Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 252084 / HA ZA 08-1474
[eiser]
h.o.d.n. [bedrijf A]”,
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. E.H. de Jonge-Wiemans,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SERAC BV,
gevestigd te De Meern,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SERAC APPLICATIONS BV,
gevestigd te De Meern,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaat mr. M.M. de Jong.
Partijen zullen hierna [eiser] en Serac c.s., laatstgenoemde ook afzonderlijk Serac en Serac Applications, genoemd worden.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 8 oktober 2008;
- het proces-verbaal van comparitie van 11 februari 2009;
- de brief van 11 maart 2009 van Serac c.s.;
- de brief van 18 maart 2009 van [eiser].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1. Bij vonnis van 5 juli 2007 is [eiser] door de rechtbank Amsterdam (sector Kanton) bij verstek veroordeeld. In dit vonnis heeft de rechtbank voor recht verklaard dat tussen [eiser] en Serac en Serac Applications een overeenkomst ter zake van respectievelijk de aanschaf, de levering en de implementatie van computerprogrammatuur (genaamd SAP Business One) en het onderhoud ervan tot stand is gekomen. Voorts heeft de rechtbank voor recht verklaard dat voornoemde overeenkomsten zijn ontbonden en [eiser] onder meer veroordeeld tot schadevergoeding.
2.2. Voornoemd verstekvonnis is in kracht van gewijsde gegaan. [eiser] heeft voldaan aan de verplichtingen die voor hem op grond van dit vonnis zijn ontstaan.
3. Het geschil
in conventie
3.1. [eiser] vordert – samengevat – hoofdelijke veroordeling van Serac c.s. tot betaling van EUR 7.000,-, des dat de een bevrijdend betaalt voor de ander, binnen vijf dagen na betekening van het vonnis, althans een door de rechtbank vastgesteld bedrag, vermeerderd met handelsrente, te berekenen vanaf de respectieve betalingsmomenten, althans vanaf de datum van aanzegging van de wettelijke rente (24 januari 2008), althans vanaf een door de rechtbank te bepalen datum, en kosten.
3.2. [eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat Serac c.s. niet heeft voldaan aan de op haar rustende verbintenis tot ongedaanmaking die het gevolg is van de ontbinding van de tussen partijen bestaande overeenkomsten.
3.3. Ter onderbouwing hiervan stelt [eiser] dat hij op 24 december 2003 bij Serac c.s. een bestelling heeft gedaan voor de levering, de installatie en het onderhoud van SAP Business One. Hiervoor zou hij een bedrag van EUR 13.923,- (inclusief BTW) betalen. [eiser] heeft feitelijk in totaal een bedrag van EUR 7.000,- aan Serac c.s. betaald. Serac c.s. heeft de software slechts geleverd op een cd-rom maar niet geïnstalleerd en onderhouden, aldus [eiser].
3.4. [eiser] heeft, ter uitvoering van het verstekvonnis, schadevergoeding ten bedrage van in totaal EUR 10.519,85 aan Serac c.s. betaald. Vanwege de ontbinding van de overeenkomsten rust op Serac c.s. de verplichting de door haar ontvangen bedragen te restitueren, aan welke verplichting zij niet heeft voldaan, aldus [eiser].
3.5. Volgens Serac c.s. moet [eiser] niet ontvankelijk worden verklaard, omdat hij niet heeft voldaan aan zijn substantiëringsplicht. [eiser] heeft verzuimd in zijn dagvaarding de bij hem bekende argumenten te noemen die Serac c.s. aanvoert ter onderbouwing van haar standpunt dat zij niet tot terugbetaling gehouden is.
3.6. Serac c.s. voert verder als verweer aan dat zij schade heeft geleden, omdat [eiser] het verschuldigde bedrag door de ontbinding niet volledig heeft betaald. [eiser] is veroordeeld deze schade te vergoeden. Volgens Serac c.s. is in de procedure bij de rechtbank Amsterdam bij de berekening van de schade al rekening gehouden met de betalingen door [eiser]. Door de door haar geleden schade te verminderen met hetgeen door [eiser] is betaald, is aan haar per saldo een schadevergoeding overeenkomstig het positief contractsbelang toegewezen. Deze schade is te beschouwen als schade in de zin van artikel 6:277 BW, aldus Serac c.s. Aangezien de rechtbank Amsterdam over de grondslag van de schadevergoeding en de omvang daarvan onherroepelijk heeft geoordeeld, is het beroep van [eiser] op verrekening een verkapt hoger beroep en moeten zijn vorderingen worden afgewezen.
