Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 250784 / HA ZA 08-1223
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. P.H. Ruijzendaal,
1. de naamloze vennootschap
N.V. INTERPOLIS SCHADE,
gevestigd te Tilburg,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J.M. van Noort,
2. [gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna [eiser] en Interpolis c.s., en laatstgenoemde ook afzonderlijk Interpolis en [gedaagde sub 2], genoemd worden.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 20 augustus 2008;
- het proces-verbaal van comparitie van 18 december 2008.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1. Op 26 september 2005, omstreeks 20.30 uur, heeft op de Utrechtseweg in de gemeente De Bilt een aanrijding plaatsgevonden, waarbij [eiser] en [gedaagde sub 2] betrokken waren. [eiser] werd als bestuurder van een Fiat Punto bij de kruising Utrechtseweg en Archimedeslaan van achteren aangereden door [gedaagde sub 2] als bestuurster van een Mitsubishi Colt.
2.2. Op de tekening op het aanrijdingsformulier is met de hand geschreven dat de auto van [eiser] stil stond voor een rood stoplicht op het moment van de aanrijding. Het formulier is ondertekend door [eiser] en [gedaagde sub 2]. Op het begeleidende formulier ten behoeve van zijn verzekeraar Orion Direct Verzekeringen, welk formulier is gedateerd 28 september 2005, heeft [eiser] op de vraag “Wie is naar uw mening aansprakelijk? Waarom meent u dat?” geantwoord:
“de tegenpartij mevr. [gedaagde sub 2]. Ik stopte tijdig en rustig voor een rood stoplicht. Zij reed met grote snelheid op me in van achteren en ik werd met verwondingen aan m’n nek naar ’t ziekenhuis gebracht.”
2.3. In haar rapport van 17 oktober 2005 zegt CED Bergweg BV onder meer dat de auto van [eiser] in een slechte staat verkeerde en de APK geldig was tot 22 september 2005. De auto van [eiser] is total loss verklaard.
2.4. Uit het rapport van Interpolis Technische Expertisedienst van 7 oktober 2005 blijkt dat de schade aan de auto van [gedaagde sub 2] EUR 2.915,- bedraagt.
2.5. In december 2005 heeft [eiser] schriftelijk verklaard:
“Vroeg in de avond, voordat het ongeval plaatsvond, had ik afgesproken met een medestudent in Utrecht. Om daar heen te gaan stapte ik in mijn fiat punto en begon richting Utrecht te rijden. Qua verkeer was het niet druk op de weg en kon ik doorrijden op de utrechtse weg. Op de weg richting Utrecht reed ik op een gegeven moment onder een viaduct en zag op afstand dat ik een stoplicht naderde. Omdat het zicht goed was zag ik tegelijkertijd dat de stoplicht rood was. A.g.v. daarvan begon ik mijn snelheid te verminderen en kwam ik voor een rood stoplicht tot stilstaand. Later bleek de plek de biltestraatweg te zijn ter hoogte van de archimedeslaan te zijn. Luttele seconden later werd ik naar mijn beleving zeer krachtig op de achterzijde van de auto geraakt, waarna de auto naar voren schoof. Ik stapte uit en zag dat er een vrouw en een meisje uit de achterliggende auto kwamen. De vrouw zei dat ze mij pas op het laatste moment zag en dat ze helaas niet kon ontwijken. Helaas vond ik het spijtig dat ze niet vroeg hoe het met mij ging aangezien het om een behoorlijke klap ging en daarbij zei het meisje (de dochter van de vrouw naar mijn weten)dat ze nu te laat zouden komen voor het feestje. Achteraf denk ik dat het misschien door de schrik kwam.
Vervolgens ging de vrouw met haar dochter bij haar auto staan, waarbij ik zag dat er een meneer bij hun kwam staan. Met die meneer heb ik niet gesproken en hij heeft me ook niet aangesproken. Ik stond zelf bij de fiat punto en begon een beetje pijn in mijn nek te krijgen, waardoor ik het nodig vond om mijn broer te bellen. Enige tijd later arriveerde de politie en begon vragen te stellen. Omdat ik steeds meer pijn kreeg ging ik op de grond liggen/zitten, waarna er een ambulance arriveerde. Mijn broer was daar ook en ik zei tegen hem of hij het verder kon afhandelen. Omdat ik dit in het Marokkaans tegen hem zei heeft de voor mij onbekende meneer nog tegen ons gezegd dat ze niet in Turkije waren en dat we Nederlands moesten praten. In de Ambulance heb ik nog het schadeformulier ondertekend die door de politie/en de vrouw was ingevuld en mijn broer.”
