ECLI:NL:RBUTR:2009:BH7902

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
9 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-601009-08
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meermalige mishandeling van echtgenote met voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Utrecht op 9 februari 2009 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van meermalige mishandeling van zijn echtgenote. De rechtbank heeft vastgesteld dat de echtgenote van de verdachte, die sinds 14 december 2005 in Nederland woont, herhaaldelijk door hem is mishandeld tussen 1 januari 2007 en 25 augustus 2008. De rechtbank heeft onder andere getuigenverklaringen van de echtgenote en een buurvrouw in overweging genomen, evenals medische rapporten die de mishandeling bevestigen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verklaringen van de echtgenote, ondersteund door medische gegevens, geloofwaardig zijn en dat de verdachte geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn daden.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft zijn vrouw gedurende een lange periode mishandeld, wat heeft geleid tot een onveilige thuissituatie en lichamelijk letsel bij de echtgenote. De rechtbank heeft ook de aanbevelingen van de reclassering in overweging genomen, die adviseerde om de verdachte te verplichten contact te onderhouden met de reclassering en zich te laten behandelen.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging van verkrachting, omdat de verklaringen van de echtgenote hierover onvoldoende overtuigend waren. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/601009-08 [P]
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 9 februari 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren in 1969 te [geboorteplaats] (Marokko),
wonende aan de [woonadres] te [woonplaats]
thans gedetineerd in de P.I. Utrecht, Huis van Bewaring, locatie Nieuwegein.
Raadsvrouw: mr. L.W. Plantenga, advocaat te Utrecht.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 3 december 2008 en 26 januari 2009, waarbij de officier van justitie, mr. V.T.R.W. van Thiel, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon is tenlastegelegd dat
Feit 1
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari
2007 tot en met 25 augustus 2008 te Utrecht, althans in het arrondissement
Utrecht, door geweld en / of een andere feitelijkheid en / of door bedreiging
met geweld en / of een andere feitelijkheid bestaande uit
- het (met kracht) kleding van het lichaam trekken en/of
- meermalen slaan en/of stompen in/tegen de nek en/of in het gezicht, althans
tegen het lichaam en/of
- het bij de nek pakken/grijpen en/of
- het dichtknijpen van de keel,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die hebben bestaan
uit of mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam,
immers heeft hij, verdachte, zijn penis in/tegen de vagina en/of anus van die
[slachtoffer] gestopt/geduwd;
Feit 2
hij op meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2007
tot en met 25 augustus 2008 te Utrecht opzettelijk mishandelend zijn
echtgenote, althans een persoon, te weten [slachtoffer], in het gezicht en/of
tegen het hoofd, althans tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt,
waardoor deze [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
3. Vrijspraak van feit 1
3.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde feit heeft gepleegd.
3.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en verzoekt verdachte van feit 1 vrij te spreken.
3.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de echtgenote van verdachte bij haar aangifte in algemene bewoordingen heeft verklaard meermalen te zijn verkracht door verdachte. Daarbij is weinig concreet aangegeven hoe de verkrachtingen daadwerkelijk zouden hebben plaatsgevonden. De rechtbank stelt tevens vast dat bij de aangifte geen tolk aanwezig was.
Bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting is de echtgenote als getuige gehoord met behulp van een tolk. Bij die getuigenverhoren is zij teruggekomen op de verklaring dat verdachte haar zou hebben verkracht en heeft zij verklaard dat zij ten tijde van de aangifte niet wist wat het woord verkrachting betekende. Zij heeft verklaard dat de verdachte haar wel degelijk mishandelt en vaak seks met haar wil, maar zij heeft het geweld losgekoppeld van de seksuele handelingen. Zij heeft ook verklaard dat zij de seks met verdachte niet wilde, maar dat zij dat niet aan verdachte kenbaar heeft gemaakt.
De verdachte heeft ontkend aangeefster te hebben gedwongen tot seks.
De rechtbank is van oordeel dat de echtgenote van verdachte met een tolk beter in staat was nuance aan te brengen in haar verklaringen. Gezien het voorgaande heeft de rechtbank onvoldoende de overtuiging bekomen dat hetgeen aangeefster in haar eerste verklaring bij de politie heeft beschreven, daadwerkelijk als een verkrachting moet worden aangemerkt. Om die reden zal de rechtbank verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 tenlastegelegde.
4. De beoordeling van het bewijs met betrekking tot feit 2
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde feit heeft gepleegd.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en verzoekt verdachte van feit 2 vrij te spreken.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt de volgende feiten vast.
Verdachte is in Marokko getrouwd met [slachtoffer]. Zij is sinds 14 december 2005 in Nederland.
De echtgenote van verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat verdachte vanaf 2007 steeds jaloerser werd en dat hij haar na een ruzie altijd sloeg hetgeen haar pijn deed. Zij heeft verklaard dat verdachte haar sloeg met zijn vlakke hand op haar wang en dat hij aan haar haren trok. Zij heeft voorts ter terechtzitting verklaard dat verdachte haar op Koninginnedag in het jaar 2007 heeft geslagen en dat zij in mei 2008 door verdachte met een zak kattenbakgrit is geslagen. Bij de rechter-commissaris heeft zij over dat laatste verklaard dat verdachte haar met een zak kattengrit tegen de achterkant van haar hoofd heeft geslagen, dat zij toen op de grond is gevallen en dat zij daarna een hersenschudding had. Bij de rechter-commissaris heeft zij tevens verklaard dat verdachte haar soms één keer in de week sloeg en soms een week helemaal niet.
