parketnummer: 16/600028-09; 16/444237-08 (ttz.gev.); 16/504203-09 (ttz.gev.);
16/505693-06 (tul); 16/512123-06 (tul) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 9 april 2009
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
thans gedetineerd in de P.I. Utrecht, Huis van Bewaring, locatie Wolvenplein
raadsman mr. J.G.M. Dassen, advocaat te Utrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 26 maart 2009, waarbij de officier van justitie, mr. A. Bijleveld, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting zijn ook de vorderingen tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermelde parketnummers en zijn overeenkomstig artikel 285 van het wetboek van strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.
De zaak is voorts gelijktijdig doch niet gevoegd behandeld met de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte] (met parketnummer: 16/600030-09).
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
ten aanzien van parketnummer 16/600028-09: samen met anderen drie woninginbraken heeft gepleegd;
ten aanzien van parketnummer 16/444237-08: samen met anderen twee maal kentekenplaten van auto’s gestolen heeft en twee maal getankt heeft zonder te betalen;
ten aanzien van parketnummer 16/504203-09: samen met anderen in Duitsland twee motorscooters gestolen heeft.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte alle hem ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op de aangiften, verklaringen van verdachte en medeverdachte, de processen-verbaal van bevindingen en getuigen verklaringen.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van de feiten 2 en 3 van parketnummer 16/600028-09 omdat verdachte deze feiten heeft bekend. Feit 1 primair van voormeld parketnummer wordt daarentegen door verdachte ontkend en ook voor het overige is er onvoldoende bewijs om tot een bewezenverklaring te komen. Feit 1 subsidiair kan ook niet bewezen worden, want er is geen bewijsmiddel waaruit blijkt dat verdachte wist dat de bankpas in zijn auto lag, noch dat hij wist dat die bankpas van diefstal afkomstig was.
Ten aanzien van parketnummer 16/444237-08 bekent verdachte het eerste feit. De overige drie feiten worden door verdachte ontkend en kunnen wegens gebrek aan bewijs niet wettig en overtuigend bewezen worden verklaard. Verdachte dient hiervan vrijgesproken te worden.
De twee ten laste gelegde feiten op de dagvaarding met parketnummer 16/504203-09 worden door verdachte bekend en kunnen wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
t.a.v. parketnummer 16/600028-09
De rechtbank acht feit 2 (woninginbraak [adres] in Vianen) wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van
26 maart 2009;
- de aangifte van [aangever 1].
De rechtbank acht feit 3 (woninginbraak [adres] in Vianen) wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van
26 maart 2009;
- de aangifte van [aangever 2].
Ten aanzien van feit 1 primair (woninginbraak [adres] in Vianen) acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit feit heeft begaan en zal hem hiervan vrijspreken.
De rechtbank overweegt dat op 4 januari 2009, de dag van de inbraak, verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] om 21.47 uur zijn aangehouden in Vianen. Zij zaten op dat moment in de auto van verdachte: [medeverdachte] als bestuurder en verdachte als passagier. In de auto zijn goederen aangetroffen die afkomstig waren van de inbraak (de giropas en de mobiele telefoon van aangeefster [aangever 3]). Dat enkele feit is echter onvoldoende bewijs voor betrokkenheid bij de inbraak gelet op de overige omstandigheden. De inbraak lijkt immers niet gepleegd te zijn vlak voor de aanhouding van verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] maar moet zijn gepleegd tussen 15.00 uur (toen de bewoners vertrokken) en 20.20 uur (toen er gepind werd met de inmiddels gestolen giropas). Verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] zijn echter pas om 21.47 uur aangehouden. Gelet op het tijdstip van aanhouding is de plaats waar zij zijn aangehouden (vlakbij de desbetreffende woning) eveneens niet redengevend voor het bewijs. Daarbij komt nog dat aannemelijk is dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] net vertrokken waren uit de eveneens in deze buurt gelegen woning van de zuster van verdachte. Verder is van belang dat verdachte heeft verklaard dat hij en [medeverdachte] de twee inbraken in de woningen aan de [adres] en 49 hebben gepleegd met twee andere personen: A. en een andere jongen. Die personen zaten echter niet in de auto van verdachte op het moment van aanhouding. De bewijsmiddelen laten dan ook de reële mogelijkheid open dat de inbraak is gepleegd door anderen dan verdachte, zodat vrijspraak moet volgen.
