Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 249944 / HA ZA 08-1112
de vennootschap onder firma
[eiser],
gevestigd te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. L.A.M.J. Pütz,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KEMBO BV,
gevestigd te Veenendaal,
gedaagde,
advocaat mr. drs. D.G. Schouwman.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Kembo genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 6 augustus 2008;
- het proces-verbaal van comparitie van 4 december 2008.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Feiten
2.1. [eiseres] houdt zich bedrijfsmatig bezig met de productie van foto- en filmmateriaal, onder meer ten behoeve van bedrijfspresentaties. Kembo houdt zich bedrijfsmatig onder meer bezig met de ontwikkeling en verkoop van designmeubelen.
2.2. Op 28 september 2006 heeft [eiseres] een offerte aan Kembo uitgebracht ter zake van het vervaardigen van presentatiemateriaal. Deze offerte kende een prijs van EUR 90.215,- (exclusief BTW). Vanwege de prijsstelling zijn partijen vervolgens met elkaar in overleg getreden. Dit overleg heeft geresulteerd in de tweede offerte van 2 januari 2007 met een prijs van EUR 68.637,50 (exclusief BTW).
2.3. Op 15 januari 2007 heeft [eiseres] wederom een offerte uitgebracht, welke offerte door Kembo is aanvaard. De werkzaamheden van [eiseres] bestonden uit het voor een in termijnen te betalen vaste prijs van EUR 73.380,- (exclusief BTW) maken van een fotoboek en een bedrijfsfilm.
2.4. In haar emailbericht van 16 april 2007 aan [eiseres] zegt Kembo:
“Ik heb nog even kritisch naar de Elektron plaat gekregen en zou het fijn vinden als jij onderstaande opmerkingen kan verwerken.
(…)
- onderste rand van het raam dicht
- Toevoegingen: vogel, plantenbak, rietpijpen etc. er niet in.
- geen plafond er in
- een zijwand er in van hetzelfde hout als de bureaus
- dat wat het Zen maakt buiten laten terugkomen
Als er vragen zijn hoor ik ze graag. (…)”
2.5. Op 21 mei 2007 is het definitieve boek gereed gemaakt voor de drukker. Kembo heeft de overeengekomen prijs aan [eiseres] betaald.
2.6. Bij brief van 30 mei 2007 heeft [eiseres] aan Kembo meegedeeld:
“Het boekje ligt bij de drukker en de DVD’s zijn zo goed als klaar.
Maar er is natuurlijk wel het een en ander gebeurd wat de kosten aanzienlijk heeft laten stijgen.
Als ik alles nu terugreken naar de eerste begroting van EUR 94.245,-, zat ik er niet ver naast.
Ik heb tot nu toe netto EUR 36.740,- aan extra kosten boven de begroting.
Dit is hoofdzakelijk ontstaan door het continue wijzigingen van de themapagina’s die op jouw verzoek in sommige gevallen zelfs 4 keer verandert zijn. (…)
Ook de filmpjes zijn behoorlijk meer geworden dan gepland was. (…)
Ik weet dat afspraak afspraak is maar ik heb voordat we fotografeerden van alle themapagina’s een voorstel gedaan en daar de begroting op gemaakt. Na de fotografie was echter niets meer hetzelfde. Mijn vak is creeren wat erg subjectief is, je kiest iemand om zijn kwaliteiten en verder wordt alles nieuw.
De tijd die ik dacht te winnen met de voorbereidingen zijn totaal waardeloos gebleken, alles is anders alleen de stijl is gebleven.
Ik kan nu alleen maar terugkijken op hoe het was bij de vorige boekjes en wat je nu krijgt en dan vind ik de prijsverhouding onredelijk.
(…)
Ik hoop dat je begrip kunt tonen voor deze situatie en dat je een voorstel wilt doen voor deze extra kosten. (…)”
2.7. Op 27 juni 2007 heeft [eiseres] een conceptfactuur van EUR 23.800,- (exclusief BTW) voor het meerwerk aan Kembo gezonden, welke factuur niet door Kembo is betaald. Op 3 augustus 2007 heeft [eiseres] een brief aan Kembo gestuurd, waarin hij – samengevat – voorstelt de meerkosten gelijkelijk te verdelen. Bij brief van 30 augustus 2007 van de raadsman van Kembo is dit voorstel afgewezen.
