Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 258284 / HA ZA 08-2368
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GGN GERECHTSDEURWAARDERS UTRECHT B.V.,
gevestigd te Utrecht,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J. van Ravenhorst,
[gedaagde],
h.o.d.n. Groenbeheer en Faciliteitsmanagement “[gedaagde]”
wonende, gevestigd en kantoorhoudende te [woonplaats]
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. J.F.G. Schouten.
Partijen zullen hierna GGN en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 21 januari 2009;
- het proces-verbaal van comparitie van 26 maart 2009.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Gedurende enkele jaren heeft GGN ten behoeve van [gedaagde] diverse werkzaamheden verricht die behoren tot de deurwaarderspraktijk, waaronder incassowerkzaamheden.
2.2. In het kader van die werkzaamheden heeft GGN een advocaat ingeschakeld om namens [gedaagde] bij de rechtbank te Amsterdam een bodemprocedure aanhangig te maken voor een vordering van ongeveer EUR 10.000,-. Dit heeft geresulteerd in een vonnis op tegenspraak van 21 december 2005, waarbij de wederpartij is veroordeeld tot betaling aan [gedaagde] van een bedrag ter hoogte van EUR 7.024,39, inclusief EUR 1.905,74 ter zake van proceskosten (verder te noemen “het rechtbankvonnis”). Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.3. Voorts heeft GGN namens van [gedaagde] een procedure bij de kantonrechter te Hilversum aanhangig gemaakt, welke heeft geleid tot een vonnis van 30 augustus 2006, waarbij de wederpartij van [gedaagde] bij verstek is veroordeeld tot betaling aan [gedaagde] van een bedrag van EUR 1.409,41 (hierna: “het kantonrechtersvonnis”). Dit vonnis is eveneens uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.4. Ter executie van het rechtbankvonnis heeft GGN enkele beslagen gelegd. Nadat de wederpartij in die zaak hoger beroep had aangetekend, heeft GGN geen verdere executiemaatregelen ten behoeve van die vordering getroffen. Ook het kantonrechtersvonnis is niet geëxecuteerd.
2.5. Partijen raakten in onmin toen [gedaagde] enkele facturen met betrekking tot andere werkzaamheden van GGN niet wenste te betalen. GGN heeft vervolgens betaling van die facturen via de kantonrechter afgedwongen. GGN heeft vervolgens aan [gedaagde] meegedeeld dat zij geen werkzaamheden meer voor [gedaagde] zou verrichten en [gedaagde] heeft sindsdien ook geen nieuwe opdrachten meer aan GGN verstrekt.
2.6. Nadat GGN aan [gedaagde] had meegedeeld geen werkzaamheden meer voor hem te zullen verrichten heeft GGN aan [gedaagde] een factuur gedateerd 31 augustus 2007 gezonden ter hoogte van EUR 8.598,94 inclusief BTW. Deze factuur had betrekking op de zaak die heeft geleid tot het rechtbankvonnis. In deze factuur was een bedrag van EUR 4.686,35 exclusief BTW verwerkt ter zake van honorarium en kosten van de advocaat, welke door laatstgenoemde aan GGN in rekening waren gebracht. Met betrekking tot haar werkzaamheden voor de zaak die heeft geleid tot het kantonrechtersvonnis heeft GGN aan [gedaagde] een factuur gedateerd 22 mei 2008 verzonden ter hoogte van EUR 429,84 inclusief BTW. [gedaagde] heeft beide facturen, ter hoogte van in totaal EUR 9.028,78, niet betaald.
3. Het geschil
in conventie
3.1. GGN vordert samengevat – veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van [gedaagde] tot betaling van EUR 9.604,28, inclusief EUR 575,50 ter zake van wettelijke rente tot
30 oktober 2008, te vermeerderen met wettelijke rente over EUR 9.028,78 vanaf 31 oktober 2008 en te vermeerderen met buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van EUR 1.020,02, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding.
