parketnummers: 16/601465-08 en 16/611828-06 (TUL) [P]
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 12 maart 2009
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats] (Turkije),
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in de P.I. Utrecht, Huis van Bewaring, locatie Nieuwegein.
Raadsman mr. E.N. Bouwman, advocaat te Utrecht.
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 26 februari 2009, waarbij de officier van justitie, mr. V.T.R.W. van Thiel, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met parketnummer 16/611828-06.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is ter terechtzitting gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. Verdachte wordt thans tenlastegelegd dat hij
in of omstreeks de periode van 1 oktober 2007 tot en met 10 december 2008
te Amersfoort, althans in het arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft/hebben geteeld
en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig
heeft/hebben gehad:
(ongeveer) 98 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram, van een
materiaal bevattende hash,
en/of
(ongeveer) 7765 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram,
hennep,
en/of
(ongeveer) 55 henneplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen
daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep,
zijnde hennep/hash een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
op of omstreeks 10 december 2008 te Amersfoort, tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, voorhanden heeft/hebben gehad een
patroonhouder met daarin acht (scherpe) patro(o)n(en), kaliber 9 mm, in elk
geval munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie II.
3. De beoordeling van het bewijs
3.1. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat verdachte weliswaar aanwezig was in de woning waar de hennepkwekerij, hennep, hash en patroonhouder met patronen zijn gevonden, maar dat hij niet wist dat die spullen in de woning waren.
3.2. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd.
3.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
De politie is op 10 december 2008 binnengetreden in de woning van de broer van verdachte, [medeverdachte], te Amersfoort. Verdachte werd als enige persoon in de woning aangetroffen. Hij lag op het moment van binnentreden in zijn ondergoed in het bed. In de woning werden de volgende goederen aangetroffen: een hennepkwekerij met 55 oogstrijpe planten, een tas met 460 gram droge henneptoppen, 1 zak met 148 gram KIF (gruis), en 1 zak met 894 gram KIF (gruis), een vuilniszak met 522 gram droge henneptoppen en 1 zak met 530 droge henneptoppen, een grote sporttas met 4 zakken droge henneptoppen van 1048 gram, 1060 gram, 954 gram, 1060 gram, 1 plak hasj van 90 gram, 2 blokjes hasj totaal 8 gram, een zakje droge henneptopjes met een gewicht van 59 gram en een zak KIF (gruis van 1022 gram) en een patroonhouder voor een pistool, gevuld met munitie Vastgesteld is dat dit hennep en hash is als bedoeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De technische recherche heeft de patroonhouder en de munitie, die in de woning van verdachte te Amersfoort zijn aangetroffen, onderzocht. In het proces-verbaal van onderzoek is geconcludeerd dat de patroonhouder een onderdeel is van een vuurwapen en dat dit specifiek daarvoor bestemd en van wezenlijke aard is, en zodoende valt onder de bepaling als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie. De 7 aangetroffen scherpe patronen, kaliber 9 mm betreft munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2, Categorie III van de Wet Wapens en Munitie.
Met betrekking tot het standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat hij niet wist dat de aangetroffen goederen in de woning lagen, merkt de rechtbank het volgende op.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij een paar keer per week in de woning van zijn broer kwam. Op 10 december 2008 heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij wel het vermoeden had dat er een hennepplantage in de woning van [medeverdachte] was. De rechtbank houdt verdachte aan deze bij de politie afgelegde verklaring. Daarnaast is gebleken dat verdachte in het verleden vaker betrokken is geweest bij hennepteelt en dat verdachte daarom, eerder dan een gemiddeld persoon, de inrichting van en de attributen die duiden op de aanwezigheid van een hennepkwekerij zal herkennen. De uitblaas van de vuile lucht verliep door middel van een buizen- en afzuigsysteem, waarbij de lucht werd uitgeblazen via een koof door de woonkamer en een gat in de muur op het balkon. Bij de doorzoeking is verder in de keuken een grote digitale weegschaal aangetroffen. De koof en de digitale weegschaal waren zichtbaar aanwezig.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte op 10 december 2008 weet had van de in de woning aanwezige hennepplantage.
Ten aanzien van de overige in de woning aangetroffen hennep en hash ontbreekt naar het oordeel van de rechtbank het wettige bewijs dat verdachte weet had van de aanwezigheid daarvan. Verdachte heeft daaromtrent niets verklaard. Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat de hennep en hash is aangetroffen in kamers of in de schuur waarvan niet duidelijk is of verdachte daar is geweest, dan wel in kasten of een tas zat opgeborgen waarvan niet duidelijk is of verdachte in die kasten of die tas heeft gekeken of dat de hennep of hash zonder de kasten of de tas te openen waarneembaar was.