3.7. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in (voorwaardelijke) reconventie
3.8. Serac c.s. vordert voorwaardelijk, samengevat:
I. veroordeling van [eiser] tot schadevergoeding aan Serac en/of Serac Applications ter hoogte van EUR 7.000,-, althans een bedrag dat de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren, ter zake van de aanschaf, levering, implementatie, vernieuwing van de licentie en onderhoud van het softwarepakket, te vermeerderen met de handelsrente vanaf 24 januari 2008, althans vanaf de datum die de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren, tot aan de dag van algehele voldoening;
II. een verklaring voor recht dat Serac en/of Serac Applications gerechtigd zijn tot verrekening van hetgeen op grond van deze eis in reconventie aan haar wordt toegewezen, met hetgeen aan [eiser] in conventie op grond van ongedaanmakingsverplichtingen zou worden toegewezen;
III. veroordeling van [eiser] in de kosten.
3.9. Serac c.s. vordert voorts onvoorwaardelijk, samengevat:
I. veroordeling van [eiser] tot schadevergoeding aan Serac ter hoogte van EUR 630,25, althans een bedrag dat de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren, ter zake van de aanschaf, levering, de vernieuwing van de licentie en implementatie van het softwarepakket, te vermeerderen met de handelsrente vanaf 25 juni 2005, althans vanaf de datum die de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren, tot aan de dag van algehele voldoening;
II. veroordeling van [eiser] tot schadevergoeding aan Serac Applications ter hoogte van EUR 1.145,87, althans een bedrag dat de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren, ter zake van het onderhoud van het softwarepakket, te vermeerderen met de handelsrente vanaf 25 juni 2005, althans vanaf de datum die de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren, tot aan de dag van algehele voldoening;
III. veroordeling van [eiser] in de kosten.
3.10. Serac c.s. stelt in verband met haar voorwaardelijke vorderingen dat zij – indien de rechtbank van oordeel zou zijn dat de vorderingen van [eiser] moeten worden toegewezen – recht heeft op additionele schadevergoeding bestaande uit het door haar te restitueren bedrag. Zij legt hieraan ten grondslag dat voornoemd bedrag in het geval van resitutie dan kennelijk niet door de toegepaste verrekening ten onrechte niet is gevorderd.
3.11. Serac c.s. legt aan haar onvoorwaardelijke reconventionele vorderingen ten grondslag dat zij restantschade heeft geleden die zij in de procedure bij de rechtbank Amsterdam niet heeft gevorderd. Dit heeft zij gedaan om in voornoemde procedure onder de competentiegrens te blijven. In reactie op het verweer van [eiser] heeft Serac c.s. ter zitting toegelicht dat deze beperking geen verwerking van recht meebrengt.
3.12. Met betrekking tot de voorwaardelijke reconventionele vordering voert [eiser] – voor zover van belang – als verweer onder meer aan dat noch uit het vonnis van de rechtbank Amsterdam noch uit de dagvaarding van Serac c.s. in de procedure aldaar volgt dat het reeds betaalde bedrag van EUR 7.000,- bovenop het gevorderde schadebedrag verschuldigd is en evenmin dat er is of kan worden verrekend.
3.13. Met betrekking tot de onvoorwaarde reconventionele vordering voert [eiser] als verweer aan dat het recht van Serac c.s. ter zake van de tussen hen geldende rechtsverhouding is uitgeput, omdat zij haar eis in de procedure bij de rechtbank Amsterdam heeft beperkt. Hiermee heeft zij afstand gedaan van het recht om in deze procedure een hogere schade te vorderen, zodat de vordering tot vergoeding van de restantschade moet worden afgewezen, aldus [eiser].
3.14. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie
4.1. Het meest verstrekkende verweer van Serac c.s. is dat [eiser] niet ontvankelijk in zijn vordering dient te worden verklaard, omdat hij niet heeft voldaan aan zijn substantiëringsplicht.
4.2. In artikel 111 lid 3 Rv. is weliswaar bepaald dat het exploot van dagvaarding de door gedaagde tegen de eis aangevoerde verweren en de gronden daarvoor vermeldt (de substantiëringsplicht), maar de wet verbindt geen consequenties aan het niet voldoen aan dit vereiste. Nu Serac c.s. voor het overige geen bijzondere feiten en omstandigheden heeft gesteld die ertoe moeten leiden dat aan het niet voldaan zijn van de substantiëringsplicht de door haar ingeroepen consequenties moeten worden verbonden, passeert de rechtbank voormeld verweer. [eiser] is ontvankelijk in zijn vordering.
