Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 244612 / HA ZA 08-422
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LABRO VERPAKKINGEN BV,
gevestigd te Eindhoven,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. M.C. Franken- Schoemaker,
[gedaagde]
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. E.R. Jonker.
Partijen zullen hierna respectievelijk Labro en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 19 november 2008;
- de akte na tussenvonnis van Labro;
- de akte na tussenvonnis van [gedaagde].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
in conventie en reconventie
2.1. In r.o. 2.4 van voornoemd tussenvonnis heeft de rechtbank – kort gezegd – overwogen dat vragen die [gedaagde] ook aan de deskundige gesteld wil zien betrekking hebben op onderwerpen waarover de rechtbank in haar eerdere tussenvonnis van 30 juli 2008 reeds uitdrukkelijk en zonder voorbehoud heeft beslist en dat deze vragen geen beantwoording door de deskundige behoeven.
2.2. [gedaagde] stelt zich in haar akte na tussenvonnis – met verwijzing naar onder meer HR 23 november 2007, LJN: BB3733 en HR 25 april 2008, RvdW 2008, 481 – evenwel op het standpunt dat de rechtbank op haar eindbeslissing zou moeten terugkomen, omdat deze berust op een onjuiste feitelijke of juridische grondslag. Ter onderbouwing hiervan stelt [gedaagde] dat zij zich niet heeft kunnen uitlaten over het technische verhaal van Labro ter comparitie, zodat het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden. Hoewel zij hieraan niet met zoveel woorden een conclusie verbindt, begrijpt de rechtbank [gedaagde] aldus dat zij de rechtbank verzoekt terug te komen op haar voornoemde eindbeslissing dat de door [gedaagde] voorgestelde vragen niet aan de deskundige ter beantwoording hoeven te worden voorgelegd. De rechtbank overweegt als volgt.
2.3. Tijdens de comparitie heeft [X], de directeur van de door Labro ter uitvoering van de overeenkomst met [gedaagde] ingeschakelde drukkerij, ten behoeve van Labro inlichtingen verstrekt. Kennelijk betoogt [gedaagde] dat zij over in dit geval minder ter zake doende technische expertise beschikt dan [X], zodat zij zich ter zitting onvoldoende heeft kunnen verweren. De rechtbank passeert deze stelling. Uit het proces-verbaal van comparitie blijkt immers dat [gedaagde] inhoudelijk verweer heeft gevoerd tegen de stellingen van Labro. Tijdens de comparitie werd [gedaagde] ook vertegenwoordigd door een advocaat die eveneens toelichting heeft gegeven op de stellingen van [gedaagde] en heeft gereageerd op hetgeen Labro naar voren heeft gebracht. Voorts stond het [gedaagde] vrij zich te laten vergezellen door een persoon die over meer technische expertise beschikt dan zijzelf, hetgeen zij heeft nagelaten. Onder deze omstandigheden valt zonder nadere motivering – welke motivering ontbreekt – niet in te zien dat [gedaagde] onvoldoende gelegenheid heeft gekregen verweer te voeren. Het feit dat de raadsman van [gedaagde] ter comparitie heeft aangegeven dat hij zich het recht voorbehoudt nader terug te komen op de door [X] gemaakte opmerkingen, maakt dit oordeel niet anders.
2.4. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding terug te komen op haar eindbeslissing als genoemd in r.o. 2.4 van het tussenvonnis van 19 november 2008.
2.5. In voornoemd tussenvonnis heeft de rechtbank Labro in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over de benoeming van [Y] te [woonplaats] als deskundige. Labro heeft zich op het standpunt gesteld dat een andere persoon als deskundige moet worden benoemd. Volgens Labro is [Y] wellicht niet onpartijdig, omdat de kans vrij groot is dat hij [gedaagde] kent. [gedaagde] heeft zich op dit punt gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
2.6. Zoals de rechtbank reeds in r.o. 2.5 en r.o. 4.15 van meergenoemd tussenvonnis heeft overwogen, zal zij één deskundige op het gebied van digitale media en desktop publishing benoemen. De rechtbank zal – gelet op het bezwaar van Labro tegen benoeming van [Y] – tot deskundige benoemen de heer [deskundige] te [woonplaats]. De deskundige zal de beschikking krijgen over alle processtukken. De rechtbank legt de deskundige de volgende vragen ter beantwoording voor:
1. Wat is overdruk?
2. Hoe ontstaat overdruk?
3. Bevat het artwork zoals dit door [gedaagde] middels een pdf-bestand aan Labro en [X] is aangeleverd, overdruk?
4. Is het juist dat overdruk een functie is in het door [gedaagde] gebruikte tekenpakket, die aan- en uitgezet kan worden?
