ECLI:NL:RBUTR:2009:BI0903

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
4 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
265686/ KG ZA 09-367
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Stakingsverbod en rechtsgrond voor stakingsacties op Schiphol

In deze zaak vorderde Schiphol Nederland B.V. een stakingsverbod tegen FNV Bondgenoten en verschillende schoonmaakbedrijven, naar aanleiding van een aangekondigde stakingsactie op 31 maart en 1 april 2009. Schiphol stelde dat de stakingsacties zouden leiden tot ernstige verstoringen en schade, en vroeg de voorzieningenrechter om FNV Bondgenoten te verbieden tot stakingsacties op te roepen. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een inbreuk op de rechten van derden die een stakingsverbod rechtvaardigde. De voorzieningenrechter overwoog dat de stakingsactie, die voortvloeide uit een bestaand belangengeschil, in beginsel geduld moest worden als een rechtmatige uitoefening van het grondrecht op collectieve actie, zoals erkend in het Europees Sociaal Handvest. De rechtbank concludeerde dat Schiphol onvoldoende bewijs had geleverd dat de stakers zich misdroegen en dat de aangekondigde stakingsacties niet onrechtmatig waren. De vorderingen van Schiphol werden afgewezen, en Schiphol werd veroordeeld in de proceskosten van FNV Bondgenoten en de schoonmaakbedrijven. Dit vonnis is gewezen op 4 april 2009.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 265686 / KG ZA 09-367
Vonnis in kort geding van 4 april 2009
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SCHIPHOL NEDERLAND B.V.,
statutair gevestigd te Schiphol,
kantoorhoudende te Luchthaven Schiphol,
2. de naamloze vennootschap
N.V. LUCHTHAVEN SCHIPHOL,
statutair gevestigd te Schiphol,
kantoorhoudende te Luchthaven Schiphol,
eiseressen,
advocaat mr. M.P. Vogel te Amsterdam,
tegen
1 de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
FNV BONDGENOTEN,
gevestigd en kantoorhoudende te Utrecht,
verweerster, vrijwillig verschenen,
advocaat mr. R. van der Stege te Utrecht,
alsmede
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CSU TOTAL CARE B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Uden,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ASITO SR AVIATION B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Almelo,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ASITO AVIATION TERMINAL B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Almelo,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HAGO NEDERLAND B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Heerlen,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EW CLEANING OPERATIONS B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Arnhem,
7. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
ONDERNEMERSORGANISATIE SCHOONMAAK- EN BEDRIJFSDIENSTEN,
gevestigd en kantoorhoudende te ’s-Hertogenbosch,
verweersters, vrijwillig verschenen,
advocaat mr. R.M. Dessaur te Amsterdam.
De eisende partijen worden hierna gezamenlijk in enkelvoud Schiphol genoemd. De gedaagde partij sub 1 wordt hierna aangeduid als FNV Bondgenoten, de gedaagde partijen sub 2 tot en met 6 als de schoonmaakbedrijven en gedaagde sub 7 als OSB.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het concept van de dagvaarding
- de mondelinge behandeling ter zitting van 4 april 2009
- pleitnota en producties van Schiphol
- producties van FNV Bondgenoten
- pleitnota en producties van de Schoonmaakbedrijven en OSB.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3. In verband met de spoedeisendheid van de zaak is op 4 april 2009 vonnis gewezen. Het onderstaande vormt hiervan de nadere schriftelijke uitwerking.
2. De feiten
2.1. Schiphol maakt als opdrachtgever gebruik van de diensten van de schoonmaak-bedrijven voor het uitvoeren van schoonmaakwerkzaamheden op het vliegveld Schiphol, hierna te noemen: de luchthaven.
2.2. Tot 1 april 2009 werden de schoonmaakdiensten uitgevoerd door vier opdrachtnemers, te weten de schoonmaakbedrijven die als gedaagde sub 3, sub 4 en sub 5 zijn genoemd en een ander schoonmaakbedrijf.
2.3. Na een aanbesteding heeft Schiphol met ingang van 1 april 2009 de opdrachten inzake de schoonmaakdiensten verleend aan de schoonmaakbedrijven.
