ECLI:NL:RBUTR:2009:BI0532

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
8 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/601473-08
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op videotheek met bedreiging en diefstal

Op 8 april 2009 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewapende overval op een videotheek in Bilthoven op 13 december 2008. De verdachte, samen met een mededader, heeft de videotheek overvallen met een mes en een nepvuurwapen, waarbij de eigenaar van de videotheek met geweld is bedreigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en afpersing, en heeft de feiten als wettig en overtuigend bewezen verklaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, zonder voorwaardelijk deel, en heeft bepaald dat de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht op de gevangenisstraf. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van €290 aan de benadeelde partij, de eigenaar van de videotheek, voor materiële schade. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de recidive van de verdachte. De rechtbank heeft ook aangegeven dat de verdachte behandeling nodig heeft, en dat de PIJ-maatregel weer van toepassing zal zijn na het uitzitten van de gevangenisstraf. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/601473-08 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 8 april 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres] te [woonplaats],
thans gedetineerd in PI Arnhem – De Berg, Huis van Bewaring, Arnhem Noord.
Raadsvrouwe: mr. R.E.H. Jager, advocaat te Amersfoort.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 25 maart 2009, waarbij de officier van justitie, mr. A.M.F. van Veghel, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair: samen met een ander een gewapende overval heeft gepleegd;
subsidiair: samen met een ander heeft geprobeerd een gewapende overval te plegen.
3. De beoordeling van het bewijs
3.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde feiten, met uitzondering van het onderdeel van de tenlastelegging: “met een bivakmuts over het hoofd”, waarvoor hij partiële vrijspraak heeft gevorderd.
3.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
3.3. Het oordeel van de rechtbank
De vindplaatsvermeldingen die in de navolgende bewijsoverwegingen voorkomen verwijzen naar het in wettelijke vorm ambtsedig opgemaakte proces-verbaal, genummerd
PL0920/08-019520.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs van de primair ten laste gelegde feiten.
Evenals de officier van justitie en de verdediging, acht de rechtbank de primair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van
25 maart 2009;
- de aangifte van [aangever];
- het proces-verbaal van het technisch onderzoek.
Op grond van de feitelijke gang van zaken en de verklaring van de verdachte is de rechtbank van oordeel dat aan de overval één ongeoorloofd wilsbesluit ten grondslag heeft gelegen. De afpersing en de daaropvolgende diefstal met bedreiging met geweld zal de rechtbank dan ook kwalificeren als een voortgezette handeling.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank dan ook de primair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
3.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 13 december 2008, te Bilthoven, gemeente De Bilt, tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [aangever], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken
en
met het oogmerk zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [aangever], heeft gedwongen tot afgifte van een geldbedrag, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader,
welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en/of zijn mededader:
- videotheek [bedrijf] zijn binnen gegaan, en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de richting van die [aangever] heeft gehouden, en
- een mes in de richting van die [aangever] heeft gehouden, en
- daarbij die [aangever] (dreigend) de volgende woorden hebben toegevoegd:
"waar is de kluis. Geef me je geld", en
- biljetten uit de handen van die [aangever] hebben gegraaid, en
- die [aangever] (dreigend) de volgende woorden heeft toegevoegd: "als je de politie belt dan
kom ik je opzoeken" en "is er nog meer geld in de kassa?", en
- tegen die [aangever] heeft gezegd dat hij het geldbakje in de kassalade moest optillen, en
- over de balie heen hebben gehangen en vervolgens 50 euro biljetten heeft gepakt, en
- tegen die [aangever] heeft gezegd dat [aangever] ook het kleine geld moest geven.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
4. De strafbaarheid
4.1. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
De voortgezette handeling van:
diefstal, voorafgegaan of vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
4.2. De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5. De strafoplegging
5.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 30 maanden, waarbij de officier van justitie er vanuit gaat dat verdachte volledig toerekeningsvatbaar was.
5.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe heeft de rechtbank verzocht bij het bepalen van de straf rekening te houden met het feit dat verdachte erg geschrokken is van het feit dat er door de verbalisant bij de aanhouding op hem is geschoten.