2.6. Op 2 december 2005 heeft [getuige 1] schriftelijk verklaard:
“Ik stond stil voor het rode fietsersverkeerslicht op het fietspad langs de Archimedeslaan.
Ik hoorde een auto hard remmen, die voor mij van rechts kwam. Toen ik keek stond een donkere auto in het voorsorteervak (rechtdoor) stil ongeveer 40 meter voor de stopstreep van de verkeerslichten. Hij had geen verlichting aan en er kwam rook onder de auto vandaan. Ik zag dat de bestuurder voorover gebogen in zijn auto zat. Hij zat alleen in de auto. De auto stond plotseling als een blok stil en de verlichting was uit.
Daarna hoorde ik weer remmen en zag dat een andere auto dit stilstaande auto probeerde te ontwijken door naar rechts te sturen tijdens het remmen. Dat lukte niet en zij reed rechtsachter op de stilstaande auto. Uit de tweede auto zag ik rook komen.
Aanvullend wil ik verklaren dat er een plas olie op het wegdek lag, dat uit de donkere auto is gestroomd.”
2.7. In haar brief van 13 maart 2006 aan Interpolis heeft [gedaagde sub 2] verklaard:
“Ik reed op de Utrechtseweg 80 km p.u. 100 meter voor mij stond het stoplicht op groen. daar er een auto stond of reed dat kon ik niet zien, maar bij het naderen van zijn auto remde hij en ik kon hem niet meer ontwijken en knalde boven op hem. Wanneer hij uitstapte was meneer aan het bellen kwam niet even vragen hoe het was met mij en mijn dochter.
Meneer sprak Turks dus ik kon niets verstaan van zijn telf. gesprek.
Politie was snel ter plekke en inmiddels was meneer zijn broer gekomen er ontstond een woordenwisseling tussen broer en politie.
Ik vroeg aan meneer of alles goed was met hem en hij antwoorde ja hoor alleen met mijn auto niet.
ongeveer een uur later vroeg meneer aan de politie voor een ambulance omdat ik pijn in zijn nek had.
De Politie konstateerde dat er olie op de weg lag en ik het aan mijn banden van de auto had, de olie lag al op het wegdek en was niet van mijn auto.”
2.8. In haar brief van 13 maart 2006 aan Interpolis heeft [getuige 2], de dochter van [gedaagde sub 2], verklaard:
“We (ik en mijn moeder) reden op de Utrechtseweg in Utrecht en 100 meter voor ons stond 1 auto vlakbij het stoplicht en wij reden 80 km/uur het stoplicht stond op groen! De andere auto remde ineens keihard voor het groene stoplicht. De automobilist was aan de telefoon zonder headset. Toen wij uitstapte, stapte de andere automobilist uit met de telefoon aan zijn oor! De andere automobilist vroeg niet hoe het met ons ging en keek allereerst naar zijn auto!
Nadat de takelwagens er waren, was het al een uur later kreeg de ander automobilist pas pijn in zijn nek toen hij zag dat het best ernstig was. De broer van de andere automobilist was gekomen en werd boos op ons en ging schelden. Zijn broer kreeg ruzie met de politieagent.”
2.9. In haar brief van 27 februari 2007 aan Interpolis heeft [gedaagde sub 2] verklaard:
“De politie heeft het schade formulier ingevuld omdat er een ruzie ontstond met de tegenpartij zijn broer, ik heb alleen mijn handtekening gezet.
Daarom werd er ook geen schets gemaakt of tekening.
Men. stond stil voor een groen stoplicht en remde pas toen ik hem naderde. hij stond stil denk ik omdat hij pech had maar had ook geen gevaren licht aan.
Ik denk dat hij olie had verloren want dat lag op het wegdek waar ik doorheen gleed.”