3.2. Aan haar vordering legt GGN ten grondslag dat zij ter zake van de twee zaken die hebben geleid tot het rechtbankvonnis respectievelijk het kantonrechtersvonnis overeenkomsten van opdracht met [gedaagde] heeft gesloten, op grond waarvan zij ten behoeve van [gedaagde] (incasso-)werkzaamheden heeft verricht. In de factuur van 31 augustus 2007 zijn inbegrepen het honorarium en de kosten van de advocaat, die voor zijn werkzaamheden ten behoeve van [gedaagde] aan GGN heeft gefactureerd.
3.3. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan
in voorwaardelijke reconventie
3.4. [gedaagde] vordert, voor het geval de vordering van GGN in conventie wordt toegewezen, veroordeling van GGN tot het overleggen van een uitvoerige specificatie van de facturen en tot betaling van schadevergoeding, bestaande uit:
- de in rekening gebrachte kosten van exploiten in verband met executie,
- een bedrag van EUR 1.541,69
- een bedrag p.m., nader in te vullen, nadat door GGN is voldaan aan de vordering tot overlegging van een uitvoerige specificatie van de facturen,
met veroordeling van GGN in de proceskosten in reconventie.
3.5. GGN voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie
4.1. GGN heeft de in 2.2 en 2.3 ten behoeve van [gedaagde] uitgevoerde werkzaamheden verricht in het kader van twee overeenkomsten van opdracht. [gedaagde] betwist gehouden te zijn de twee daarop betrekking hebbende facturen van GGN te betalen. Daartoe voert [gedaagde] aan dat GGN haar werkzaamheden ten behoeve van [gedaagde] niet had mogen staken toen partijen met elkaar in onmin raakten. GGN had zowel het rechtbankvonnis als het kantonrechtersvonnis dienen te executeren en nu zij dat niet heeft gedaan, is [gedaagde] niet gehouden die facturen te betalen. Voorts betoogt [gedaagde] dat GGN terzake van beide dossiers tekort is geschoten in haar verplichtingen uit de overeenkomsten van opdracht, door bij de uitvoering van haar werkzaamheden niet de zorg van een goede opdrachtnemer in acht te nemen. In verband daarmee voert [gedaagde] aan dat GGN hem niet op voorhand heeft gewezen op het kostenaspect. Als [gedaagde] had geweten dat voor een vordering van ongeveer EUR 10.000,-, welke slechts gedeeltelijk is toegewezen, door GGN kosten van nagenoeg gelijke hoogte in rekening zouden worden gebracht, had hij nimmer de opdracht tot incasso gegeven. Een dergelijke redenering geldt volgens [gedaagde] ook ten aanzien van de werkzaamheden die hebben geleid tot het kantonrechtersvonnis.
4.2. De rechtbank hanteert als algemeen uitgangspunt dat [gedaagde] als opdrachtgever, zijn opdrachtnemer (GGN) in beginsel dient te betalen voor de door laatstgenoemde in haar hoedanigheid van deurwaarderskantoor verleende diensten, ongeacht of deze diensten tot het gewenste resultaat – incasso van de volledige vordering – hebben geleid. Op GGN rust immers geen resultaatsverplichting maar een inspanningsverplichting uit hoofde van de overeenkomsten tot opdracht.
4.3. Ten aanzien van de vraag of GGN de vonnissen had behoren te executeren betoogt GGN dat van haar in redelijkheid niet kon worden verwacht dat zij de lopende dossiers nog zou behandelen nadat zij betaling van declaraties voor andere werkzaamheden bij de kantonrechter had moeten afdwingen. De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheid dat [gedaagde] enkele andere facturen van GGN pas betaalde nadat hij daartoe door de kantonrechter was veroordeeld, een gewichtige reden, in de zin van art. 7:402 lid 2 BW, voor GGN opleverde om de overeenkomsten van opdracht op te zeggen. GGN mocht derhalve haar werkzaamheden ten behoeve van [gedaagde] staken en [gedaagde] mocht er niet vanuit gaan dat GGN die twee lopende dossiers toch zou afronden.
