari 2009 van de zijde van [gedaagde].
1.2. Ter comparitie van partijen is de zaak naar de rol van 4 februari 2009 verwezen om – samengevat – partijen in de gelegenheid te stellen schikkingsonderhandelingen te voeren en de rechtbank te berichten of zij tot een vergelijk zijn gekomen of dat vonnis dient te worden gewezen. Partijen zijn niet in de gelegenheid gesteld om bij akte de zaak nader inhoudelijk toe te lichten dan wel feiten en/of omstandigheden aan te vullen. De rechtbank slaat in verband daarmee geen acht op de inhoud van de akte uitlating van [gedaagde] van 4 februari 2009.
1.3. Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1. Eneco treedt in deze procedure op als lasthebber van Eneco Retail B.V. en Eneco NetBeheer B.V. Deze drie rechtspersonen zullen hierna gezamenlijk worden aangeduid als Eneco.
2.2. Op grond van een overeenkomst tussen Eneco en [gedaagde] leverde Eneco elektriciteit aan de woning van [gedaagde] aan de [adres] in [woonplaats] (hierna: “de woning”).
2.3. De woning, eigendom van [gedaagde], was door [gedaagde] met ingang van 1 oktober 2005 verhuurd aan [huurder] (hierna: “de huurder”).
2.4. Op 31 januari 2006 is door een fraude-controleur van Eneco (hierna: “de fraudecontroleur”) in drie verschillende ruimten van de woning een hennepkwekerij geconstateerd. De fraudecontroleur heeft ook geconstateerd dat de verzegeling van de hoofdzekeringskast was verbroken en heeft waargenomen dat een kabel zodanig was aangesloten op de aansluitingen van de hoofdzekeringhouders, dat de afgenomen elektriciteit niet werd gemeten door de elektriciteitsmeter. Via deze kabel werd de hennepkwekerij in de drie ruimten van elektriciteit voorzien.
2.5. [gedaagde] verbleef gedurende de periode van 1 oktober 2005 tot en met 31 januari 2006 in het buitenland.
2.6. Eneco heeft [gedaagde] op 1 februari 2006 een faktuur gezonden wegens fraudekosten ten bedrage van EUR 15.502,46 maar tot enige betaling door [gedaagde] heeft dit niet geleid.
3.1. Eneco vordert, na vermindering van eis ter comparitie, dat [gedaagde], bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis, wordt veroordeeld tot betaling van EUR 14.592,46, te vermeerderen met EUR 2.010,08 ter zake van wettelijke rente tot 27 juni 2008 en te vermeerderen met wettelijke rente over EUR 14.592,46 vanaf 27 juni 2008 tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2. Eneco legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst, subsidiair dat [gedaagde] een onrechtmatige daad jegens haar heeft gepleegd. In verband daarmee stelt Eneco dat [gedaagde] als contractant ervoor dient te zorgen dat de meetapparatuur van Eneco intact blijft en dat niet op illegale wijze elektriciteit wordt afgetapt. Deze zorgplicht is [gedaagde] niet nagekomen aangezien hij heeft nagelaten de nodige maatregelen te treffen.
3.3. [gedaagde] voert verweer. [gedaagde] betwist dat hij de op hem rustende zorgplicht heeft geschonden. De huurder van de woning heeft de hennepkwekerij buiten medeweten van [gedaagde] aangelegd en [gedaagde] is bij deze kwekerij niet betrokken geweest. Voorts voert [gedaagde] aan dat hij in verband met zijn verblijf in het buitenland zijn moeder heeft belast met het toezicht op de woning en dat zijn moeder in het kader van dat toezicht regelmatig langs de woning is geweest. Verder betwist [gedaagde] de hoogte van de schade alsmede dat hij aan Eneco een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd is.
4. De beoordeling
Toerekenbare tekortkoming
4.1. De kern van het geschil gaat over de vraag of [gedaagde] de op hem rustende zorgplicht als contractant van Eneco heeft geschonden en daarmee toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verbintenissen op grond van de overeenkomst.
4.2. Nu [gedaagde] niet van de huurder heeft bedongen dat de elektriciteitsaansluiting op naam van de huurder werd gezet, was [gedaagde] als contractuele wederpartij jegens Eneco verplicht om de in het pand aanwezige meetinstallatie op legale wijze te gebruiken en te beschermen tegen manipulatie. In dat verband rustte op [gedaagde] een zorgplicht jegens Eneco om erop toe te zien dat niet op illegale wijze stroom werd afgetapt in de door hem verhuurde woning. Het buiten de meter om afnemen van elektriciteit levert een tekortkoming in de nakoming van deze zorgplicht op. Deze tekortkoming kan [gedaagde] worden toegerekend, nu deze op grond van de in het maatschappelijk verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade van Eneco.
