parketnummers: 16/600466-08, 16/500382-08 en 16/600779-07 (TUL) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 26 januari 2009
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats]
wonende aan de [woonadres] te [woonplaats],
thans gedetineerd in de P.I. Utrecht, Huis van Bewaring, locatie Nieuwegein.
Raadsman: mr. W.J. Ausma, advocaat te Utrecht.
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 12 januari 2009, waarbij de officier van justitie, mr. M. Grüschke, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer en zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.
2. De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
Onder parketnummer 16/600466-08:
hij op of omstreeks 19 april 2008 te Nieuwegein, althans in het arrondissement
Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om
zich en / of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en /
of bedreiging met geweld [aangever 1] en/of [aangever 2] te dwingen
tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [bedrijf], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, als volgt heeft gehandeld: zijnde
en/of hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s) ,
- die [aangever 1] en/of [aangever 2] (onverhoeds) van achteren benaderd,
terwijl die [aangever 1] en/of [aangever 2] zich met een sealbag met daarin
een geldbedrag van (ongeveer) 1.950,- euro bevond(en) in de nabijheid van een
afstortkluis van de Rabobank en/of
- die [aangever 2] tegen zijn oog en/of zijn neus gestompt/geslagen en/of
- die [aangever 1] besprongen en/of tegen zijn hoofd geslagen/gestompt en/of
- de sealbag vastgepakt en/of vastgehouden en/of (vervolgens) daaraan
getrokken en/of (daarbij) tegen die [aangever 1] dreigend gezegd "Geef hier
dat geld, geef hier", of woorden van gelijke aard en/of strekking,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
hij op of omstreeks 19 april 2008 te Nieuwegein, althans in het
arrondissement Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen
misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een
geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen
vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
[aangever 1] en/of [aangever 2], te plegen met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping
op heterdaad aan zichzelf en/of (een) aan andere deelnemer(s) van dat
misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende hij,
verdachte, en/of (een of meer van) zijn mededader(s)
- die [aangever 1] en/of [aangever 2] (onverhoeds) van achteren benaderd,
terwijl die [aangever 1] en/of [aangever 2] zich met een sealbag met daarin
een gelbedrag van (ongeveer) 1.950,- euro bevond(en) in de nabijheid van een
afstortkluis van de Rabobank en/of
- die [aangever 2] tegen zijn oog en/of zijn neus gestompt/geslagen en/of
- die [aangever 1] besprongen en/of tegen zijn hoofd geslagen/gestompt en/of
- de sealbag vastgepakt en/of vastgehouden en/of (vervolgens) daaraan
getrokken en/of (daarbij) tegen die [aangever 1] dreigend gezegd "Geef hier
dat geld, geef hier", of woorden van gelijke aard en/of strekking,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
hij op of omstreeks 05 maart 2008 te Groenekan, althans in het arrondissement
Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon
(merk KPN, type Blackberry) en/of een geldbedrag en/of sleutel(s), althans
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 3], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal
werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of
bedreiging met geweld tegen die [aangever 3], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte en/of zijn mededader(s):
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in een hand
heeft gehouden en/of aan die [aangever 3] getoond en/of
- die [aangever 3] (gebiedend en/of bedreigend) gezegd de woning binnen te gaan en/of
- die [aangever 3] (gebiedend en/of bedreigend) gezegd niet te kijken naar
verdachte(n) en/of naar beneden te kijken;
hij op of omstreeks 05 maart 2008 te Groenekan, althans in het arrondissement
Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een
personenauto (merk Audi, type RS6 station), in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [aangever 3], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en / of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn
mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben
verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, namelijk door middel
van een gestolen sleutel;
Onder parketnummer 16/500382-08:
hij in of omstreeks 08 februari 2003 tot en met 09 februari 2003 te
Nieuw-Loosdrecht, gemeente Wijdemeren,, althans in het arrondissement Utrecht,
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in / uit (kantine behorende bij) de gemeentewerf
heeft weggenomen diverse boorhamer(s) en/of (boor)machine(s) en/of
kettingza(a)g(en) en/of andere gereedschap(pen), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan de Gemeente Wijdemeren, in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte en/of zijn
mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en /
of de / het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft gebracht door
één of meer deur(en) van het pand open te breken.