2.10. Op 18 november 2007 heeft [getuige 3], de broer van [eiser], schriftelijk verklaard:
“Op de avond van het ongeval werd ik door mijn broertje gebeld of ik kon komen omdat er iemand tegen hem aanreed. Hij vertelde mij richting Utrecht te komen vanuit de Utrechtseweg. Toen ik enige tijd bij het ongeval arriveerde zag meteen om mijn broertje ging, gezien de blauwe Fiat Punto die voor de stoplicht stond. Ik zag ook dat de politie ter plaatse was. Ik parkeerde de auto aan de rechterzijde en stapte uit. Eerst ging ik naar mijn broertje om te kijken hoe het met hem ging. Hij zei dat hij bij ze nek last had en vroeg me het administratieve werk te doen. Nadat ik in het kort had gehoord wat het verhaal was, van zowel mijn broertje en de vrouw die hem aanreed, heb ik een situatie schets gemaakt op de schade formulier. In het bijzijn van het agent heeft de betrokkene vrouw met de situatie schets mee ingestemd en ondertekend, waarna de agent de verdere gegevens heeft ingevuld. Tenslotte ben ik samen met de agent naar mijn broertje gegaan die in de ambulance de schadeformulier gezien en getekend heeft. Als laatste wil ik nog het volgende aan toe voegen. Het heeft me namelijk zeer verbaasd en verontwaardigd dat de agent ter plaatse niet heeft besloten om technisch onderzoek in te stellen aangezien het mogelijk om letsel gaat. Het kan naar mijn mening veel verklaren, omdat ik op het wegdek remsporen zag. Ik heb er nog op aangedrongen, ook heb ik hem gevraagd of hij een alcohol controle te doen omdat ik sterk het vermoeden had, dat de vrouw naar alcohol rook. Ik vind het vreemd dat een alcoholcontrole zelfs werd geweigerd.”
2.11. Op 28 november 2008 heeft [getuige 3] voorts schriftelijk verklaard:
“Na een aantal minuten na het ongeval was ik aanwezig op de plaats van ongeval.
het navolgende:
Ik ben gebeld en kwam enig tijd later aan. Wat ik mij nog goed kan herinneren is dat er twee agenten waren en een man, een vrouw naast een jonge meid, en [eiser] die op de grond lag. Daarnaast zag ik twee autos waarbij de blauw Fiat Punto net onder een stoplicht stond de andere auto daarachter. Later toen de takelwagen arriveerde werd de Fiat Punto ter hoogte van de bushalte voorbij de stoplicht aan de rechterkant weggesleept. Mijn broertje, [eiser] lag op de grond tegen de hek ik liep naar hem toe en vroeg hoe het met hem ging. Hij zei dat hij hoofdpijn had en vroeg mij of ik de verdere administratie kon doen. Enige tijd later ik weet niet hoe lang precies, kwam de ambulance en werd hij op een brancard gedragen.
Met goedkeuring van de bestuurster! in het bijzijn van de agent heb ik een schets gemaakt van het ongeval, waarbij zij een handtekening zette, in de ambulance heeft [eiser], nadat de agent de gegevens had ingevuld een handtekening gezet.”
3. Het geschil
in conventie
3.1. [eiser] vordert – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. voor recht verklaart dat gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor alle materiële en immateriële schade die hij heeft geleden en nog zal lijden als gevolg van het verkeersongeval dat op 26 september 2005 heeft plaatsgevonden;
b. gedaagden hoofdelijk veroordeelt om aan [eiser] te vergoeden de volledige materiële en immateriële schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, die het gevolg is van voornoemd verkeersongeval, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de data waarop de diverse schadeposten opeisbaar zijn geworden;
c. gedaagden veroordeelt in de kosten van dit geding.
3.2. Interpolis c.s. voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.3. Interpolis c.s. vordert – samengevat – veroordeling van [eiser] tot betaling van EUR 2.965,-, vermeerderd met rente vanaf de dag van de dagvaarding tot aan die van volledige betaling en nakosten ten bedrage van EUR 131,- voor het geval betekening van het te wijzen vonnis niet nodig zal zijn, althans een bedrag van EUR 199,- voor het geval betekening wel nodig is.
3.4. [eiser] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie
4.1. [eiser] verwijt [gedaagde sub 2] dat zij in strijd heeft gehandeld met het bepaalde in artikel 19 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990), omdat zij niet in staat is geweest haar voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover zij de weg kon overzien en waarover deze vrij was. Volgens [eiser] levert dit jegens hem een onrechtmatige daad op. Als gevolg van deze onrechtmatige daad heeft [eiser] schade geleden, waarvoor Interpolis c.s. aansprakelijk is.