4.3. Voor zover [gedaagde] heeft willen betogen dat de tekortkoming hem niet kan worden toegerekend, omdat hij zijn moeder heeft belast met het toezicht op de woning in welk verband zij langs de woning is geweest, dan wordt hij niet in dit betoog gevolgd. Immers,
indien zou moeten worden aangenomen dat de moeder van [gedaagde] op enigerlei wijze toezicht heeft gehouden, dan is het uitgeoefende toezicht naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende geweest. Ook dat is [gedaagde] als contractant van Eneco toe te rekenen.
4.4. De overige stellingen van [gedaagde] met betrekking tot de vraag of hij toerekenbaar tekort is geschoten kunnen, gelet op het voorgaande, buiten beschouwing blijven.
4.5. De door Eneco gevorderde schade, gespecificeerd op de als productie 1 bij dagvaarding overgelegde aangifte en de als productie 2 overgelegde faktuur, bestaat uit kosten van verbruikte elektriciteit en overige kosten. De omvang van de gevorderde kosten ten aanzien van de verbruikte elektriciteit wordt bepaald door het vermogen van de gebruikte apparatuur en de periode waarin daarmee buiten de meter om stroom werd afgenomen. Eneco betoogt dat in de woning gedurende tenminste 210 dagen illegaal stroom is afgenomen en heeft berekend dat de kosten voor dit verbruik EUR 12.112,27 bedragen. De overige kosten zijn door Eneco begroot op EUR 2.480,19.
4.6. [gedaagde] betwist de hoogte van de kosten van het stroomverbruik en betoogt dat er geen aanwijzingen zijn voor meer dan één oogst, hetgeen neerkomt op een erkenning van illegaal stroomverbruik gedurende (afgerond) 70 dagen. Anders dan [gedaagde] stelt is de rechtbank echter van oordeel dat ervan kan worden uitgegaan dat in de woning gedurende tenminste 210 dagen illegaal stroom is afgenomen. In verband daarmee overweegt de rechtbank het volgende.
4.7. Eneco baseert haar berekening in de eerste plaats op de in de aangifte van Eneco vermelde aanwijzingen voor eerdere oogsten, waaronder de schimmelvorming op de vloer onder de planten, de restanten van hennepplanten, vervuilde koolstoffilters, lege jerrycans van groeimiddelen en kalkafzetting (productie 1 bij dagvaarding). [gedaagde] voert aan dat er geen algemene normen bestaan aan de hand waarvan deze aanwijzingen kunnen worden gerelateerd aan een aantal oogsten. De indeling in de gradaties van de door Eneco aangevoerde aanwijzingen variërend van “licht” tot “zeer sterk” is volgens [gedaagde] bovendien subjectief. Op zijn best is sprake van een schatting van de periode waarin hennep is gekweekt, waarvan de nauwkeurigheid niet is te bepalen.
4.8. Hierover overweegt de rechtbank dat de omstandigheid dat over het aantal oogsten geen volstrekte zekerheid is te geven, voortvloeit uit het feit dat het stroomverbruik niet is geregistreerd, hetgeen voor risico van [gedaagde] dient te komen. Daar komt bij dat uit de aangifte blijkt dat de fraudecontroleur sinds 1992 hennepkwekerijen heeft ontmanteld en gesprekken heeft gehad met eigenaars van deze kwekerijen, zodat hij dus de nodige ervaring heeft opgedaan. Voor zover aan de bevindingen van de fraudecontroleur had moeten worden getwijfeld, had het op de weg gelegen van [gedaagde] om in verband hiermee meer aan te voeren. De enkele stelling dat de fraudecontroleur in een gezagsverhouding tot Eneco staat en zijn deskundigheid niet blijkt uit enige formele beroepskwalificatie kan niet worden aangemerkt als een inhoudelijke betwisting van (de juistheid van) zijn bevindingen.
4.9. Ter onderbouwing van de stelling dat in dit geval sprake is van ten minste drie kweekperiodes c.q. een periode van ten minste 210 dagen gedurende welke illegaal stroom is afgenomen, heeft de gemachtigde van Eneco tijdens de comparitie van partijen aangegeven dat op een door Eneco in het geding gebrachte kleurenfoto is te zien dat op de plaats waar een ketting om een filter heeft gehangen het filterdoek wit is. Dit betekent dat op het moment waarop het filterdoek om de filter is geplaatst en de filter is opgehangen, het filterdoek nieuw was. Tevens heeft de gemachtigde van Eneco gesteld dat de fraudecontroleur op 31 januari 2006 heeft geconstateerd dat de tint grijs van de in de woning aangetroffen filterdoeken wijst op een tint grijs overeenkomende met drie kweekperiodes. Deze stelling heeft de raadsvrouw van [gedaagde] niet weersproken, zodat de rechtbank, mede omdat reeds is vastgesteld dat [gedaagde] de ervaringsdeskundigheid van de fraudecontroleur onvoldoende heeft betwist, uitgaat van de juistheid van de stelling van Eneco.