5. Is het juist dat overdruk niet zichtbaar is indien het artwork wordt gepresenteerd in Adobe Acrobat versie 6, maar wel in hogere versies van Adobe Acrobat, in het bijzonder versie 8?
6. Hebt u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang zouden kunnen zijn?
2.7. Zoals de rechtbank in r.o. 4.16 van het tussenvonnis van 30 juli 2008 heeft overwogen, zal het voorschot op de kosten van de deskundige door [gedaagde] ter griffie moeten worden gedeponeerd.
2.8. Na het uitbrengen van het rapport door de deskundige dient [gedaagde] als eerste te concluderen.
2.9. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
3. De beslissing
De rechtbank
in conventie en in reconventie
het deskundigenonderzoek
3.1. beveelt een deskundigenonderzoek naar de in r.o. ?2.6 van dit vonnis geformuleerde vragen,
3.2. benoemt tot deskundige ter beantwoording van deze vragen:
[deskundige]
[adres]
[postcode] [woonplaats],
3.3. bepaalt dat het onderzoek zal worden verricht onder leiding van mr. M.E. Heinemann, die ten deze tot rechter-commissaris wordt benoemd,
3.4. bepaalt met het oog op de vaststelling van het voorschot ter zake van de kosten van de deskundige het volgende:
- de deskundige dient binnen drie weken na de datum van dit vonnis een begroting van zijn kosten op te geven aan mr. M.E. Heinemann, gespecificeerd naar het aantal uren, het uurtarief en de overige kosten;
- de civiele griffie zal bedoelde opgave toezenden aan partijen;
- partijen kunnen binnen twee weken daarna bij mr. M.E. Heinemann schriftelijk bezwaar maken tegen de begroting;
- indien niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, wordt het voorschot ter zake van de kosten van de deskundige reeds nu voor alsdan vastgesteld op het door de deskundige te begroten bedrag;
- indien wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal het voorschot worden vastgesteld bij afzonderlijke beslissing;
3.5. bepaalt dat [gedaagde] het bedrag van het voorschot ter griffie moet deponeren binnen twee weken nadat zij een daartoe strekkend betalingsverzoek van de civiele griffie heeft ontvangen,
de werkwijze van de deskundige
3.6. draagt de deskundige op een schriftelijk en met redenen omkleed bericht met een duidelijke conclusie, en een gespecificeerde einddeclaratie in te leveren ter griffie van deze rechtbank,
3.7. bepaalt de termijn waarbinnen het schriftelijk, ondertekend bericht ter griffie moet worden ingeleverd op drie maanden na de datum van dit vonnis, met dien verstande dat de deskundige niet met het onderzoek behoeft te beginnen voordat deze van de griffie van de rechtbank bericht heeft ontvangen dat het voorschot is gedeponeerd,
3.8. schrijft de deskundige voor dat hij bij het onderzoek partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het rapport van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het rapport tevens melding dient te worden gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken,
3.9. bepaalt dat de deskundige een concept van het rapport aan partijen zal toezenden en hen in de gelegenheid zal stellen opmerkingen over het concept te maken,
3.10. bepaalt dat uit het rapport van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan terwijl in het rapport tevens melding dient te worden gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen, en verzoekt de deskundige om in het rapport te reageren op de opmerkingen van partijen over het concept,
3.11. draagt de griffier op een afschrift van dit vonnis toe te zenden aan de deskundige,
3.12. bepaalt dat de verdere processtukken binnen één week na de datum van dit vonnis aan de deskundige dienen te worden toegezonden door [gedaagde],
3.13. draagt de griffier op om na inlevering van het schriftelijk bericht door de deskundige de zaak op een termijn van 4 weken weer op de rol te plaatsen voor het nemen van een conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van [gedaagde] en om partijen daarvan bericht te doen,
3.14. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Heinemann en in het openbaar uitgesproken op 29 april 2009.