4.2. Ter onderbouwing hiervan stelt [eiser] dat hij stil stond voor een rood licht uitstralend verkeerslicht, toen hij door [gedaagde sub 2] van achteren werd aangereden. Hierbij verwijst hij naar zijn verklaringen (zie r.o. ?2.2 en r.o. ?2.5) en die van zijn broer (zie r.o. ?2.10 en r.o. ?2.11). Tevens verwijst hij naar de situatieschets en bijgeschreven tekst op het aanrijdingsformulier, welk formulier door [gedaagde sub 2] is ondertekend (zie r.o. ?2.2). Tijdens de comparitie heeft [eiser] toegelicht dat hij – komende vanuit Zeist in de richting van de Berekuil – onder het viaduct zag dat het stoplicht op rood stond. Hij minderde vaart en remde bij, zodat hij zijn auto op een rustige manier tot stilstand bracht, aldus [eiser]. Na ongeveer twee seconden klapte de auto van [gedaagde sub 2] tegen de achterkant van zijn auto aan. Volgens [eiser] was hij erg verbaasd toen hij kennis nam van de verklaringen van [gedaagde sub 2] en haar dochter.
4.3. Volgens [eiser] moet de aansprakelijkheid van [gedaagde sub 2] worden aangenomen, omdat zij een voor haar rijdend voertuig heeft aangereden, terwijl hij niet, zonder dat [gedaagde sub 2] daarop bedacht had behoeven te zijn, volstrekt onverwacht stil is gaan staan. [eiser] stelt dat hij als gevolg van het ongeval nog steeds gezondheidsklachten en pijnklachten in de nek ondervindt, waarbij hij verwijst naar door hem in het geding gebrachte medische informatie. Ter comparitie heeft [eiser], in reactie op het verweer van Interpolis c.s., toegelicht dat nadere medische expertise nodig is.
4.4. Interpolis c.s. voert primair als verweer aan dat niet [gedaagde sub 2], maar [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld. [eiser] heeft zijn auto zodanig plotseling en onverwacht tot stilstand gebracht dat [gedaagde sub 2] deze auto niet meer kon ontwijken, aldus Interpolis c.s. Volgens Interpolis c.s. is het verkeersgedrag van [eiser] in strijd met het bepaalde in artikel 5 Wegenverkeerswet (WVW) en onrechtmatig jegens haar. Ter comparitie heeft Interpolis c.s. toegelicht dat zij hiermee bedoelt te zeggen dat het onrechtmatige handelen van [eiser] meebrengt dat [gedaagde sub 2] niet onrechtmatig heeft gehandeld.
4.5. Subsidiair voert Interpolis c.s. aan dat – voor zover [gedaagde sub 2] al onrechtmatig heeft gehandeld – sprake is van 100% eigen schuld aan de zijde van [eiser], zodat de schade geheel voor zijn rekening moet blijven.
4.6. Interpolis c.s. legt aan haar verweer ten grondslag dat [eiser] voor een groen verkeerslicht heeft geremd en met uitgeschakelde verlichting ongeveer 40 meter voor dit verkeerslicht tot stilstand is gekomen. Hierbij verwijst zij naar de verklaring van Klarenbeek (zie r.o. ?2.6) alsmede de verklaringen van [gedaagde sub 2] (zie r.o. ?2.7 en r.o. ?2.9) en haar dochter (zie r.o. ?2.8). Volgens Interpolis c.s. bestaat het vermoeden dat de auto van [eiser] kapot ging en dat hij daarom onverwacht tot stilstand is gekomen. In dit verband verwijst zij naar de verklaring van Klarenbeek die zegt dat er rook onder de auto van [eiser] vandaan kwam en een plas olie onder deze auto lag. Voorts verwijst Interpolis c.s. naar het rapport van CED Bergweg BV, waaruit blijkt dat de auto van [eiser] in een slechte staat verkeerde en op het moment van de aanrijding niet APK gekeurd was (zie r.o. ?2.3).
4.7. Volgens Interpolis c.s. was de situatieschets met daarop de geschreven tekst dat [eiser] voor een rood stoplicht stopte, niet op het aanrijdingsformulier vermeld op het moment dat [gedaagde sub 2] dit formulier ondertekende, waarbij zij verwijst zij naar de brief van [gedaagde sub 2] van 27 februari 2007 (zie r.o. ?2.9). Tijdens de comparitie heeft Interpolis c.s. zich voorts op het standpunt gesteld dat het aanrijdingsformulier blijkens de begeleidende brief twee dagen na het ongeval door [eiser] aan zijn verzekeraar is gestuurd (zie r.o. ?2.2). Volgens Interpolis c.s. kan het goed zijn dat de tekening in deze periode op het aanrijdingsformulier is aangebracht.