3. De voorvragen
De dagvaardingen zijn geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs met betrekking tot feit 1 van parketnummer 16/600446-08
4.1. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt de navolgende feiten vast.
Op 19 april 2008 begeven [aangever 1] en [aangever 2] zich naar de Rabobank aan de [adres] te Nieuwegein om de dagopbrengst van € 1950,- van [bedrijf] af te storten. Op het moment dat zij zich bij de afstortkluis bevinden komen twee mannen op hen afrennen. Eén van de mannen slaat [aangever 2] direct op zijn rechteroog en de andere man slaat hem daarna op zijn neus. Vervolgens bespringt een van de mannen [aangever 1] en geeft hem een klap tegen de linkerzijde van zijn hoofd. Tevens pakt hij de sealbag vast waarin het geld zit en trekt daaraan, waarbij hij roept: “Geef hier dat geld, geef hier.”
Ten tijde van het gevecht rijdt brigadier van de politie Utrecht, [verbalisant 1], langs de Rabobank en ziet hij enkele mannen met elkaar vechten. Hij stapt uit zijn auto en houdt, na een korte achtervolging en met behulp van [aangever 1] en [aangever 2], een van de mannen aan. De aangehouden man blijkt [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats], te zijn.
De gebeurtenissen zijn vastgelegd op camerabeelden, die de verklaringen van [aangever 1] en [aangever 2] ondersteunen.
De verdachte heeft ter terechtzitting van 12 januari 2009 verklaard dat hij op 19 april 2008 bij het incident bij de Rabobank aanwezig was.
4.2. Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht de beide – onder feit 1 – tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank leest de tenlastelegging dan ook cumulatief. De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van afpersing, omdat de verdachte door zijn gewelddadige handelswijze en door te zeggen dat [aangever 1] het geld moest geven, beoogde dat [aangever 1] de sealbag met het geld aan hem zou afgeven, hetgeen [aangever 1] zonder de handelswijze van de verdachte niet zou doen. Doordat de verdachte ook zelf aan de sealbag heeft getrokken is de rechtbank van oordeel dat tevens sprake is van poging tot diefstal met geweld.
4.3. De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
(t.a.v. parketnummer 16/600466-08, feit 1)
op 19 april 2008 te Nieuwegein, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld [aangever 1] en/of [aangever 2] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, geheel toebehorende aan [bedrijf], tezamen en in vereniging met een ander, als volgt heeft gehandeld:
hebbende hij, verdachte en/of zijn mededader,
- die [aangever 1] en [aangever 2] (onverhoeds) van achteren benaderd,
terwijl die [aangever 1] en [aangever 2] zich met een sealbag met daarin
een geldbedrag van (ongeveer) 1.950,- euro bevonden in de nabijheid van een
afstortkluis van de Rabobank en
- die [aangever 2] tegen zijn oog en zijn neus geslagen en
- die [aangever 1] besprongen en tegen zijn hoofd geslagen en
- de sealbag vastgepakt en vastgehouden en (vervolgens) daaraan getrokken en (daarbij) tegen die [aangever 1] dreigend gezegd "Geef hier dat geld, geef hier",
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
op 19 april 2008 te Nieuwegein, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen
misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een geldbedrag, geheel toebehorende aan [bedrijf], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen vergezellen van geweld tegen [aangever 1] en/of [aangever 2], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, tezamen en in vereniging met een ander, als volgt heeft gehandeld:
hebbende hij, verdachte en/of zijn mededader,
- die [aangever 1] en [aangever 2] (onverhoeds) van achteren benaderd,
terwijl die [aangever 1] en [aangever 2] zich met een sealbag met daarin
een geldbedrag van (ongeveer) 1.950,- euro bevonden in de nabijheid van een
afstortkluis van de Rabobank en
- die [aangever 2] tegen zijn oog en zijn neus geslagen en
- die [aangever 1] besprongen en tegen zijn hoofd geslagen en
- de sealbag vastgepakt en vastgehouden en (vervolgens) daaraan getrokken en (daarbij) tegen die [aangever 1] dreigend gezegd "Geef hier dat geld, geef hier",
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen onder feit 1 meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. De beoordeling van het bewijs met betrekking tot de feiten 2 en 3 van parketnummer 16/600446-08
5.1. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt de navolgende feiten vast.