3. Het geschil
3.1. [eiseres] vordert – samengevat – veroordeling van Kembo tot betaling van EUR 36.740,-, vermeerderd met handelsrente primair vanaf 15 november 2007 tot de dag van algehele voldoening, subsidiair vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening, en kosten.
3.2. Kembo voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Primair legt [eiseres] aan zijn vordering ten grondslag dat Kembo ex artikel 7:755 BW gehouden is de uit de extra werkzaamheden voortvloeiende prijsverhoging te betalen. De berekening van deze prijsverhoging is volgens [eiseres] gebaseerd op de berekening in de door Kembo geaccepteerde offerte van 15 januari 2007. Ter onderbouwing van zijn vordering stelt [eiseres] dat Kembo gedurende het project haar wensen herhaaldelijk heeft gewijzigd, hetgeen tot gevolg heeft gehad dat het ontwerp moest worden aangepast en [eiseres] meerwerk heeft moeten verrichten. De wijzigingen hebben betrekking op de producten Item System, Seq, Lost Boys, Segno & Sign, Elektron en Plato, aldus [eiseres], waarbij hij onder meer verwijst naar het emailbericht van Kembo van 16 april 2007 (zie r.o. ?2.4). Volgens [eiseres] heeft hij Kembo gewezen op de meerkosten, waarbij hij onder meer verwijst naar zijn brief van 30 mei 2007 (zie r.o. ?2.6). Voorts had Kembo moeten begrijpen dat de vele door haar gewenste aanpassingen zouden leiden tot een prijsverhoging, aldus [eiseres].
4.2. Ter comparitie heeft [eiseres] toegelicht dat partijen in eerste instantie een idee hebben ontwikkeld dat zij nader hebben uitgewerkt. Deze uitwerking heeft geleid tot de op 10 januari 2007 door Kembo goedgekeurde (en door [eiseres] in het geding gebrachte) ontwerpen van de themapagina’s en productsfeerpagina’s van het boekwerk. Volgens [eiseres] kon hij een vaste prijs offreren, omdat de ontwerpen vaststonden. Ter zitting heeft [eiseres] evenwel toegelicht dat hij bij de totstandkoming van de overeenkomst niet over alle foto’s beschikte, zodat sommige themapagina’s zijn gemaakt waarop niet de juiste producten afgebeeld.
4.3. Tijdens de comparitie heeft [eiseres] verder toegelicht dat hij meermalen aan Kembo heeft meegedeeld dat hij meer uren maakte dan verwacht, zonder aan te geven dat dit financiële consequenties zou hebben. Volgens [eiseres] heeft hij wel aan R.P. Harmsen, een freelancer van Kembo, meegedeeld dat hij meer kosten maakte dan begroot was. Harmsen heeft hem aangeraden te wachten met het opwerpen van dit punt totdat het boek klaar was, aldus [eiseres].
4.4. Subsidiair stelt [eiseres] dat Kembo ingevolge artikel 7:752 BW gehouden is een redelijke prijs te betalen voor de door hem verrichte extra werkzaamheden.
4.5. Kembo voert als verweer aan dat zij wist noch hoefde te begrijpen dat de door haar gewenste aanpassingen zouden leiden tot extra kosten. Ter onderbouwing hiervan voert Kembo aan dat [eiseres] met de aanpassingen heeft ingestemd zonder aan te geven dat daarmee kosten gemoeid zouden zijn. Volgens Kembo heeft [eiseres] telkens “Ja hoor, dat doe ik wel even” of woorden van gelijke strekking gebruikt.