4.8. In reactie hierop heeft [eiser] ter zitting toegelicht dat de situatieschets al op het door een politieman ingevulde schadeformulier stond op het moment dat hij dit formulier ondertekende. Deze schets is volgens [eiser] door zijn broer gemaakt, nadat deze met [gedaagde sub 2] had gesproken. Ter zitting heeft [eiser] toegelicht dat Interpolis c.s. moet bewijzen dat sprake is van een alternatieve oorzaak.
4.9. De rechtbank overweegt dat [eiser], voor zover hij met zijn stelling dat Interpolis c.s. een alternatieve oorzaak moet bewijzen, bedoelt te zeggen dat Interpolis c.s. moet bewijzen dat [gedaagde sub 2] voldoende afstand heeft gehouden, miskent dat ingevolge artikel 150 Rv. op hem de bewijslast rust van de feiten die volgens hem leiden tot aansprakelijkheid van (de verzekeraar van) [gedaagde sub 2] voor de door hem geleden schade.
4.10. Voor zover [eiser] betoogt dat bij een kopstaartbotsing wordt vermoed dat de achterligger te weinig afstand heeft bewaard ten opzichte van zijn voorligger en dient te bewijzen dat de voorligger plotseling, onverwacht en zonder noodzaak stopte, overweegt de rechtbank als volgt.
4.11. Uit de enkele omstandigheid dat de door [gedaagde sub 2] bestuurde Mitsubishi tegen de achterkant van [eiser]’s Fiat is gebotst, volgt (in lijn met HR 13 april 2001, NJ 2001, 572) niet zonder meer dat moet worden aangenomen dat [gedaagde sub 2] het bepaalde in artikel 19 RVV 1990 niet in acht heeft genomen. Bij dit oordeel betrekt de rechtbank in het bijzonder de omstandigheid dat Interpolis c.s. zich – mede door verwijzing naar de verklaringen van Klarenbeek, [gedaagde sub 2] en haar dochter – gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat [eiser] plotseling, onverwacht en zonder noodzaak heeft geremd en ongeveer 40 meter voor het verkeerslicht tot stilstand is gekomen.
4.12. Gelet hierop zal de rechtbank [eiser] – zijnde de partij op wie de bewijslast rust (zie r.o. ?4.9) – opdragen feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit volgt dat [gedaagde sub 2] op onvoldoende zorgvuldige wijze aan het verkeer heeft deelgenomen door haar voertuig niet tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover zij de weg kon overzien en waarover deze vrij was.
4.13. De rechtbank volgt Interpolis c.s. niet in haar primaire verweer dat het mogelijke onrechtmatige handelen van [eiser] met zich brengt dat de grondslag van zijn vordering komt te ontvallen (zie r.o. ?4.4). Hiermee miskent Interpolis c.s. immers dat het denkbaar is dat zowel [eiser] als [gedaagde sub 2] onrechtmatig heeft gehandeld.
4.14. Dit oordeel brengt mee dat – indien [eiser] in voornoemd bewijs slaagt (zie r.o. ?4.12) – het verweer van Interpolis c.s. moet worden beoordeeld dat [eiser] eigen schuld heeft aan de aanrijding, omdat hij plotseling en zonder noodzaak heeft geremd en ongeveer 40 meter voor een groen licht uitstralend verkeerslicht tot stilstand is gekomen. De rechtbank is zich ervan bewust dat aan het verweer van Interpolis c.s. niet wordt toegekomen, als [eiser] niet in voornoemd bewijs slaagt. Uit een oogpunt van proceseconomie zal de rechtbank Interpolis c.s. – op wie de bewijslast daarvan rust – evenwel reeds nu opdragen feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit blijkt dat [eiser] plotseling en zonder noodzaak heeft geremd en ongeveer 40 meter voor een groen licht uitstralend verkeerslicht tot stilstand is gekomen.
4.15. In afwachting van de bewijslevering zal de rechtbank iedere verdere beslissing aanhouden.
4.16. Bij het oproepen van de getuigen moet er rekening mee worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld in elk geval 60 minuten duurt. De namen en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, dienen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank te worden opgegeven.