Op 5 maart 2008 wordt [aangever 3] door twee mannen met een vuurwapen, gedwongen om haar woning in Groenekan binnen te gaan. In haar woning moet zij op de bank gaan zitten en hoort zij van de man met het vuurwapen dat zij niet naar hem mag kijken en naar beneden moet blijven kijken. Tijdens de gehele overval houdt de man het wapen in zijn hand en kan [aangever 3] dit wapen zien. [aangever 3] hoort in het huis allerlei geluiden en gerommel en zij hoort de andere man roepen. De man met het vuurwapen loopt op een gegeven moment weg, waarna zij de auto hoort wegrijden.
Na de overval blijkt dat een telefoon (KPN, blackberry), een geldbedrag, een sleutelbos waaronder een autosleutel en een auto (Audi RS6 Station) zijn weggenomen.
Op 5 maart 2008 wordt de auto aangetroffen in Maarssen. Een getuige verklaart dat hij in de buurt van de plek waar de auto is aangetroffen drie mannen heeft zien lopen, waarvan hij er een op de grond heeft zien spugen. De technische recherche treft rondom de door de getuige aangewezen plek twee klodders speeksel en een snoepje aan. Onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) wijst uit dat het DNA dat op de ene klodder speeksel is aangetroffen een match heeft met het DNA-profiel van de verdachte. Het DNA op de andere klodder speeksel wordt door het NFI gekoppeld aan medeverdachte [medeverdachte 1].
Medeverdachte [medeverdachte 1] verklaart op 26 april 2008 bij de politie dat hij samen met [medeverdachte 2] en [verdachte], die vorige week is aangehouden voor een beroving in Nieuwegein, een Audi heeft gestolen in Groenekan. [medeverdachte 1] verklaart dat hij [medeverdachte 2] en [verdachte] met zijn auto heeft afgezet, dat hij zag dat zij in de richting van de woning liepen en dat zij na enige tijd in een Audi kwamen aanrijden.
De rechtbank constateert dat [verdachte] op 19 april 2008 in Nieuwegein is aangehouden. Op basis van deze constatering in combinatie met het feit dat van zowel [verdachte] als [medeverdachte 1] DNA-materiaal is aangetroffen vlakbij de plaats waar de gestolen auto is aangetroffen en [medeverdachte 1] bij het horen van de naam [verdachte] bevestigt dat [verdachte] zo heet , stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] met de door hem genoemde [verdachte] de verdachte bedoelt.
De zus van medeverdachte [medeverdachte 2], verklaart op 4 juni 2008 bij de politie dat op de dag dat de Audi werd gestolen haar broer, [medeverdachte 1] en [verdachte] bij haar thuis kwamen. Op de vraag of zij [verdachte] bedoelt, antwoordt zij dat zij deze achternaam herkent. Toen de mannen binnenkwamen zag zij dat [medeverdachte 2] een pistool bij zich had. Zij hoorde de drie mannen zeggen dat zij bij een vrouw binnen waren geweest en dat zij een Audi hadden gestolen.
5.2. De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
(t.a.v. parketnummer 16/600466-08, feit 2)
op 05 maart 2008 te Groenekan, gemeente De Bilt, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk KPN, type Blackberry) en een geldbedrag en sleutels, toebehorende aan [aangever 3], welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen [aangever 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s):
- een vuurwapen in een hand heeft gehouden en aan die [aangever 3] heeft getoond en
- die [aangever 3] (gebiedend en/of dreigend) heeft gezegd de woning binnen te gaan en
- die [aangever 3] (gebiedend en/of dreigend) heeft gezegd niet te kijken naar verdachte(n) en naar beneden te kijken;
(t.a.v. parketnummer 16/600466-08, feit 3)
op 05 maart 2008 te Groenekan, gemeente De Bilt, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een personenauto (merk Audi, type RS6 station), toebehorende aan [aangever 3], waarbij verdachte en zijn mededader(s) het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, namelijk door middel van een gestolen sleutel.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen onder feiten 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
6. De beoordeling van het bewijs met betrekking tot parketnummer 16/500382-08
6.1. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem onder parketnummer 16/500382-08 is tenlastegelegd. De verdediging heeft daartoe – kort weergegeven – aangevoerd dat er weliswaar op de plaats delict DNA-materiaal is aangetroffen dat door het NFI aan de verdachte is gekoppeld, doch dat dit onvoldoende is om de verdachte uitsluitend op basis daarvan als de dader aan te wijzen.