4.10. Op een andere kleurenfoto zijn bruine hennepbladeren te zien. Dit wijst volgens Eneco op tenminste twee kweekperiodes, en niet op slechts één kweekperiode zoals [gedaagde] stelt. Indien de bladeren van dezelfde oogst zouden zijn als de groene bladeren die eveneens op de aarde in de potten liggen, zoals te zien op de foto’s, zouden de bladeren dezelfde kleur moeten hebben. Volgens [gedaagde] zijn bruine bladeren geen aanwijzingen voor meerdere oogsten; tijdens een zitting van de strafrechter heeft een politieagent verklaard dat een blad dat op de grond ligt al binnen één week verschrompeld is. De rechtbank acht deze stelling van [gedaagde] onvoldoende onderbouwd, aangezien uit de opmerking van de politieagent over de verschrompeling van bladeren niet kan worden afgeleid dat hij hierbij ook doelde op het bruin worden van bladeren nadat zij van een hennepplant af zijn gekomen. De bruine bladeren zijn naar het oordeel van de rechtbank dan ook een aanwijzing dat in de woning tenminste twee kweekcycli hebben plaatsgevonden.
4.11. [gedaagde] voert tevens aan dat Eneco uitgaat van een periode van 210 dagen waarin illegaal stroom zou zijn afgenomen, terwijl de periode waarin de woning werd verhuurd tot 31 januari 2006 (de dag waarop de kwekerij is ontdekt) slechts 120 dagen omvat. De verhuur van de woning vanaf 1 oktober 2005 leidt naar het oordeel van de rechtbank echter niet zonder meer tot de conclusie dat niet reeds voor die datum in de woning hennep werd gekweekt. Het had op de weg gelegen van [gedaagde] om die stelling nader te onderbouwen. Het standpunt van [gedaagde], dat de huurder gebruik kan hebben gemaakt van eerder gebruikte apparatuur is te vaag en niet onderbouwd, zodat de rechtbank ook hieraan voorbijgaat.
4.12. Derhalve worden de door [gedaagde] te vergoeden kosten in verband met het gebruik van stroom vastgesteld op EUR 12.112,27. Nu [gedaagde] de overige kosten met betrekking tot de hennepkwekerij ter hoogte van EUR 2.480,19 niet heeft betwist, zal de rechtbank de schadevergoeding bepalen op EUR 14.592,46.
4.13. Eneco heeft de gevorderde wettelijke rente over de periode tot 27 juni 2008 ter hoogte van EUR 2.010,08 berekend over het bedrag van EUR 15.502,46. Gelet op de vermindering van eis tot EUR 14.592,46 zal de rechtbank geen opsplitsing maken van de periode waarover wettelijke rente verschuldigd is, maar zal de rechtbank, gezien de in de faktuur van 1 februari 2006 genoemde betalingstermijn, uitgaan van 11 februari 2006 als begindatum.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.14. Eneco heeft een bedrag aan buitengerechtelijke (incasso-)kosten gevorderd. De rechtbank hanteert het uitgangspunt dat dergelijke kosten alleen voor vergoeding in aanmerking komen, indien zij betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Eneco heeft weliswaar gesteld dat de gevorderde kosten geen betrekking hebben op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling een vergoeding pleegt in te sluiten, maar uit de gegeven omschrijving van deze werkzaamheden dient het tegendeel te worden afgeleid. Of de algemene voorwaarden van Eneco van toepassing zijn op de overeenkomst tussen Eneco en [gedaagde], zoals Eneco stelt, doet aan het voorgaande niet af. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten moet daarom worden afgewezen.
4.15. [gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De rechtbank begroot de proceskosten aan de zijde van Eneco op basis van het toegewezen bedrag op:
- dagvaarding EUR 78,80
- overige explootkosten 0,00
- vast recht 405,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat 904,00 (2,0 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.871,60
5.1. veroordeelt [gedaagde] om aan Eneco te betalen een bedrag van EUR 14.592,46 (veertienduizendvijfhonderdtweeënnegentig euro en zesenveertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente over het toegewezen bedrag vanaf 11 februari 2006 tot de dag van volledige betaling,
5.2. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Eneco tot op heden begroot op EUR 1.871,60,
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Ramsaroep en in het openbaar uitgesproken op
8 april 2009.?
w.g. griffier w.g. rechter