4.6. Voorts voert Kembo aan dat de thema- en productsfeerpagina’s geen vaststaande ontwerpen zijn die door haar zijn goedgekeurd. De themapagina’s waren slechts richtinggevend, aldus Kembo. Het enige wat volgens Kembo van de 63 themapagina’s af was, waren de door haar aangeleverde productfoto en 12 foto’s die niet met meubelen maar met de opbouw van het boek te maken hadden. De productsfeerpagina’s zijn evenmin door haar goedgekeurd, aldus Kembo. Nu zij geen ontwerper is en geen ervaring met fotografie heeft, behoefde zij onder deze omstandigheden – mede gelet op de omstandigheid dat partijen na uitgebreide onderhandelingen zijn uitgekomen op een vaste prijs die lager was dan initieel door [eiseres] geoffreerd (zie r.o. ?2.2) – niet alert te zijn op prijsverhogingen als gevolg van haar wensen gedurende het project, aldus Kembo.
4.7. Partijen zijn het erover eens dat de overeenkomst aangemerkt moet worden als aanneming van werk. Tussen partijen is verder niet in geschil dat gedurende het project is afgeweken van de oorspronkelijke thema- en productsfeerpagina’s. Indien [eiseres] werkzaamheden heeft uitgevoerd die niet in de overeenkomst zijn begrepen, kan hij op grond van artikel 7:755 BW voor die werkzaamheden slechts betaling verlangen, als hij Kembo tijdig heeft gewezen op de noodzaak van een daaruit voortvloeiende prijsverhoging, tenzij Kembo die noodzaak uit zichzelf had moeten begrijpen. De ratio van deze bepaling is dat de opdrachtgever in beginsel de gelegenheid moet krijgen om te beslissen of hij het meerwerk, ondanks de hogere prijs, aan de aannemer wil opdragen.
4.8. De rechtbank gaat voorbij aan de door [eiseres] in zijn dagvaarding betrokken stelling dat hij Kembo heeft gewezen op de meerkosten en Kembo derhalve gehouden is deze te vergoeden. Tijdens de comparitie heeft [eiseres] immers toegelicht dat hij met Kembo heeft gesproken over de extra tijd die gemoeid was met zijn werkzaamheden, maar niet heeft meegedeeld dat dit financiële consequenties zou hebben (zie r.o. ?4.3). Dit brengt met zich dat de gesprekken waarop [eiseres] zich beroept, mede in het licht van het verweer van Kembo, niet als een waarschuwing in de zin van artikel 7:755 BW gezien kunnen worden.
4.9. Voor zover [eiseres] met zijn stelling dat hij Kembo heeft gewaarschuwd, het oog heeft op zijn brief van 30 mei 2007, overweegt de rechtbank als volgt. Uit de omstandigheid dat het boek op 21 mei 2007 bij de drukker was, leidt de rechtbank af dat de werkzaamheden van [eiseres] op dat moment feitelijk waren afgerond. Dit brengt mee dat voornoemde brief niet als een tijdige waarschuwing aangemerkt kan worden, omdat deze brief is gedateerd na beëindiging van [eiseres]’s werkzaamheden.
4.10. Evenmin kan de mededeling van [eiseres] aan Harmsen, inhoudende dat hij meer kosten maakte dan was begroot (zie r.o. ?4.3), als een tijdige waarschuwing aan Kembo gelden. Volgens [eiseres] is Harmsen een persoon die op freelancebasis werkzaamheden voor Kembo verricht. Zonder nadere motivering – welke motivering ontbreekt – valt niet in te zien dat Harmsen in die hoedanigheid als een vertegenwoordiger van Kembo heeft te gelden.
4.11. Voor zover [eiseres] betoogt dat Kembo had behoren te begrijpen dat de door haar gewenste aanpassingen van de thema- en productsfeerpagina’s noodzakelijk tot een prijsverhoging zouden leiden, zodat [eiseres] haar niet voor die prijsverhogingen hoefde te waarschuwen, overweegt de rechtbank als volgt.
4.12. [eiseres] heeft, na onderhandelingen over de prijs, een offerte met een vaste prijs uitgebracht die door Kembo is aanvaard (zie r.o. ?2.3). Deze vaste prijs ligt lager dan de prijs die [eiseres] aanvankelijk heeft geoffreerd (zie r.o. ?2.2). Dit brengt mee dat Kembo er in beginsel van uit mocht gaan dat het presentatiemateriaal zou worden ontwikkeld voor het geoffreerde (lagere) bedrag, ongeacht of met deze werkzaamheden meer tijd gemoeid zou zijn dan waarvan door [eiseres] in zijn offerte van 15 januari 2007 is uitgegaan.