6.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem onder parketnummer 16/500382-08 tenlastegelegde feit. Anders dan de verdediging heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de koppeling in de DNA-databank van het aangetroffen DNA-materiaal aan de verdachte voldoende bewijs oplevert dat de verdachte de diefstal heeft gepleegd. De officier van justitie heeft daarbij meegewogen dat van de verdachte mag worden verwacht dat hij uitleg verschaft over het aantreffen van zijn DNA-materiaal op het plaats delict.
6.3. Vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte het onder parketnummer 16/500382-08 tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij. De rechtbank overweegt daaromtrent als volgt.
Uit het dossier blijkt dat de technische recherche op het plaats delict een sigarettenpeuk met biologische sporen heeft aangetroffen. Het daaruit afkomstige DNA is opgenomen in de DNA-databank en op een later moment gekoppeld aan het DNA van de verdachte. Uit het dossier valt echter niet af te leiden op grond waarvan de technische recherche de sigarettenpeuk in verband heeft gebracht met de diefstal. De omstandigheden waaronder de sigarattenpeuk zijn aangetroffen zijn onvoldoende duidelijk om met voldoende zekerheid vast te stellen dat de verdachte als dader van de diefstal kan worden aangewezen.
7. De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
8. De strafoplegging
8.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar.
8.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij een eventuele strafoplegging een deel van de straf in voorwaardelijke vorm op te leggen, waardoor de mogelijkheid wordt gecreëerd voor een behandeling bij De Waag.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich binnen een periode van anderhalve maand twee keer schuldig gemaakt aan gewelddadige handelingen, uitsluitend met het doel om zichzelf financieel te verrijken.
In het ene geval heeft hij samen met een ander op gewelddadige wijze getracht geld afhandig te maken van twee jongens die de opbrengst van een dag werken naar de bank wilden brengen. Daarbij is geen geweld geschuwd doordat de daders direct klappen hebben gegeven aan de slachtoffers. Het spreekt voor zich dat een op deze manier uitgevoerde beroving voor de slachtoffers een traumatische ervaring moet zijn geweest. Verdachte heeft op het moment van de beroving kennelijk in het geheel niet stilgestaan bij de gevolgen voor de slachtoffers. Het heeft hem er in elk geval niet van weerhouden om, ten koste van een ander, te proberen om op deze manier snel aan geld te komen. De rechtbank neemt dit de verdachte kwalijk. Daaraan doet niet af dat de beroving niet is gelukt. Dat is immers enkel te wijten aan het adequate optreden van de politie en de slachtoffers.
In het andere geval heeft verdachte zich samen met twee mededaders schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een woning. Hij is samen met een van de mededaders een woning binnengedrongen en heeft – terwijl de vrouw des huizes met een vuurwapen werd bedreigd – goederen uit de woning en een auto weggenomen. Aldus handelend heeft de verdachte zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan een zeer ernstig vermogensdelict. Deze brutale overval in de eigen woning is door het slachtoffer als buitengewoon bedreigend ervaren en te verwachten valt dat zij en haar gezin nog geruime tijd zullen lijden onder de psychische gevolgen van hetgeen hun is aangedaan.
Bovendien brengen feiten als die waaraan verdachte zich schuldig heeft gemaakt bij de burgers in het algemeen angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg.