4.4. Ten aanzien van de zaak die heeft geleid tot het rechtbankvonnis geldt bovendien nog dat [gedaagde] in oktober 2006, nog voordat partijen in onmin raakten, telefonisch aan GGN heeft meegedeeld dat GGN, naar aanleiding van het door de wederpartij tegen het rechtbankvonnis ingestelde hoger beroep, de executie voorlopig moest opschorten. Ook op die grond kon [gedaagde] er niet vanuit gaan dat GGN het rechtbankvonnis zou executeren. Gesteld noch gebleken is immers dat [gedaagde] later, maar nog voordat GGN aangaf haar werkzaamheden ten behoeve van [gedaagde] te zullen beëindigen, aan GGN heeft doorgegeven dat de executiemaatregelen konden worden hervat.
4.5. Uit het voorgaande volgt dat het niet executeren van de vonnissen door GGN, geen grond voor [gedaagde] oplevert om de facturen van GGN niet te betalen.
4.6. Ter onderbouwing van zijn stelling dat hij niet gehouden is tot betaling van de facturen omdat GGN hem niet op voorhand heeft gewezen op het kostenaspect, betoogt [gedaagde] dat GGN zonder overleg met hem een advocaat heeft ingeschakeld om namens [gedaagde] een procedure bij de rechtbank te starten. GGN stelt dat dit wel in overleg met [gedaagde] is gegaan. De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] zijn standpunt onvoldoende heeft onderbouwd, zodat zij hieraan voorbij zal gaan. Gesteld noch gebleken is immers dat de advocaat de dagvaarding namens [gedaagde] heeft uitgebracht zonder eerst de feiten en bewijsmiddelen met [gedaagde] te bespreken, hetgeen wel gebruikelijk is. Bovendien blijkt uit de als productie 17 door GGN overgelegde correspondentie dat de advocaat [gedaagde] op de hoogte hield van de procedure en van de daarin gevoerde proceshandelingen. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat [gedaagde] na overleg met GGN ermee heeft ingestemd dat namens hem een procedure bij de rechtbank aanhangig werd gemaakt.
4.7. GGN heeft van [gedaagde] de opdracht gekregen om te proberen de twee vorderingen van [gedaagde] op diens wederpartij te incasseren ten behoeve van [gedaagde]. Daar horen diverse werkzaamheden bij en met uitzondering van het hiervoor reeds verworpen verweer met betrekking tot het niet executeren van de vonnissen, heeft [gedaagde] niet onderbouwd waarom hij voor de eigen werkzaamheden van GGN in geheel geen vergoeding verschuldigd zou zijn. [gedaagde] zal de daaraan verbonden kosten, opgenomen in de twee facturen, derhalve dienen te vergoeden.
4.8. Met betrekking tot de in de factuur van 31 augustus 2007 opgenomen kosten van de advocaat in verband met de rechtbankprocedure erkent GGN dat zij het tarief van de advocaat en de mogelijke kosten van de procedure niet met [gedaagde] heeft besproken voordat de procedure aanhangig werd gemaakt, zoals [gedaagde] betoogt. De rechtbank is van oordeel dat het tot de taak van GGN behoort om dat wel te doen. Dat dit door GGN is nagelaten brengt echter niet met zich mee dat [gedaagde] de met de rechtbankprocedure verband houdende kosten in het geheel niet aan GGN dient te vergoeden. Een advocaat brengt een honorarium voor zijn werkzaamheden in rekening en een bodemprocedure bij de rechtbank brengt ook andere kosten met zich mee. Dat deze kosten, afhankelijk van het verloop van de procedure, (behoorlijk) hoog kunnen zijn, kan worden beschouwd als een feit van algemene bekendheid. GGN mocht er daarom vanuit gaan dat [gedaagde] zich ervan bewust was dat de procedure mogelijk enkele duizenden euro’s zou gaan kosten toen hij ermee instemde dat namens hem een procedure bij de rechtbank zou worden gestart. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de stelling van [gedaagde], dat hij nooit de opdracht tot incasso aan GGN zou hebben gegeven als hij had geweten dat voor zijn vordering nagenoeg evenveel kosten in rekening zouden worden gebracht, onvoldoende onderbouwd. [gedaagde] is derhalve aan GGN ook een vergoeding verschuldigd met betrekking tot de rechtbankprocedure en de kantonprocedure.