Wel acht de rechtbank verdachte schuldig aan de hem onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde heling van de pinpas.
Volgens de aangifte van [aangever 3] is op 4 januari 2009 tussen 15.00 uur en 21.15 uur ingebroken in haar woning aan de [adres] in Vianen en is toen onder meer haar giropas weggenomen. Uit het dossier blijkt dat er om 20.20 uur is gepind op de locatie Voorstraat in Vianen met de gestolen giropas van aangeefster
[aangever 3], te weten een bedrag van € 1.000,- . Verbalisant Fasi heeft om 20.25 uur op die locatie een donkerblauwe Golf zien rijden met minimaal 4 personen erin. Verdachte was toen in het bezit van een donkerblauwe Golf en was met die Golf naar Vianen gekomen. Verdachte heeft verklaard: ik ben erbij geweest toen er gepind werd, A. pinde. Ik was toen samen met [medeverdachte], A. en de andere jongen. Op dat moment hadden deze jongens in deze samenstelling al twee inbraken gepleegd (de bewoners van [adres] en [adres] waren omstreeks 20.30 uur thuis). Er zijn geldbedragen aangetroffen bij verdachte en [medeverdachte] die (nagenoeg) overeenkomen met een vierde deel van € 1.000: € 250 bij verdachte en € 230 bij [medeverdachte]. Dit duidt erop (in combinatie met de andere hiervoor genoemde bewijsmiddelen) dat ze de buit van € 1.000,- hebben verdeeld. De giropas van [aangever 3] is aangetroffen in de Golf van verdachte bij aanhouding, waarbij [medeverdachte] bestuurder was en verdachte passagier. Uit bovengenoemde omstandigheden leidt de rechtbank af dat het pinnen niet enkel een aangelegenheid was van A. (zoals verdachte heeft verklaard). De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen de giropas voorhanden heeft gehad en ten tijde van het voorhanden krijgen ook wist dat deze giropas van een misdrijf afkomstig was. Daarbij is niet van belang dat niet precies kan worden vastgesteld op welk moment verdachte de beschikking heeft gekregen over de giropas. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 maart 2009, voor het voorhanden hebben van een bedrag van € 250 (verdachte zou het bedrag hebben opgenomen van zijn bankrekening), heeft verdachte op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt en is niet overtuigend in het licht van het bovenstaande.
t.a.v. parketnummer 16/444237-08
De rechtbank acht feit 1 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van
26 maart 2009;
- de aangifte van [aangever 4].
Ten aanzien van de feiten 2, 3 en 4 acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte deze feiten heeft begaan. Zij zal hem hiervan vrijspreken.
Hoewel het waarschijnlijk is dat met de auto van verdachte getankt is zonder te betalen - verdachte heeft immers ter zitting verklaard dat hij zijn auto herkent van de foto’s die bij de tankstations zijn gemaakt - acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte deze feiten heeft begaan. Verdachte heeft deze feiten ontkend en heeft verklaard dat hij zijn auto regelmatig uitleende aan vrienden. Het door aangevers gegeven signalement is te algemeen en voorts zijn de foto’s in het dossier van de persoon die tankt onvoldoende duidelijk om daarop een herkenning van verdachte te baseren. Uit het dossier blijkt verder dat de gestolen kentekenplaten ook zijn gebruikt op een andere auto; de kentekenplaten zijn kennelijk niet ‘exclusief’ voor verdachtes auto gebruikt. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de feiten 2, 3 en 4.
t.a.v. parketnummer 16/504203-09
De rechtbank acht feit 1 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van
26 maart 2009;
- de aangifte van [aangever 5].
De rechtbank acht feit 2 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van
26 maart 2009;
- de aangifte van [aangever 6].
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat:
ten aanzien van parketnummer 16/600028-09:
1.
Subsidiair:
hij op 4 januari 2009 te Vianen tezamen en in vereniging met anderen voorhanden heeft gehad een bankpas toebehorende aan [aangever 3], terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die pas wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij op 4 januari 2009 te Vianen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning ([adres]) heeft weggenomen ondermeer een telefoon (merk Profoon) en een geldbedrag (2400,= euro) en een hoeveelheid sieraden toebehorende aan anderen dan aan verdachte en zijn mededaders waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak op een raam behorende bij voornoemde woning;
3.
hij op 4 januari 2009 te Vianen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan de [adres] aldaar heeft weggenomen twee gouden kettingen en twee gouden vijfjes toebehorende aan
[benadeelde 1], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door het forceren van een raam (naast de voordeur) van die woning;
ten aanzien van parketnummer 16/444237-08:
1.
