ECLI:NL:RBUTR:2009:BH9346

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
27 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-604021-07
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van ontucht met minderjarige kleindochter na twijfel over bewijs

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 27 maart 2009, stond de verdachte terecht op verdenking van ontucht met zijn minderjarige kleindochter. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om de verdachte schuldig te verklaren. De zaak kwam voort uit een incident dat plaatsvond in augustus 2006, waarbij de kleindochter, die op dat moment bijna 13 jaar oud was, bij haar grootouders logeerde. Tijdens deze logeerpartij zou de verdachte ontuchtige handelingen hebben verricht. De rechtbank heeft diverse getuigenverklaringen gehoord, die in grote lijnen overeenkwamen met de verklaring van de kleindochter, wat een zekere consistentie en authenticiteit suggereert. Echter, de rechtbank heeft ook geconstateerd dat de verklaringen van de kleindochter mogelijk zijn beïnvloed door externe factoren, waaronder gesprekken met haar moeder.

De rechtbank heeft de betrouwbaarheid van de verklaringen van de kleindochter in twijfel getrokken, vooral omdat het studioverhoor pas een maand na het incident plaatsvond. Dit tijdsverloop, samen met de mogelijkheid dat de kleindochter met anderen over het incident heeft gesproken, heeft geleid tot twijfels over de nauwkeurigheid van haar verklaring. De rechtbank heeft ook de bevindingen van een deskundige, dr. R. Horselenberg, in overweging genomen, die aangaf dat het studioverhoor niet optimaal was uitgevoerd en dat dit de waarheidsvinding niet heeft bevorderd.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is om te concluderen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde ontuchtige handelingen. De verdachte is vrijgesproken van zowel de primaire als de subsidiaire beschuldiging. De benadeelde partij, de kleindochter, is niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/604021-07 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 maart 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1942] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
Als raadsman van verdachte is mede ter terechtzitting aanwezig mr. M.L.C. de Jong, advocaat te Woerden.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 13 maart 2009, waarbij de officier van justitie, mr. T.C. Pastoor, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De primaire en subsidiaire verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte ontucht heeft gepleegd met zijn 12 jaar oude kleindochter [benadeelde].
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan. Zij stelt zich op het standpunt dat het verhaal van [benadeelde] geloofwaardig is en dat dit getuigt van een zekere authenticiteit. [benadeelde] heeft consistent verklaard wat er gebeurd is en zij heeft dit ook meerdere keren herhaald tegen diverse getuigen.
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Zij acht de vordering van de benadeelde partij toewijsbaar tot een bedrag van € 1.000,00. Dit bedrag moet gezien worden als een voorschot, nu de omvang van de immateriële schade op dit moment moeilijk is vast te stellen. Voor het overige gedeelte van de vordering dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard.
3.2 Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ontkend dat hij de vagina of billen van [benadeelde] heeft betast of aangeraakt. De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. De verdediging wijst daarbij op het feit dat er in de verklaring van [benadeelde] diverse tegenstrijdigheden zitten, waardoor niet geheel duidelijk is geworden wat er precies gebeurd is. Het is bovendien niet uit te sluiten dat [benadeelde] beïnvloed is door bepaalde mensen uit haar omgeving.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat er in deze zaak alleen maar verliezers zijn. De familie verhoudingen zijn door deze zaak ernstig verstoord, waarbij de familie in twee kampen is verdeeld. Door deze scheuring in de familie heeft [benadeelde] geen contact meer met haar tante en haar grootouders. Dit is voor elk kind, ongeacht de toedracht, een gemis.
De vaststaande feiten
De verdachte is de opa van [benadeelde]. In het weekend van 5 en 6 augustus 2006 is [benadeelde], bij haar grootouders gaan logeren. [benadeelde] was op dat moment bijna 13 jaar oud, maar functioneerde (tengevolge van een aan autisme verwante stoornis) op het niveau van een 7-jarig kind. Op 6 augustus 2006 is [benadeelde] ‘s ochtends bij verdachte in bed gekropen terwijl oma koffie ging zetten. Blijkens de verklaring van verdachte ter terechtzitting heeft hij over de rug van [benadeelde] gekriebeld of geaaid en heeft [benadeelde] gezegd dat hij moest stoppen. Verdachte is vervolgens gestopt met het kriebelen of aaien.
Toen oma terugkwam met de koffie is [benadeelde] op haar kamer tv gaan kijken.
Heeft verdachte ontuchtige handelingen gepleegd met [benadeelde]?
Er zijn aanwijzingen in het dossier dat verdachte ontuchtig de vagina van [benadeelde] heeft betast.