4.9. Bij de beantwoording van de vraag of de facturen van 31 augustus 2007 respectievelijk 22 mei 2008 volledig door [gedaagde] dienen te worden vergoed, toetst de rechtbank of de facturen een redelijk loon voor GGN vertegenwoordigen in de zin van artikel 7:405 lid 2 BW. De factuur van 31 augustus 2007 heeft deels betrekking op het honorarium van de advocaat en die post ziet strikt genomen niet op loon voor GGN. Aangezien GGN namens [gedaagde] de opdracht aan de advocaat heeft gegeven om een procedure te starten, zal de rechtbank het in verband daarmee aan GGN in rekening gebrachte honorarium en kosten echter wel als in rekening gebracht honorarium van GGN beoordelen.
4.10. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet van [gedaagde] worden gevergd dat hij de factuur van 31 augustus 2007 volledig vergoedt. GGN had [gedaagde] erop dienen te wijzen dat het uurtarief van de advocaat aanzienlijk hoger was dan haar eigen uurtarief. Niet gebleken is dat [gedaagde] eerder een advocaat heeft ingeschakeld. Ook is niet gebleken dat [gedaagde] er rekening mee moest houden dat het tarief van de advocaat hoger was dan dat van GGN. Het verschil in uurtarief, neerkomend op in totaal afgerond EUR 1.500,- dient dan ook voor rekening van GGN te blijven. Inclusief BTW komt dit neer op een bedrag van EUR 1.785,-.
4.11. Ten aanzien van zowel de factuur van 31 augustus 2007 als van 22 mei 2008 overweegt de rechtbank nog het volgende. Op beide facturen heeft GGN als “salaris gemachtigde” in rekening gebracht de bedragen waartoe de wederpartijen van [gedaagde] in de vonnissen van de rechtbank respectievelijk de kantonrechter waren veroordeeld ter vergoeding van proceskosten van [gedaagde]. Ter comparitie heeft GGN dit toegelicht door op te merken dat zij met betrekking tot haar eigen werkzaamheden in die zaken nog niets aan [gedaagde] in rekening had gebracht. Het honorarium voor haar eigen werkzaamheden heeft zij daarom gesteld op de in de vonnissen als vergoeding voor proceskosten toegewezen bedragen. De rechtbank overweegt dat het op de weg van GGN had gelegen om eerst met [gedaagde] af te stemmen of de door de rechtbank respectievelijk kantonrechter toegewezen proceskostenvergoedingen als honorarium in rekening mochten worden gebracht. Bovendien is niet door GGN gespecificeerd op welke werkzaamheden dit honorarium betrekking heeft, zodat niet blijkt of zij wel conform haar eigen uurtarief heeft gefactureerd. Deze onduidelijkheid dient deels voor rekening van GGN te komen. De rechtbank stelt gezien het voorgaande met betrekking tot de factuur van 31 augustus 2007 een bedrag van EUR 750,- inclusief BTW vast als redelijk loon (in plaats van EUR 1.827,84 inclusief BTW). Voor de factuur van 22 mei 2008 bepaalt de rechtbank dat een bedrag van EUR 50,- inclusief BTW (in plaats van EUR 119,- inclusief BTW) wordt aangemerkt als redelijk loon.
4.12. De overige door GGN gedeclareerde posten zijn niet door [gedaagde] betwist, zodat deze eveneens door [gedaagde] dienen te worden vergoed.