hij op 23 augustus 2008 in de gemeente Utrecht, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (vanaf een auto) heeft weggenomen 2 kentekenplaten toebehorende aan [aangever 4];
ten aanzien van parketnummer 16/504203-09:
1.
hij op 6 juni 2008 te Dortmund gelegen in de bondsrepubliek Duitsland, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een motorscooter (merk Piaggio, type Gilera runner, kleur rood) toebehorende aan [aangever 5], waarbij verdachte en zijn mededaders het weg te nemen goed onder hun
bereik hebben gebracht door het (met behulp van een slotentrekker) forceren van het stuurslot van die scooter, door middel van verbreking;
2.
hij op 6 juni 2008 te Dortmund gelegen in de bondsrepubliek Duitsland, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een motorscooter (merk Piaggio, kleur zilver/grijs), toebehorende aan
[aangever 6].
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
4.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op:
parketnummer 16/600028-09
ten aanzien van feit 1 subsidiair: medeplegen van opzetheling;
ten aanzien van feit 2 en feit 3: telkens: medeplegen van diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
parketnummer 16/444237-08.
ten aanzien van feit :1 medeplegen van diefstal;
. met parketnummer 16/504203-09
ten aanzien van feit 1: diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
ten aanzien van feit 2: diefstal door twee of meer verenigde personen.
4.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren met reclasseringscontact zoals beschreven in het voorlichtingsrapport. Daarbij heeft de officier van justitie aansluiting gezocht bij oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Voorzitters Strafsectoren (LOVS) ten aanzien van veelplegers. Tevens heeft de officier van justitie ten uitvoerlegging van beide hiervoor genoemde voorwaardelijk opgelegde straffen gevorderd, te weten 78 dagen jeugddetentie en 40 uren werkstraf.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de officier van justitie ten onrechte heeft gesteld dat verdachte een veelpleger is. Volgens de richtlijnen van het LOVS is verdachte geen veelpleger en zou hoogstens uitgekomen worden bij een gevangenisstraf van 7,5 maand. Daarnaast wil verdachte meewerken aan psychologische en psychiatrische onderzoeken. Het is voorts de eerste keer dat verdachte volgens het meerderjarigen strafrecht berecht wordt, aldus de raadsman. De raadsman verzoekt een gevangenisstraf van maximaal 8 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een bijzondere voorwaarde op te leggen.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich veelvuldig schuldig gemaakt aan diefstal, waaronder een aantal woninginbraken. Daarbij heeft verdachte de slachtoffers niet alleen schade maar ook veel ongemak en overlast bezorgd. Aan het plegen van woninginbraken tilt de rechtbank zwaar. Woninginbraken veroorzaken niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een forse inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is voor hen vaak bijzonder onaangenaam om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht.
Verdachte heeft daarnaast niet alleen een gestolen giropas in zijn bezit gehad, maar heeft deze pas ook gebruikt om zichzelf ten koste van het slachtoffer te verrijken.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 27 februari 2009, waaruit blijkt dat de verdachte reeds vele malen eerder voor soortgelijke delicten is veroordeeld.
De rechtbank stelt daarbij echter wel vast dat verdachte volgens de oriëntatiepunten van het LOVS geen veelpleger is. De rechtbank zal daarom de oriëntatiepunten van het LOVS voor niet-veelplegers tot uitgangspunt nemen. De rechtbank houdt er ten voordele van verdachte rekening mee dat hij nog jong is, dat hij naar eigen zeggen openstaat voor hulpverlening op diverse leefgebieden en dat hij in het verleden nog geen intensieve hulpverlening heeft gehad. De rechtbank acht hulpverlening van groot belang om te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst op nieuw schuldig zal maken aan strafbare feiten. De rechtbank vindt daarom dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf alleen onvoldoende is: begeleiding na afloop van de gevangenisstraf is noodzakelijk. De rechtbank zal daarom een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, met als bijzondere voorwaarde reclasseringsbegeleiding.
De reclassering vermoedt dat persoonlijkheidsproblematiek ten grondslag ligt aan het vertoonde strafbare gedrag en wenst een persoonlijkheidsonderzoek uit te laten voeren. Verdachte heeft aangegeven mee te willen werken aan zo’n onderzoek. De rechtbank zal dit als onderdeel van het op te leggen verplichte reclasseringscontact opnemen. Mogelijk zal uit dat onderzoek blijken dat een behandeling noodzakelijk is. Het vermoeden van een persoonlijkheidsproblematiek is op dit moment echter nog te weinig concreet om medewerking aan een behandeling op te nemen als bijzondere voorwaarde.