2.4. Omdat de inhoud van de nieuwe opdrachten ingrijpende wijzigingen zou meebrengen voor de wijze waarop de schoonmaakwerkzaamheden tot nog toe werden uitgevoerd en de wijze waarop het personeel tot nog toe werd ingezet, hebben de schoonmaakbedrijven met de vakbonden, onder wie ook FNV Bondgenoten, overleg gevoerd over een aantal maatregelen als compensatie voor de wijzigingen die voor de werknemers uit die nieuwe opdrachten voortvloeien.
2.5. In het kader van dat overleg heeft FNV Bondgenoten op 20 maart 2009 aan de Schoonmaakbedrijven een ultimatum gesteld en heeft zij vervolgens een 24-uurstaking uitgeroepen, die op woensdag 25 maart 2009 zou worden gehouden.
2.6. Op 24 maart 2009 hebben de schoonmaakbedrijven in een kort geding voor de voorzieningenrechter in deze rechtbank gevorderd dat – kort gezegd – aan FNV Bondgenoten zou worden verboden stakingsacties te houden. Het kort geding is bekend onder nummer 264963/KG ZA 09-316. Ter zitting hebben partijen afgesproken alsnog nader overleg met elkaar te voeren. In dat kader heeft FNV Bondgenoten de stakingsactie uitgesteld tot dinsdag 31 maart 2009. De beslissing in het kort geding is aangehouden.
2.7. Op verzoek van partijen in het onder 2.6 genoemde kort geding is op 30 maart 2009 alsnog vonnis gewezen. De beslissing hield in dat de vordering van de schoonmaakbedrijven werd afgewezen. Deze beslissing is vastgelegd in een verkort vonnis, dat wil zeggen nog zonder vermelding van de motivering.
2.8. Op dinsdag 31 maart 2009 en, na verlenging, ook op woensdag 1 april 2009 hebben de FNV-leden onder de werknemers van de schoonmaakbedrijven hun werk op de luchthaven neergelegd. Er hebben ongeveer 300 van de in totaal ongeveer 1000 op Schiphol werkzame schoonmakers gestaakt.
2.9. Voor maandag 6 april 2009 heeft FNV Bondgenoten een nieuwe stakingsactie aangekondigd.
3. Het geschil
3.1. Schiphol vordert – samengevat – het volgende:
I. Primair (i) moet aan FNV Bondgenoten op straffe van een dwangsom worden verboden om tot werkstakingen of daaraan verwante acties op te roepen dan wel om dergelijke acties te organiseren of te ondersteunen, en (ii) moet aan FNV Bondgenoten op straffe van een dwangsom worden bevolen een reeds gedane aankondiging, oproep of steunverklaring in te trekken en haar leden per brief te bewegen niet aan dergelijke acties deel te nemen;
Subsidiair moet aan FNV Bondgenoten worden bevolen om op straffe van een dwangsom de werkstakingen of dergelijke acties op een nader omschreven wijze te beperken;
II. Aan FNV Bondgenoten enerzijds en de Schoonmaakbedrijven en OSB anderzijds moet worden bevolen de onderhandelingen tussen hen voort te zetten.
3.2. FNV Bondgenoten alsmede de Schoonmaakbedrijven en OSB voeren verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Vooropgesteld moet worden dat van het onder 2.7 genoemde vonnis tussen de Schoonmaakbedrijven en FNV Bondgenoten moet worden uitgegaan. De motivering van de beslissing in dat vonnis is nog niet bekend, maar in die beslissing ligt besloten dat de door FNV Bondgenoten aangezegde stakingsactie, in elk geval méde, een belangengeschil betreft als bedoeld in artikel 6, lid 4, van het Europees Sociaal Handvest (ESH) (herzien).
4.2. De stakingsactie die op 31 maart en 1 april 2009 is gehouden, wordt derhalve door artikel 6, lid 4, ESH (herzien) gedekt. Hetzelfde geldt voor de stakingsactie die voor maandag 6 april 2009 is aangezegd, nu die actie immers voortvloeit uit hetzelfde, nog steeds bestaande belangengeschil tussen de schoonmaakbedrijven en FNV Bondgenoten.