Voorts betrekt de rechtbank in haar overwegingen inzake de strafmaat het gegeven dat de verdachte er geen blijk van heeft gegeven de verantwoordelijkheid te aanvaarden voor de door hem gepleegde feiten en het daardoor aan anderen aangedane leed en verdriet. Van enige spijt dan wel gevoelens van compassie jegens de slachtoffers is niets gebleken. Niet alleen is dit bitter voor die slachtoffers, bovendien geeft deze houding te denken waar het gaat om het risico van herhaling. Het feit dat dit beeld van de verdachte mogelijk samenhangt met de door hem gekozen proceshouding, doet aan het voorgaande niet af.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 30 september 2008, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder is veroordeeld voor het plegen van andere en soortgelijke feiten, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank heeft overeenkomstig artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte op 18 juli 2008 door de politierechter te Utrecht is veroordeeld tot 2 weken gevangenisstraf.
- het psychologisch rapport van drs. F.C.P. Zuidhof d.d. 28 augustus 2008, waaruit blijkt dat verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd kan worden en dat het recidiverisico hoog is te noemen.
- het adviesrapport van de Reclassering Nederland d.d. 27 mei 2008, waarin wordt geadviseerd om een verplicht reclasseringscontact op te leggen, zodat er kan worden toegezien op een behandeltraject bij De Waag.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van
4 jaar noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Wel ziet de rechtbank aanleiding een deel daarvan, te weten 1 jaar voorwaardelijk op te leggen. Deze voorwaardelijke straf maakt een verplichte begeleiding door de Reclassering Nederland mogelijk, zodat er onder andere op kan worden toegezien dat verdachte na zijn vrijlating een behandeling ondergaat met het doel het recidiverisico te verlagen.
Met de oplegging van deze straf wijkt de rechtbank af van de eis van de officier van justitie, die 5 jaar onvoorwaardelijke gevangenisstraf heeft geëist. Deze afwijking wordt onder andere veroorzaakt doordat de rechtbank één feit minder bewezen acht dan de officier van justitie en doordat de rechtbank het van belang acht dat er een deels voorwaardelijke straf aan verdachte wordt opgelet, zodat hij gedwongen is mee te werken aan behandeling. De rechtbank merkt voorts op dat nu zij een deel van de straf in voorwaardelijke vorm heeft opgelegd de verdachte niet in aanmerking komt voor de voorwaardelijke invrijheidsstelling nadat hij tweederde van de gevangenisstraf heeft ondergaan.
9. De benadeelde partijen
De vordering van de benadeelde partij [aangever 2]
(t.a.v. parketnummer 16/600466-08, feit 1)
De benadeelde partij [aangever 2] heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering.
De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van de gepleegde feiten, te weten een bedrag van € 406,45 wegens materiële schade en een bedrag van € 900,- wegens immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat de schade aan het horloge (€ 39,95) en het gederfde loon (€ 124,-) rechtstreeks het gevolg zijn van het bewezen verklaarde feit. Ten aanzien van de schade aan de spijkerbroek (€ 92,50) overweegt de rechtbank dat de schade die de benadeelde partij in het voegingsformulier opvoert – zijnde een gat in de spijkerbroek – afwijkt van de schade die de benadeelde partij ten tijde van zijn aangifte bij de politie heeft opgegeven, namelijk dat er bloed op zijn broek zat. De rechtbank kan daardoor ook met betrekking tot de spijkerbroek niet vaststellen dat de schade het rechtstreekse gevolg is van het bewezen verklaarde feit. De benadeelde partij zal daarom met betrekking tot de hiervoor genoemde schadeposten niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. [aangever 2] kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank is van oordeel dat de gemaakte ziektekosten (€ 150,-) een rechtstreeks gevolg zijn van het bewezen verklaarde feit. De rechtbank acht daarnaast een vergoeding van de immateriële schade passend. Deze vergoeding wordt naar billijkheid vastgesteld op € 500,-.
In totaal wordt derhalve een vergoeding toegekend van € 650,-.
De vordering zal worden toegewezen, met verwijzing van verdachte in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De vordering van de benadeelde partij [aangever 1]
(t.a.v. parketnummer 16/600466-08, feit 1)
De benadeelde partij [aangever 1] heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering. De benadeelde partij vordert een schadevergoeding voor een broek met een onbekend schadebedrag.