6 De benadeelde partij
De benadeelde partij [aangever 3] heeft een schadevergoeding gevorderd van
€ 1.000,- voor feit 1 met parketnummer 16/600028-09.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [aangever 3], te weten € 1.000,-, in het geheel, hoofdelijk, toegewezen dient te worden met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Voorts merkt de officier van justitie nog op dat aangever [aangever 4] geen vordering als benadeelde partij heeft ingediend en dat zij derhalve in deze strafzaak niet als benadeelde partij zal worden aangemerkt.
De raadsman is van mening dat er voor feit 1 een vrijspraak dient te volgen en dat om die reden de vordering van de benadeelde partij, [aangever 3], niet-ontvankelijk verklaard dient te worden.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit onder 1 subsidiair met parketnummer 16/600028-09 en acht verdachte hoofdelijk aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De rechtbank overweegt voorts dat, hoewel [aangever 4] op de dagvaarding vermeld staat als benadeelde partij, er geen voeging ex artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering heeft plaatsgevonden. Dit betekent dat aangeefster [aangever 4] zich in deze strafzaak niet gevoegd heeft als benadeelde partij.
7 Het beslag
De officier van justitie heeft terzake van de in beslag genomen en nog niet teruggeven goederen het volgende gevorderd.. De sleutel van de Citroën dient teruggegeven te worden aan de rechthebbende, [aangever 1]. De horloges moeten in bewaring worden gesteld ten behoeve van de rechthebbende(n). De overige goederen mogen teruggegeven worden aan verdachte. De raadsman is het eens met het voorstel van de officier van justitie.
7.1 De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.
7.2 De verbeurdverklaring
Het in beslag genomen geldbedrag van € 250,-- ( genummerd als 10 op de aan dit vonnis als bijlage II gehechte beslaglijst) is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu dit bedrag aan verdachte toebehoort en het bedrag door middel van de bewezen verklaarde heling is verkregen.
7.3 De teruggave
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de onder verdachte in beslag genomen sleutel van de citroën aan [aangever 1] omdat [aangever 1] redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
7.4 De bewaring ten behoeve van de rechthebbende
De rechtbank zal de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten van de hierna in de beslissing genoemde overige in beslag genomen voorwerpen, aangezien thans niemand als rechthebbende kan worden aangemerkt.
8 De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van parketnummer 16/505693-06, die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de kinderrechter Utrecht op
30 augustus 2006, ten uitvoer zal worden gelegd.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de voorwaardelijke straf van parketnummer 16/512123-06, die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de kinderrechter Utrecht op 5 januari 2007, ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zullen beide vorderingen tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 24c, 33, 33a, 36f, 47, 57, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
10 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het bij parketnummer 16/600028-09 onder 1 primair ten laste gelegde feit en van de bij parketnummer 16/444237-08 onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten.
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 16/600028-09
ten aanzien van feit 1 subsidiair: medeplegen van opzetheling;
ten aanzien van feit 2 en feit 3: telkens: medeplegen van diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
parketnummer 16/504203-09
ten aanzien van feit 1: diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
ten aanzien van feit 2: medeplegen van diefstal;
parketnummer 16/444237-08
ten aanzien van feit 1: diefstal door twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 11 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook indien dit inhoudt meewerken aan een persoonlijkheidsonderzoek;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 3] van een bedrag van € 1.000,- ter zake van materiële schade:
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [aangever 3], € 1.000,- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 20 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Beslag
- verklaart verbeurd het voorwerp dat op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst
(als bijlage II) is genummerd 10;
- gelast de teruggave aan verdachte van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 1, 2, 3, 4, 6, 7, 8, 9, 12, 15, 16;
- gelast de teruggave aan [aangever 1] van het voorwerp die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst is genummerd 5;
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 11, 13, 14;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 30 augustus 2006 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/505693-06 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten 40 uren werkstraf;
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 5 januari 2007 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/512123-06 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten 78 dagen jeugddetentie;
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Brouwer, voorzitter, mr. L.M.G. de Weerd en mr. C.W. Bianchi, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P. Groot-Smits, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 9 april 2009.