4.3. Dit brengt mee dat die stakingsacties in beginsel geduld moeten worden als een rechtmatige uitoefening van het grondrecht dat in genoemd artikel 6, lid 4, ESH (herzien) is erkend, ondanks de met die acties beoogde en op de koop toe genomen schadelijke gevolgen voor de bestaakte werkgever en derden, zoals Schiphol.
4.4. Voor zover Schiphol heeft aangevoerd dat zij aanmerkelijke financiële schade dreigt te lijden, maakt dat op zich zelf de staking nog niet onrechtmatig.
4.5. In dit geval spitst het geschil van partijen zich toe op de vraag of de aangezegde stakingsactie op grond van artikel G ESH (herzien) dient te worden beperkt. Naar voorlopig oordeel is dat niet het geval. Daarvoor is het volgende van belang.
4.6. Uitgangspunt moet zijn dat het recht van werknemers en hun vertegenwoordigende vakbonden op het voeren van collectieve (stakings)acties, zoals opgenomen in artikel 6 lid 4 ESH (herzien), een grondrecht is, zodat de belangen die bij de uitoefening van dat grondrecht zijn betrokken, als zwaarwegend moeten gelden.
4.7. Volgens artikel G lid 1 ESH (herzien) kan het uitoefenen van dat grondrecht geen beperkingen ondergaan, met uitzondering van die, welke in de wet zijn voorgeschreven en in een democratische samenleving noodzakelijk zijn voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen en voor de bescherming van de openbare orde, de nationale veiligheid, de volksgezondheid of de goede zeden.
4.8. In Nederland zijn de toegestane beperkingen niet uitdrukkelijk in de wet vastgelegd, doch volgens vaste jurisprudentie vinden zij hun grondslag in het recht, doordat zij zijn af te leiden uit de zorgvuldigheid, die op grond van artikel 6: 162 Burgerlijk Wetboek in het maatschappelijke verkeer ten aanzien van de persoon of de goederen van anderen in acht moet worden genomen. Gelet op die grondslag en op de aard van de beperkingen, te weten inkorting van een grondrecht, zijn beperkingen - eveneens volgens vaste jurisprudentie - slechts toegestaan, indien de stakingsactie in zodanige mate inbreuk maakt op de in artikel G lid 1 ESH (herzien) aangewezen rechten van derden of algemene belangen, dat beperkingen, maatschappelijk gezien, dringend noodzakelijk zijn.
4.9. Aldus moet onderzocht worden of de stakingsactie in de vereiste mate inbreuk zal maken op de bedoelde rechten en belangen.
4.10. Op dit punt heeft Schiphol gesteld dat er bij de staking van 31 maart en 1 april 2009 sprake is geweest van het hinderen van werkwilligen, intimidatie, opzettelijke vervuiling, wildplassen en spuiten van graffiti, en dat nieuwe stakingen veiligheidsrisico’s met zich brengen.
4.11. FNV Bondgenoten heeft betwist, dat de stakers zich op de door Schiphol gestelde wijze hebben misdragen. Volgens FNV Bondgenoten zijn er geen aanwijzingen dat er stakers bij de genoemde incidenten betrokken zijn geweest. Wel hebben stakers werkwilligen aangesproken, doch dat vormt geen onaanvaardbaar gedrag, aldus FNV Bondgenoten.
4.12. Tegenover deze betwisting door FNV Bondgenoten heeft Schiphol onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de gestelde misdragingen wél door stakers zijn gepleegd.
Dat stakers werkwilligen aanspreken, kan op zich zelf in de gegeven omstandigheden niet onaanvaardbaar worden geacht. Schiphol heeft niets gesteld of overgelegd waaruit zou kunnen blijken dat dit aanspreken op intimiderende wijze is gebeurd.