Over de aangetroffen patroonhouder heeft verdachte op 10 december 2008 bij de politie verklaard dat hij de patroonhouder met daarin scherpe patronen wel eerder in de kast heeft gezien. De rechtbank houdt verdachte ook aan dit onderdeel van zijn verklaring.
3.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 10 december 2008 te Amersfoort, opzettelijk aanwezig heeft gehad 55 hennepplanten,
zijnde hennep als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
op 10 december 2008 te Amersfoort voorhanden heeft gehad een patroonhouder met daarin (de rechtbank leest:) 7 scherpe patronen, kaliber 9 mm, munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie (de rechtbank leest:) III.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkwamen, heeft de rechtbank deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn belangen geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is tenlastegelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4. De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5. De strafoplegging
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de op te leggen straf rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, de straf die in soortgelijke zaken wordt opgelegd en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft 55 hennepplanten aanwezig gehad. Daarnaast heeft hij een patroonhouder met bijbehorende munitie voorhanden gehad. Softdrugs vormt een gevaar voor de volksgezondheid en brengt andere vormen van criminaliteit met zich. Tegen het ongecontroleerde bezit van (onderdelen van) wapens en munitie dient voorts streng te worden opgetreden.
Met betrekking tot de persoon van verdachte neemt de rechtbank daarbij in het bijzonder in aanmerking dat verdachte blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 13 januari 2009 vele malen eerder is veroordeeld voor drugsgerelateerde feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van kunnen weerhouden om afstand te nemen van deze voor de maatschappij storende activiteiten.
Gelet op het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden passend en geboden is.
6. Het beslag
6.1. De onttrekking aan het verkeer
Gebleken is dat feit 2 is begaan met de patroonhouder en de patronen, genoemd onder punt 1 van de bijgevoegde beslaglijst. De rechtbank zal deze voorwerpen derhalve onttrekken aan het verkeer, nu het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. Ook ten aanzien van het schrift, met daarin aantekeningen over het opzetten van een hennepkwekerij, genoemd onder punt 2 van de bijgevoegde beslaglijst, acht de rechtbank het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
6.2. De teruggave aan rechthebbende
De rechtbank zal de teruggave gelasten aan [medeverdachte] van de op de bijgevoegde beslaglijst onder 3, 4, 5, 6 en 7 genoemde voorwerpen, omdat hij redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
7. De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de eerder bij vonnis van 8 december 2006 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 6 maanden, ten uitvoer zal worden gelegd, nu verdachte zich voor het einde van de proeftijd wederom schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf niet mogelijk is indien verdachte wordt veroordeeld voor feiten die hij heeft gepleegd op 10 december 2008, omdat de proeftijd van twee jaar reeds is aangevangen op 9 december 2006 en aldus is geëindigd op 9 december 2008, nu verdachte en de officier van justitie op die dag afstand hebben gedaan van het recht om een rechtsmiddel aan te wenden.
De rechtbank overweegt omtrent het standpunt van de verdediging als volgt. Aangezien verdachte aanwezig was bij de uitspraak op 8 december 2006, is de proeftijd ingegaan op de vijftiende dag nadat de einduitspraak is gedaan (artikel 14b lid 3 sub a van het Wetboek van Strafrecht). Dit betekent dat de proeftijd is ingegaan op 23 december 2006. Dit is naar het oordeel van de rechtbank correct in de mededeling voorwaardelijke veroordeling opgenomen. Dit zou alleen anders zijn geweest indien het vonnis niet onherroepelijk was geworden door het aanwenden van een rechtsmiddel. Er is evenwel geen regel die bepaalt dat de proeftijd eerder ingaat indien het vonnis eerder onherroepelijk is geworden, bijvoorbeeld door – zoals door de verdediging gesteld – er afstand is gedaan van het recht om een rechtsmiddel aan te wenden.
Aangezien verdachte zal worden veroordeeld voor twee feiten die zijn gepleegd op
10 december 2008 en de proeftijd op dat moment nog niet was geëindigd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van de voorwaardelijke straf die door de rechtbank Utrecht op 8 december 2006 is opgelegd.
8. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14g, 36b, 36c en 57 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 11 van de Opiumwet en de artikelen 3 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9. De beslissing
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is tenlastegelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 2
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot munitie van categorie III.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 4 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de voorwerpen die onder 1 en 2 zijn opgenomen op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst;
- gelast de teruggave aan [medeverdachte] van de voorwerpen die onder 3, 4, 5, 6 en 7 zijn opgenomen op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 8 december 2006 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 16/611828-06 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk is aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. Bruna, voorzitter, mr. J.W. Veenendaal en mr. B.P.L. de Vries, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.E. Falkmann, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 12 maart 2009.