ECLI:NL:RBUTR:2009:BH7513

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
11 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
260095 / KG ZA 08-1292
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • H.J. Schepen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van kort geding en verzoek om proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 11 maart 2009 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschappen Solid Business BV en Trade-IT BV. Solid Business heeft het kort geding ingetrokken voordat de mondelinge behandeling plaatsvond. Trade-IT heeft vervolgens verzocht om een bevelschrift ex artikel 250 Rv voor de kosten die zij heeft gemaakt ter voorbereiding van het kort geding. De voorzieningenrechter heeft dit verzoek afgewezen.

De voorzieningenrechter overweegt dat de intrekking van een kort geding niet kan worden aangemerkt als afstand van instantie in de zin van de artikelen 249 en 250 Rv. Dit betekent dat Trade-IT geen rechtstreeks beroep kan doen op deze bepalingen. De rechter wijst erop dat de bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering op kort gedingzaken van toepassing zijn, tenzij de aard van het kort geding zich daartegen verzet. De intrekking van het kort geding is een aparte rechtsfiguur die niet in de wet is geregeld.

Trade-IT had aangevoerd dat zij kosten had gemaakt in de vorm van het inzenden van producties en het gereedmaken van pleitnotities. De rechter stelt echter vast dat er nog geen proceshandeling heeft plaatsgevonden, aangezien de zaak niet is uitgeroepen. Hierdoor kan Trade-IT geen aanspraak maken op vergoeding van kosten die zijn gemaakt ter voorbereiding van het kort geding. De rechter concludeert dat er geen grond is voor het afgeven van een bevelschrift of een begroting van de kosten, en wijst het verzoek van Trade-IT af.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 260095 / KG ZA 08-1292
Beschikking van 11 maart 2009
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SOLID BUSINESS BV,
gevestigd te Enschede,
eiseres,
advocaat mr. G. van Lent
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TRADE-IT BV,
tevens h.o.d.n. TCN ICT,
gevestigd te Nieuwegein,
kantoorhoudende te Utrecht,
gedaagde,
advocaat mr. A.I. Keur.
Partijen zullen in het navolgende worden aangeduid als Solid Business en Trade-IT.
1. Het verloop van het geding
1.1. Het verloop van het geding blijkt uit:
- de concept-dagvaarding
- de bepaling van de mondelinge behandeling van het kort geding op 21 januari 2009
- de intrekking van het kort geding door Solid Business voorafgaande aan de mondelinge behandeling
- het verzoek van Trade-IT (bij brief van 21 januari 2009) om een bevelschrift voor haar proceskosten af te geven dan wel deze proceskosten te begroten.
1.2. De voorzieningenrechter heeft vervolgens bepaald dat heden uitspraak op het verzoek van Trade-IT wordt gedaan.
2. De beoordeling van het verzoek
2.1. Trade-IT heeft de voorzieningenrechter verzocht om een bevelschrift af te geven dan wel een begroting te verstrekken voor de kosten die zij in verband met de voorbereiding van het onderhavige kort geding heeft gemaakt. Ter onderbouwing van dit verzoek heeft Trade-IT - met een beroep op het bepaalde in artikel 250 Rv - aangevoerd dat zij voorafgaande aan de intrekking van het kort geding kosten heeft gemaakt in de vorm van het inzenden van producties en het gereedmaken van pleitnotities. Gelet op het belang en de omvang van de zaak is Trade-IT van mening dat aan proceskosten een bedrag tussen de EUR 2.000,-- en EUR 3.000,-- dient te worden geliquideerd.
2.2. Als hoofdregel geldt dat de bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering op kort gedingzaken van toepassing zijn, indien de aard van het kort geding zich daartegen niet verzet. Anders dan Trade-IT kennelijk meent, kan de intrekking van een kort geding niet worden aangemerkt als afstand van instantie als bedoeld in de artikelen 249 en 250 Rv. Deze bepalingen nemen immers niet het uitroepen van de zaak, maar het antwoorden op de eis als 'eindpunt'. Intrekking van een kort geding is een aparte, niet in de wet geregelde, rechtsfiguur. Een rechtstreeks beroep op artikel 249 lid 2 (“De eiser is verplicht de proceskosten van de gedaagde te betalen.”) en artikel 250 lid 4 Rv (“Ter zake van de betaling van de kosten vaardigt de rechter op verlangen van de gedaagde een bevelschrift uit.”) komt Trade-IT dan ook niet toe.
2.3. Voor zover voormelde bepalingen zich al zouden lenen voor analogische toepassing op kort gedingprocedures, kan dit Trade-IT niet baten. Deze bepalingen leggen op de eisende partij alleen een verplichting tot betaling van kosten die de gedaagde voor het verrichten van proceshandelingen heeft gemaakt, zoals bijvoorbeeld kosten wegens betaald vast recht of kosten van een voorlopig getuigenverhoor of deskundigenbericht (vgl. T&C Burgerlijke Rechtsvordering aantekening 3 onder b bij artikel 249 Rv), en niet op kosten ter voorbereiding van proceshandelingen. Deze kosten worden niet zelfstandig vergoed, maar alleen indien proceshandelingen op die voorbereiding zijn gevolgd. In bodemzaken is een eisende partij op grond van voormelde bepalingen niet gehouden kosten voor de voorbereiding van een proceshandeling te betalen, zodat niet valt in te zien waarom dat voor een kort geding anders zou moeten zijn.
2.4. In het onderhavige kort geding is door Trade-IT nog geen proceshandeling verricht. De zaak is niet uitgeroepen en Trade-IT kan dus ook geen proceshandeling verricht hebben (in de vorm van het verschijnen ter terechtzitting en het voeren van verweer na uitroeping van de zaak). Verder heeft Trade-IT ook nog geen vast recht hoeven te betalen. Vast recht is door de gedaagde immers pas verschuldigd bij verschijning na uitroeping van de zaak. Deze uitroeping heeft door de intrekking van het kort geding niet plaatsgevonden. Van andere proceskosten (zoals hiervoor onder 2.3 bedoeld) is niets gesteld of gebleken.
2.5. Het voorgaande betekent dat er geen grond aanwezig is voor het afgeven van een bevelschrift voor dan wel een begroting van de kosten waarop het verzoek van Trade-IT betrekking heeft. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.
3. De beslissing
De voorzieningenrechter
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.J. Schepen en in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2009.?
w.g. griffier w.g. rechter