De opzettelijke vervuiling is volgens Schiphol veroorzaakt door een persoon die buiten de toiletten stond te plassen en die, na daarop te zijn aangesproken door een medewerker van Schiphol, de inhoud van een papieren-handdoekhouder op de grond heeft uitgestrooid. De identiteit van deze persoon bleek echter bij Schiphol niet bekend te zijn en andere aanwijzingen dat het hier om één van de stakers gaat, zijn er niet.
De graffiti is blijkens de overgelegde foto’s in twee toiletten aangebracht, doch er zijn geen aanwijzingen dat dit door stakers is gebeurd. De aangebrachte tekst, te weten “no deportation”, wijst er veeleer op, dat die tekst door anderen dan de stakers is aangebracht.
4.13. Hieruit volgt dat voorshands onvoldoende aannemelijk is dat de misdragingen, voor zover zij zich hebben voorgedaan, door de stakers zijn gepleegd. Voor zover er mogelijk toch stakers bij de gestelde incidenten betrokken zouden zijn geweest, heeft Schiphol niet aannemelijk gemaakt dat zich tijdens de staking, behalve de enkele gevallen waarvan in dit geding is gebleken, incidenten op grote(re) schaal hebben voorgedaan.
4.14. Er is derhalve geen sprake van een inbreuk die op grond van artikel G ESH (herzien) een beperking van verdere stakingsacties dringend noodzakelijk maakt.
4.15. Daarbij komt dat FNV Bondgenoten ter zitting de volgende toezeggingen heeft gedaan:
* Zij zal niet oproepen tot intimidatie of bezetting;
* Zij zal erop toe zien dat geen opzettelijke vernielingen of opzettelijke vervuilingen door stakers tijdens de aangekondigde actie zullen plaatsvinden;
* Voor zover zich aantoonbare veiligheidsrisico’s zouden voordoen, is zij bereid om daarover met Schiphol afspraken te maken.
Dit zijn vanzelfsprekende, maar belangrijke toezeggingen. Er is geen grond om te betwijfelen of FNV Bondgenoten deze toezeggingen gestand zal doen. Schiphol kan op nakoming van die toezeggingen aanspraak maken. Aannemelijk is, mede gelet op de gang van zaken op 31 maart en 1 april jl., dat daardoor de veiligheid op Schiphol voldoende gewaarborgd is.
4.16. Het voorgaande leidt tot het oordeel dat er op dit moment geen rechtsgrond bestaat om aan FNV Bondgenoten verdere stakingsacties te verbieden – zoals primair is
gevorderd – en evenmin om verdere stakingsacties te beperken, zoals subsidiair is gevorderd.
4.17. Voor het gevorderde bevel aan de schoonmaakbedrijven en OSB als werkgevers en FNV Bondgenoten als vakbond om de onderhandelingen voort te zetten, bestaat evenmin een rechtsgrond. In het algemeen geldt het beginsel van de contractsvrijheid, zodat onderhandelende partijen niet op vordering van een derde tot verder onderhandelen veroordeeld kunnen worden. Dat geldt in dit geval te meer, nu het gaat om onderhandelingen tussen werkgevers en werknemers, die aan bijzondere regels zijn onderworpen.
4.18. De vorderingen zullen derhalve jegens alle gedaagden worden afgewezen.
4.19. Schiphol zal, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld.
De kosten aan de zijde van FNV Bondgenoten worden begroot op:
- vast recht EUR 262,--
- salaris advocaat -- 816,--
Totaal EUR 1.078,--
De kosten aan de zijde van de Schoonmaakbedrijven en OSB worden begroot op:
- vast recht EUR 262,--
- salaris advocaat -- 816,--
Totaal EUR 1.078,--
DE BESLISSING
De voorzieningenrechter
a) wijst de vorderingen af;
b) veroordeelt Schiphol in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van FNV Bondgenoten begroot op EUR 1.078,-- en aan de zijde van de Schoonmaakbedrijven en OSB eveneens begroot op EUR 1.078,--;
c) verklaart dit vonnis wat de kostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.AE. Uniken Venema en is in het openbaar uitgesproken op 4 april 2009.?
w.g. griffier w.g. rechter