ECLI:NL:RBUTR:2009:BH9346
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- C.W. Bianchi
- R.P.G.L.M. Verbunt
- H.A. Brouwer
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van ontucht met minderjarige kleindochter na twijfel over bewijs
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 27 maart 2009, stond de verdachte terecht op verdenking van ontucht met zijn minderjarige kleindochter. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om de verdachte schuldig te verklaren. De zaak kwam voort uit een incident dat plaatsvond in augustus 2006, waarbij de kleindochter, die op dat moment bijna 13 jaar oud was, bij haar grootouders logeerde. Tijdens deze logeerpartij zou de verdachte ontuchtige handelingen hebben verricht. De rechtbank heeft diverse getuigenverklaringen gehoord, die in grote lijnen overeenkwamen met de verklaring van de kleindochter, wat een zekere consistentie en authenticiteit suggereert. Echter, de rechtbank heeft ook geconstateerd dat de verklaringen van de kleindochter mogelijk zijn beïnvloed door externe factoren, waaronder gesprekken met haar moeder.
De rechtbank heeft de betrouwbaarheid van de verklaringen van de kleindochter in twijfel getrokken, vooral omdat het studioverhoor pas een maand na het incident plaatsvond. Dit tijdsverloop, samen met de mogelijkheid dat de kleindochter met anderen over het incident heeft gesproken, heeft geleid tot twijfels over de nauwkeurigheid van haar verklaring. De rechtbank heeft ook de bevindingen van een deskundige, dr. R. Horselenberg, in overweging genomen, die aangaf dat het studioverhoor niet optimaal was uitgevoerd en dat dit de waarheidsvinding niet heeft bevorderd.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is om te concluderen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde ontuchtige handelingen. De verdachte is vrijgesproken van zowel de primaire als de subsidiaire beschuldiging. De benadeelde partij, de kleindochter, is niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.