4.3. In de kern komt het verweer van Serac c.s. erop neer dat zij niet gehouden is tot terugbetaling van het door haar ontvangen bedrag van EUR 7.000,-, omdat dit bedrag op de voet van artikel 6:277 BW reeds verdisconteerd is in de toegewezen schadevergoeding. Kennelijk legt Serac c.s. aan haar verweer ten grondslag dat het ingevolge artikel 6:271 BW terugbetalen van ontvangen bedragen tot schade leidt. De rechtbank passeert dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
4.4. Serac c.s. miskent met haar verweer dat restitutieverplichtingen niet zijn aan te merken als schade die door de ontbinding worden veroorzaakt. Uit het door haar aangehaalde arrest (HR 24 september 2004, NJ 2006, 201) blijkt immers dat de verschuldigde schadevergoeding wordt gevonden door vergelijking van twee denkbare vermogenssituaties, namelijk enerzijds die welke zou zijn voortgevloeid uit een in alle opzichten onberispelijke nakoming en anderzijds die welke zou resulteren uit een ontbinding zonder schadevergoeding, na afwikkeling van de daaruit voortvloeiende restitutieverplichtingen. Hieruit volgt dat, anders dan Serac c.s. betoogt, de omvang van de schadevergoeding juist moet worden bepaald nadat is voldaan aan mogelijke ongedaanmakingsverbintenissen. Een andere uitleg zou naar het oordeel van de rechtbank ook in strijd komen met het bepaalde in artikel 6:271 BW op grond waarvan partijen gehouden zijn verbintenissen uit het verleden ongedaan te maken.
Gelet hierop valt Serac c.s. evenmin te volgen in haar verweer dat [eiser] een verkapt hoger beroep instelt tegen de bepaling van de omvang van de schadevergoeding in het verstekvonnis van 5 juli 2007.
4.5. Nu tussen partijen niet in geschil is dat [eiser] een bedrag van EUR 7.000,- heeft betaald, is Serac c.s. ex artikel 6:271 BW gehouden dit bedrag aan [eiser] te restitueren. De vorderingen van [eiser] zullen dan ook in zoverre worden toegewezen.
4.6. [eiser]s vordering tot vergoeding van de handelsrente over voornoemd bedrag komt echter niet voor toewijzing in aanmerking. Het bepaalde in artikel 6:119a BW heeft uitsluitend betrekking op de situatie dat betaling van het op grond van de overeenkomst verschuldigde niet tijdig plaatsvindt. De regeling van de handelsrente heeft geen betrekking op ongedaanmakingsverbintenissen zoals in het onderhavige geval. Gelet hierop – en mede gelet op het feit dat Serac c.s. de datum van 24 januari 2008 onbesproken heeft gelaten – zal de rechtbank slechts de wettelijke rente ingevolge artikel 6:119 BW toewijzen vanaf voornoemde datum.
4.7. Serac c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding EUR 71,80
- overige explootkosten 0,00
- vast recht 303,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat 768,00 (2,0 punten × tarief EUR 384,00)
Totaal EUR 1.142,80
in (voorwaardelijke) reconventie
4.8. Hiervoor heeft de rechtbank reeds overwogen dat het door Serac c.s. te restitueren bedrag van EUR 7.000,- niet als schade kan worden aangemerkt (zie r.o. ?4.4). Dit oordeel brengt met zich dat haar voorwaardelijke reconventionele vordering tot schadevergoeding zal worden afgewezen.
4.9. Met betrekking tot de onvoorwaardelijke vordering in reconventie tot vergoeding van restantschade overweegt de rechtbank als volgt.
4.10. Serac c.s. stelt zich op het standpunt dat de beperking van de door haar gevorderde schade met als doel zich tot de sector Kanton van de rechtbank Amsterdam te kunnen wenden, niet meebrengt dat zij het recht heeft verwerkt in de onderhavige procedure de resterende schade te vorderen. Hiermee miskent Serac c.s. evenwel dat zij in haar dagvaarding bij de sector Kanton van de rechtbank Amsterdam over de schadeomvang zegt dat de sector Kanton bevoegd is van haar vorderingen kennis te nemen, omdat het een tweetal vorderingen betreft die ieder lager zijn dan EUR 5.000,-. Over de door Serac c.s. gevorderde schadevergoeding is vervolgens bij verstekvonnis beslist, waarbij niet is gebleken dat er een debat is geweest over de omvang van de schade. Dit brengt naar het oordeel van de rechtbank mee dat het ervoor gehouden moet worden dat de schadeomvang in de verstekprocedure is opgevat als beperkt tot EUR 10.000,-.
4.11. Nu het verstekvonnis formele rechtskracht heeft verkregen – en mede gelet op het feit dat de rechtsgrond voor de restantschade in onderhavige procedure dezelfde is als in de eerdere procedure – zal de vordering van Serac c.s. tot vergoeding van deze schade afgewezen worden.
4.12. Serac c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- explootkosten EUR 0,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat 384,00 (2,0 punten × factor 0,5 × tarief EUR 384,00)
Totaal EUR 384,00
in conventie
5.1. veroordeelt Serac en Serac Applications hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan [eiser] te betalen een bedrag van EUR 7.000,00 (zevenduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over voornoemd bedrag vanaf 24 januari 2008 tot de dag van volledige betaling,
5.2. veroordeelt Serac en Serac Applications hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op EUR 1.142,80,
5.3. verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.5. wijst de vorderingen af,
5.6. veroordeelt Serac c.s. in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op EUR 384,00,
5.7. verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Heinemann en in het openbaar uitgesproken op 8 april 2009.?
w.g. griffier w.g. rechter