4.13. Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de volgende berekening van het door [gedaagde] aan GGN te betalen bedrag:
De twee declaraties gezamenlijk, incl. BTW: EUR 9.028,78
Af: “salaris gemachtigde”,incl. BTW 1.946,84
(1.827,84 + 119,--)
Bij: redelijk loon, incl. BTW (750,-- + 50,--) 800,--
Af: correctie i.v.m. verschil in tarieven (zie 4.10) 1.785,--
saldo (incl. BTW) EUR 6.096,94
4.14. [gedaagde] betwist wettelijke rente verschuldigd te zijn. Daartoe voert hij aan dat het op de weg van GGN had gelegen om met [gedaagde] in overleg te treden over de hoogte van de kosten, aangezien GGN niet eerder dan drie jaar nadat in beide dossiers een vonnis is verkregen opgave van de kosten doet. De rechtbank verwerpt dit verweer. De vonnisdata zijn niet relevant voor de verschuldigdheid van wettelijke rente. Verder is onweersproken dat de wettelijke rente verschuldigd is vanaf de vervaldata van de twee facturen.
4.15. [gedaagde] is wettelijke rente verschuldigd over de volgende bedragen:
Met betrekking tot de declaratie van 31 augustus 2007:
Declaratiebedrag: EUR 8.598,94
Af: “salaris gemachtigde” 1.827,84
Bij: redelijk loon 750,--
Af: correctie i.v.m. verschil in tarieven (zie 4.10) 1.785,--
Saldo EUR 5.736,10
De vervaldatum voor deze factuur is 1 oktober 2007, zodat [gedaagde] vanaf die datum wettelijke rente over voornoemd bedrag verschuldigd is.
Met betrekking tot de declaratie van 22 mei 2008:
Declaratiebedrag: EUR 429,84
Af: “salaris gemachtigde” 119,--
Bij: redelijk loon 50,--
Saldo EUR 360,84
De vervaldatum voor deze factuur is 21 juni 2008, zodat [gedaagde] vanaf die datum wettelijke rente over voornoemd bedrag verschuldigd is.
Buitengerechtelijke (incasso-)kosten
De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten zal - mede gelet op de door deze rechtbank gevolgde aanbevelingen van het Rapport Voor-werk II - worden afgewezen. GGN heeft immers nagelaten een omschrijving te geven van de voor haar rekening verrichte buitengerechtelijke werkzaamheden. De kosten waarvan GGN vergoeding vordert, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.
4.16. [gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van GGN worden begroot op:
- dagvaarding EUR 85,67
- overige explootkosten 0,00
- vast recht 303,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat 904,00 (2,0 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.292,67
in voorwaardelijke reconventie
4.17. GGN heeft bij akte specificaties overgelegd op grond waarvan haar vordering duidelijk is geworden. Gelet hierop en op hetgeen de rechtbank in reconventie heeft overwogen en beslist, zullen de vordering in voorwaardelijke reconventie worden afgewezen.
4.18. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van GGN worden begroot op:
- explootkosten EUR 0,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat 384,00 (2,0 punten × factor 0,5 × tarief EUR 384,00)
Totaal EUR 384,00
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1. veroordeelt [gedaagde] om aan GGN te betalen een bedrag van EUR 6.096,94 (zesduizendzesennegentig euro en vierennegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6: 119 BW over het bedrag van EUR 5.736,10 vanaf 1 oktober 2007 tot de dag van volledige betaling, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6: 119 BW over het bedrag van EUR 360,84 vanaf 21 juni 2008 tot de dag van volledige betaling,
5.2. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van GGN tot op heden begroot op EUR 840,67,
5.3. verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af,
in voorwaardelijke reconventie
5.5. wijst de vorderingen af,
5.6. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van GGN tot op heden begroot op EUR 192,--,
5.7. verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.K.J. van den Boom en in het openbaar uitgesproken op
29 april 2009.?
w.g. griffier w.g. rechter