Uit het medisch journaal van de huisarts, die sinds mei 2008 huisarts is van de echtgenote van verdachte, blijkt dat de echtgenote op 14 mei 2008 bij de huisarts is geweest omdat zij hevige hoofdpijn had nadat zij door haar man met een zak kattengrit was geslagen. De huisarts heeft toen geconstateerd dat zij een hersenschudding had. Voorts blijkt uit het medisch journaal dat zij zich op 26 mei 2008 bij de huisarts heeft gemeld met problemen ten gevolge van geweld en dat bij haar een stijve nek is geconstateerd. De huisarts heeft voorts in een begeleidende brief opgenomen dat zij een aantal malen heeft verteld dat zij sinds een jaar wordt mishandeld door haar man.
Uit een e-mail van het Diakonessenhuis te Utrecht aan de huisarts d.d. 8 juni 2008 blijkt dat de echtgenote van verdachte zich op 8 juni 2008 heeft gemeld bij de spoedeisende hulp en dat zij daar had meegedeeld dat haar man haar met een lade uit een kast op het hoofd had geslagen en dat zij tweemaal buiten bewustzijn was geweest, waarna de arts multiple contusies heeft geconstateerd.
De buurvrouw van het echtpaar heeft aan de hand van haar dagboek bij de politie verklaard dat de echtgenote op 9 augustus 2007 tegen haar heeft verteld dat zij door haar man op haar hoofd was geslagen en bij de keel was gegrepen. Zij heeft verder verklaard dat zij op 21 april 2008 heeft gezien dat verdachte zijn echtgenote bij de haren pakte en haar op haar borst kraste, dat de echtgenote in mei 2008 tegen haar vertelde dat zij met kattenbakgrit op haar hoofd was geslagen en dat de echtgenote haar op 15 augustus 2008 vertelde dat zij door haar man in haar gezicht was gestompt, waarbij de buurvrouw beschadigingen aan het gezicht heeft gezien. De buurvrouw heeft voorts verklaard dat zij van tientallen geweldsincidenten met meer of minder ernstige gevolgen heeft vernomen, doordat de echtgenote bij haar kwam om een pleister te halen of om uit te huilen, dat zij vaak blauwe plekken op de benen, armen en romp van de echtgenote heeft gezien en dat de echtgenote heeft aangegeven dat zij door haar man werd geslagen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zijn echtgenote nog nooit heeft geslagen. Gelet op hetgeen hiervoor is vastgesteld acht de rechtbank deze verklaring van de verdachte volstrekt ongeloofwaardig. De rechtbank gaat uit van de juistheid van de lezing van de echtgenote van verdachte. Daarbij speelt met name mee dat haar verklaring wordt ondersteund door medische gegevens en door de verklaring van haar buurvrouw, maar ook dat zij zeer genuanceerd heeft verklaard over de handelingen van de verdachte, waarbij zij er blijk van heeft gegeven niet te willen dat verdachte wordt veroordeeld voor feiten die hij niet heeft gepleegd, maar uitsluitend wordt veroordeeld voor wat hij wel heeft gedaan.
4.4. De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op tijdstippen in de periode van 1 januari 2007 tot en met 25 augustus 2008 te Utrecht opzettelijk mishandelend zijn echtgenote, te weten [slachtoffer], in het gezicht en tegen het hoofd, heeft geslagen, waardoor deze [slachtoffer] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde dat verdachte voor de duur van 5 jaar verplicht contact heeft met de reclassering.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het standpunt ingenomen dat er geen bijzondere redenen zijn om bij het opleggen van een bijzondere voorwaarde af te wijken van de gangbare proeftijd van twee jaar.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van de op te leggen straf rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden van het geval en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zijn vrouw regelmatig geslagen gedurende een periode van ongeveer 16 maanden. Verdachte heeft door zijn handelen de lichamelijke integriteit van zijn echtgenote langdurig en ernstig aangetast en een onveilige thuissituatie voor haar gecreëerd. Daarbij was meerdere malen een doktersbehandeling noodzakelijk. De rechtbank neemt dit verdachte kwalijk, omdat mensen zich in hun eigen huiselijke omgeving veilig moeten kunnen voelen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte neemt de rechtbank het verdachte bijzonder kwalijk dat hij door zijn ontkenning geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor zijn daden. Hierdoor acht de rechtbank de kans op herhaling aanwezig. Om recidive – zoveel mogelijk – te voorkomen zal de rechtbank een deels voorwaardelijke straf opleggen, zodat het mogelijk is verdachte te verplichten contact te onderhouden met de reclassering. Reclassering Nederland heeft hiertoe in het adviesrapport d.d. 12 november 2008 ook geadviseerd. De reclassering heeft tevens geadviseerd om daaraan de voorwaarde te verbinden dat verdachte zich dient te laten behandelen door De Waag of een soortgelijke instelling.
De rechtbank heeft bij de op te leggen straf voorts rekening gehouden met het uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 19 november 2008, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Vanwege het gewenste verplichte reclasseringscontact ziet de rechtbank wel aanleiding een deel daarvan, te weten 5 maanden voorwaardelijk op te leggen.
De rechtbank ziet geen bijzondere omstandigheden die nopen tot een afwijking van de bij een verplicht reclasseringscontact gebruikelijke proeftijd van 2 jaar. De eis van de officier van justitie om voor de bijzondere voorwaarde een proeftijd van 5 jaar op te leggen volgt de rechtbank dan ook niet.
7. De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8. De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 1 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 2 tenlastegelegde feit bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is tenlastegelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Mishandeling begaan tegen zijn echtgenote, meermalen gepleegd
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt een behandeling bij De Waag;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarde;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Foppen, voorzitter, mr. P.M.E. Bernini en mr. J.W. Veenendaal, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.E. Falkmann, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 9 februari 2009.