Verdachte is weliswaar zelf niet geraakt, maar hij heeft het schieten als zeer dreigend ervaren. Verder verzoekt de raadsvrouwe om rekening te houden met het verleden van de verdachte. Verdachte is tijdens zijn proefverlof (in het kader van de reeds op hem van toepassing zijnde PIJ-maatregel) teruggevallen door het ontbreken van structuur en begeleiding in de instelling waar hij verbleef.
5.3. Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Bewezen is verklaard dat verdachte samen met zijn medeverdachte een gewapende overval heeft gepleegd op een videotheek in [plaats]. Hierbij zijn een mes en een nepvuurwapen gebruikt ter bedreiging van het slachtoffer. Het spreekt voor zich dat een op deze manier uitgevoerde overval voor het slachtoffer een bijzonder traumatische ervaring moet zijn geweest. Hierbij heeft verdachte kennelijk in het geheel niet stilgestaan. Het heeft hem er in ieder geval niet van weerhouden om, ten koste van een ander, op deze manier snel aan geld te komen, weliswaar niet vergezeld van geweld, maar toch met bedreiging daarvan. Ook dragen dergelijke feiten bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Het behoeft verder geen betoog dat tegen een dergelijke laffe daad streng moet worden opgetreden.
Bij het bepalen van de straf ziet de rechtbank geen aanleiding om rekening te houden met het feit dat verdachte het schieten door de verbalisant bij de aanhouding als zeer dreigend heeft ervaren. De rechtbank heeft als strafverzwarend meegewogen , dat er sprake is van recidive, hetgeen blijkt uit de justitiële documentatie van verdachte, en dat verdachte dit delict heeft gepleegd tijdens zijn proefverlof in het kader van de PIJ-maatregel die hem is opgelegd voor het plegen van een soortgelijk feit.
Nu verdachte heeft geweigerd om mee te werken aan een persoonlijkheidsonderzoek, gaat de rechtbank, evenals de officier van justitie, er vanuit van dat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar was ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde. Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het advies dat is opgesteld in het kader van de verlenging van de PIJ-maatregel d.d. 11 december 2008.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van
24 maanden passend en geboden is. De rechtbank ziet geen aanleiding om een deel daarvan voorwaardelijk op te leggen. De rechtbank is wel van oordeel dat verdachte behandeling nodig heeft zoals blijkt uit bovengenoemde rapportage ten behoeve van de verlenging van de PIJ-maatregel. De rechtbank gaat er echter van uit dat zodra verdachte de hier op te leggen gevangenisstraf heeft uitgezeten, de PIJ-maatregel weer op hem van toepassing is en dat in dat kader verdachte de noodzakelijke behandeling zal krijgen voor de bij hem geconstateerde problematiek.
6. De benadeelde partij
De benadeelde partij de heer [aangever 2], tevens handelend onder de naam [bedrijf] te [plaats], wonende te [plaats], heeft ter terechtzitting zijn vordering ad € 890,00 verminderd met € 600,00 omdat hij dit bedrag reeds heeft teruggekregen. Hij vordert thans een schadevergoeding van € 290,00, aan omzetverlies, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 december 2008, voor de ten laste gelegde feiten.
De rechtbank is, in tegenstelling tot de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van de bewezen verklaarde feiten en acht verdachte hoofdelijk aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering van de benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
7. Het beslag
7.1. De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, bij wie deze voorwerpen in beslag zijn genomen.
8. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 56, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
9. De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
de voortgezette handeling van:
diefstal, voorafgegaan of vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 24 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de onder 1, 4 en 5 genoemde in beslag genomen goederen op bijgevoegde beslaglijst;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij de heer [aangever 2], tevens handelend onder de naam [bedrijf] te [plaats], wonende te [plaats], van € 290,00, ter zake van materiële schade en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf
13 december 2008 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
de heer [aangever 2] tevens handelend onder de naam [bedrijf] te [plaats], wonende te [plaats], € 290,00 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 5 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.W. Bianchi, voorzitter, mr. P.M.E. Bernini en
mr. B.P.L. de Vries, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.A.B. Kleemans, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 8 april 2009.