[benadeelde] heeft in het studioverhoor verklaard dat haar opa eerst op haar rug heeft gekriebeld. Vervolgens is haar opa met beide handen in de voorkant van haar onderbroek geweest. Zowel [benadeelde] als haar opa lagen hierbij op hun rug. Haar opa heeft vervolgens met twee handen in het spleetje van [benadeelde] gekriebeld. Zij kreeg hierbij een raar gevoel in haar buik, aldus [benadeelde].
De rechtbank heeft de indruk gekregen dat [benadeelde] oprecht was tijdens het studioverhoor. Zij heeft niet de indruk gekregen dat [benadeelde] bewust onwaarheden heeft verteld.
Diverse getuigen hebben van [benadeelde] gehoord wat er gebeurd zou zijn. De verklaringen van deze getuigen komen in grote lijnen met elkaar overeen. Dit getuigt van een zekere authenticiteit en consistentie in de verklaring van [benadeelde].
De rechtbank vindt verder ondersteunend voor het verhaal van [benadeelde] dat de logeerpartij bij opa en oma vervroegd is afgebroken na het telefoongesprek op 6 augustus 2006 tussen moeder van [benadeelde] en oma. Vaststaat dat er toen is gesproken over het incident van die ochtend tussen opa en [benadeelde] en dat [benadeelde] aan de telefoon is gekomen. Een en ander was voor de moeder van [benadeelde] aanleiding om haar direct op te halen bij haar grootouders, terwijl zij eigenlijk nog een nacht zou blijven slapen.
Er zijn echter ook aanwijzingen dat het verhaal van [benadeelde], hoe oprecht dat ook is verteld en overkomt, is gekleurd door invloeden van buitenaf.
Daarbij speelt allereerst een rol dat het studioverhoor van [benadeelde] pas op 6 september 2006 heeft plaatsgevonden. Dit is één maand nadat de vermeende ontuchtige handelingen zouden hebben plaatsgevonden. [benadeelde] heeft na het incident met diverse mensen over deze zaak gesproken, waardoor haar verklaring zou kunnen zijn beïnvloed en ingekleurd. Dit geldt met name bij de moeder van [benadeelde], nu zij [benadeelde] kort na 6 augustus 2006 heeft verteld dat verdachte vroeger ook bij haar (de moeder van [benadeelde]) over haar vagina heeft geaaid.
De verklaring van [benadeelde] in het studioverhoor is moeilijk te volgen daar waar zij verklaard heeft over de wijze waarop de ontuchtige handelingen zouden hebben plaatsgevonden. Zo vindt de rechtbank het moeilijk voor te stellen dat de verdachte met beide handen in [benadeelde]’s onderbroek heeft gezeten terwijl zij daarbij allebei op hun rug lagen.
Voorts blijft onduidelijk wanneer er voor het eerst over het woordje ‘spleetje’ is gesproken en wat daarmee (aanvankelijk) is bedoeld: vagina of bilspleet.
Verdachte heeft van aanvang af stellig ontkend dat er iets meer zou zijn gebeurd dan dat hij over de rug van [benadeelde] heeft gekriebeld of geaaid. Verdachte heeft dit kriebelen of aaien gedaan op de blote huid van [benadeelde] waarbij hij met zijn hand onder haar nachtjapon is geweest.
De rechtbank heeft in haar overweging tevens de bevindingen van dr. R. Horselenberg in het betrouwbaarheidsonderzoek meegenomen. Hij heeft als deskundige een oordeel gegeven over de betrouwbaarheid van de verklaringen van [benadeelde]. Horselenberg vindt dat het studioverhoor, hoewel het grotendeels voldoet aan de gestelde eisen, de waarheidsvinding niet heeft bevorderd. Doordat de verhoorster niet voldoende heeft doorgevraagd kan onvoldoende worden gecontroleerd of hetgeen [benadeelde] heeft beweerd, juist is, aldus Horselenberg. Hij stelt dat het te weinig doorrechercheren en tevens het niet doorvragen tijdens het verhoor van [benadeelde] het lastig maakt om een goed oordeel te vormen over de betrouwbaarheid van [benadeelde]’s verklaring. Toch vond hij in zijn onderzoek meer aanwijzingen dat [benadeelde]’s verklaring vanuit een oorspronkelijk incident bij de bilspleet, in korte tijd met behulp van haar moeder is omgezet in een incident waarbij verdachte aan haar vagina heeft gezeten. Horselenberg kan het scenario dat de verdachte daadwerkelijk aan de vagina van [benadeelde] heeft gezeten echter ook niet uitsluiten.
Objectief steunbewijs, dat niet uit de bron van [benadeelde] komt, ontbreekt in deze zaak.
De rechtbank is van oordeel dat niet geheel duidelijk is geworden wat er precies is voorgevallen. De rechtbank acht bij voormelde stand van zaken niet boven redelijke twijfel verheven dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen zoals hem wordt verweten. De verdachte zal daarom vrijgesproken worden van het onder primair en subsidiair ten laste gelegde feit.
4 De benadeelde partij
De benadeelde partij, te weten [benadeelde], vordert als schadevergoeding een bedrag van € 5.000,00 ter zake van de immateriële schade en een bedrag van € 132,26 ter zake van de materiële schade.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
5 De beslissing
De rechtbank:
- spreekt verdachte vrij van het onder primair en subsidiair tenlastegelegde feit;
- verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering;
Dit vonnis is gewezen door mr. C.W. Bianchi, voorzitter, mr. R.P.G.L.M. Verbunt en mr. H.A. Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.B. Spaargaren, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 27 maart 2009.