4.17. Gelet op het door beide partijen te leveren bewijs komt het de rechtbank raadzaam voor dat de getuigen in bovengenoemde bewijsopdrachten zoveel mogelijk gecombineerd zullen worden gehoord, in die zin dat de verhoren zodanig worden ingericht dat de getuigen zoveel mogelijk in beide bewijsopdrachten zullen verklaren.
4.18. Volgens Interpolis c.s. is [eiser] gehouden de uit de onrechtmatige daad (zie r.o. ?4.4) voortvloeiende schade te vergoeden. Deze schade bedraagt Interpolis c.s. EUR 2.915,- (zie r.o. ?2.4). Voornoemd bedrag heeft Interpolis aan [gedaagde sub 2] vergoed. Tevens is [eiser] gehouden een bedrag van EUR 50,- te vergoeden. Dit bedrag betreft de factuur van 10 oktober 2005 van Van den Ban autoservice Spijkenisse BV aan [gedaagde sub 2], welke factuur door Interpolis is vergoed.
4.19. [eiser] betwist dat hij onrechtmatig heeft gehandeld en voert daartoe aan dat hij voor een rood stoplicht is gestopt. Hij verwijst in dit verband in het bijzonder naar het door [gedaagde sub 2] ondertekende aanrijdingsformulier (zie r.o. ?2.2). Voorts voert [eiser] aan dat – ook als het zo zou zijn dat hij hard heeft afgeremd en ongeveer 40 meter voor een groen stoplicht tot stilstand zou zijn gekomen – aan [gedaagde sub 2] nog steeds het verwijt gemaakt kan worden dat zij het bepaalde in artikel 19 RVV 1990 niet in acht heeft genomen, waarbij volgens [eiser] tevens een rol speelt dat [gedaagde sub 2] er bij het naderen van het verkeerslicht rekening mee had behoren te houden dat dit verkeerslicht rood licht had kunnen gaan uitstralen.
4.20. Aangezien de beantwoording van de vraag of de reconventionele vorderingen van Interpolis c.s. voor toewijzing in aanmerking komen, (mede) afhankelijk is van het door haar in conventie te leveren bewijs (zie r.o. ?4.14), zal de rechtbank in reconventie iedere beslissing aanhouden.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1. draagt [eiser] op te bewijzen hetgeen is weergegeven onder r.o. ?4.12,
5.2. draagt Interpolis c.s. op te bewijzen hetgeen is weergegeven onder r.o. ?4.14,
5.3. bepaalt dat, indien [eiser] en Interpolis c.s. het bewijs door getuigen willen leveren, het getuigenverhoor aan de zijde van [eiser] zal plaatsvin¬den op de terechtzitting van mr. M.E. Heinemann in het gerechtsgebouw te Utrecht aan Vrouwe Justitiaplein 1 op woensdag 12 augustus 2009 van 13.30 uur tot 17.00 uur en dat het getuigenverhoor aan de zijde van [gedaagde sub 2] zal plaatsvinden op een na afloop van het getuigenverhoor aan de zijde van [eiser] door de rechtbank vast te stellen plaats, datum en tijd,
5.4. bepaalt dat de partij die op genoemd tijdstip niet kan verschijnen, binnen twee weken na de datum van dit vonnis schriftelijk en gemotiveerd aan de rechtbank – ter attentie van de secretaresse van de rechters (mevrouw H. Alberts, kamer A.2.16) – om een nadere dag- en uurbepaling dient te vragen onder opgave van de verhinderdata van alle partijen in de drie maanden volgend op genoemde datum,
5.5. bepaalt dat [eiser] en Interpolis c.s., als zij het bewijs niet door getuigen willen leveren maar door overlegging van bewijsstukken en/of door een ander bewijsmiddel, zij dit binnen twee weken na de datum van deze uitspraak schriftelijk aan de rechtbank – ter attentie van mevrouw Alberts voornoemd – en aan de wederpartij moeten opgeven,
5.6. bepaalt dat, als alleen Interpolis c.s. het bewijs door getuigen wil leveren, het getuigenverhoor aan de zijde van Interpolis c.s. zal plaatsvinden op de voor het getuigenverhoor aan de zijde van [eiser] bepaalde zitting,
5.7. bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
5.8. houdt iedere verdere beslissing aan,
in reconventie
5.9. houdt iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Heinemann en in het openbaar uitgesproken op 8 april 2009.?