Hoewel de benadeelde partij de vordering op het voegingsformulier niet heeft gespecificeerd doordat of het formulier geen schadebedrag is vermeld, is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor de geleden schade kan worden toegewezen op basis van de beschikbare informatie in het strafdossier. Reeds bij zijn aangifte heeft de benadeelde partij immers aangegeven dat zijn broek was beschadigd, waarbij hij een schadebedrag van € 40,- heeft genoemd. De rechtbank is van oordeel dat dit een redelijke schatting is van de economische waarde van een broek.
De rechtbank is van oordeel dat de schade aan de broek een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit. De rechtbank acht dan ook een vergoeding van deze schade passend. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij derhalve toewijzen voor een bedrag van € 40,-.
De vordering zal worden toegewezen, met verwijzing van verdachte in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De vordering van de benadeelde partij [aangever 3]
(parketnummer 16/600466-08, feiten 2 en 3)
De benadeelde partij [aangever 3] heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering.
De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van de gepleegde feiten, te weten een bedrag van € 2.223,40 wegens materiële schade en een bedrag van € 2.000,- wegens immateriële schade.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
De rechtbank is van oordeel dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door de bewezenverklaarde feiten.
De immateriële schade wordt naar billijkheid vastgesteld op € 2.000,- en de materiële schade wordt begroot op € 2.223,40, derhalve in totaal € 4.223,40.
De vordering zal worden toegewezen, met verwijzing van verdachte in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
De verdachte is op de voet van artikelen 6:6 e.v. BW niet tot vergoeding gehouden indien en voor zover het toegewezen bedrag reeds door (een) mededader(s) is voldaan.
Na te noemen maatregel wordt opgelegd omdat verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
10. Het beslag
De rechtbank zal de teruggave gelasten aan de verdachte van twee handschoenen, vermeld onder nummer 1 en 2 van de beslaglijst d.d. 17 december 2008 bij parketnummer 16/600466-08, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.
De rechtbank zal de teruggave gelasten aan [bedrijf] te Nieuwegein van de 1E dag-envelop, vermeld onder nummer 3 van de beslaglijst d.d. 17 december 2008 bij parketnummer 16/600466-08, omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
11. De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van 10 maanden die door de rechtbank Utrecht aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 23 oktober 2007 ten uitvoer zal worden gelegd.
De verdediging heeft verzocht de proeftijd te verlengen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
12. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 45, 47, 55, 57, 63, 310, 311, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
13. De beslissing
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder parketnummer 16/500382-08 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.3 en 5.2 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 16/600466-08, feit 1:
Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
poging tot diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
in eendaadse samenloop gepleegd.
parketnummer 16/600466-08, feit 2:
Diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
parketnummer 16/600466-08, feit 3:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 4 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt een behandeling bij De Waag;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan de verdachte van de inbeslaggenomen handschoenen, vermeld onder nummer 1 en 2 van de beslaglijst d.d. 17 december 2008 bij parketnummer 16/600466-08;
- gelast de teruggave aan [bedrijf] te Nieuwegein van de inbeslaggenomen 1E dag-envelop, vermeld onder nummer 3 van de beslaglijst d.d. 17 december 2008 bij parketnummer 16/600466-08;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 23 oktober 2007 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/600779-07 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden ;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 2] van € 650,-., waarvan € 150,- ter zake van materiële schade en € 500,- ter zake van immateriële schade; - - veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij [aangever 2] tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 2], € 650,- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 13 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [aangever 2] vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 1] van € 40,-ter zake van materiële schade
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij [aangever 1] tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 1], € 40,- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 1 dag hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [aangever 1] vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 3] van € 4.223,40, waarvan € 2.223,40 ter zake van materiële schade en € 2.000,- ter zake van immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij [aangever 3] tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij [aangever 3] te betalen.
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 3], € 4.223,40 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 51 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij [aangever 3] vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Foppen, voorzitter, mr. A. Muller en mr. Y.A.T. Kruijer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.E. Falkmann, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 26 januari 2008.
Mr. Y.A.T. Kruijer is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.