4.13. De rechtbank passeert [eiseres]’s stelling dat Kembo had behoren te begrijpen dat aanpassing van de ontwerpen van de thema- en productsfeerpagina’s extra kosten met zich zou brengen, omdat tussen partijen niet in geschil is dat sommige foto’s van de themapagina’s in het ontwerp ontbraken (zie r.o. ?4.2). Deze pagina’s waren derhalve niet volledig, zodat zij niet als vaststaande ontwerpen aangemerkt kunnen worden. Dat [eiseres] niettemin bereid was een vaste prijs aan Kembo aan te bieden, komt naar het oordeel van de rechtbank voor zijn rekening en risico.
4.14. Gelet hierop en mede gelet op de omstandigheid dat [eiseres] ter zitting heeft gezegd dat hij meer werkzaamheden heeft verricht zonder aan Kembo mee te delen dat deze werkzaamheden financiële consequenties zouden hebben (zie r.o. ?4.3), valt zonder nadere motivering – welke motivering ontbreekt – niet in te zien dat Kembo had behoren te begrijpen dat de door haar gewenste aanpassingen noodzakelijk tot een prijsverhoging zouden leiden. Bij dit oordeel betrekt de rechtbank tevens de omstandigheid dat Kembo als verweer heeft aangevoerd dat zij geen ervaring met fotografie heeft (zie r.o. ?4.6), welk verweer door [eiseres] onbesproken is gelaten.
4.15. De rechtbank is voorts van oordeel dat de handelwijze van [eiseres] niet in overeenstemming is met zijn stelling dat Kembo had behoren te begrijpen dat aanpassing van de thema- en productsfeerpagina’s tot extra kosten zou leiden. [eiseres] heeft immers bij brief van 30 mei 2007 aan Kembo gevraagd een voorstel te doen over de extra kosten (zie r.o. ?2.6). Voorts heeft [eiseres] op 27 juni 2007 een conceptfactuur voor deze kosten aan Kembo heeft gestuurd en tevens op 3 augustus 2007 een voorstel gedaan om deze kosten gelijkelijk te verdelen (zie r.o. ?2.7). Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank veeleer dat [eiseres] begreep dat Kembo er niet op bedacht had hoeven te zijn dat de door haar gewenste aanpassingen tot een prijsverhoging zouden leiden.
4.16. Gelet op het voorgaande zal de vordering van [eiseres] – voor zover deze is gebaseerd op artikel 7:755 BW – worden afgewezen.
4.17. Artikel 7:752 BW is van toepassing als bij het sluiten van de overeenkomst geen prijs is bepaald of als slechts een richtprijs is bepaald. Aan [eiseres]’s beroep op het bepaalde in artikel 7:752 BW ligt kennelijk de stelling ten grondslag dat partijen voor een deel van de werkzaamheden (namelijk het meerwerk) geen prijs overeen zijn gekomen. De rechtbank passeert deze stelling en overweegt daartoe als volgt.
4.18. De offerte van 15 januari 2007 noemt een vaste prijs voor het door [eiseres] te ontwikkelen presentatiemateriaal (zie r.o. ?2.3). De omstandigheid dat de werkzaamheden die [eiseres] in dat verband heeft verricht, meer hebben omvat dan waarvan hij bij het uitbrengen van de offerte uit is gegaan, maakt niet dat partijen voor deze extra werkzaamheden geen vaste prijs overeen zijn gekomen. Deze werkzaamheden vallen immers binnen de reikwijdte van de tussen hen geldende overeenkomst.
4.19. Voornoemd oordeel brengt mee dat het beroep van [eiseres] op het bepaalde in artikel 7:752 BW niet slaagt. De vordering van [eiseres] zal – voor zover deze is gebaseerd op dit artikel – worden afgewezen.
4.20. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Kembo worden begroot op:
- explootkosten EUR 0,00
- vast recht 855,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat 1.158,00 (2,0 punten × tarief EUR 579,00)
Totaal EUR 2.013,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Kembo tot op heden begroot op EUR 2.013,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Heinemann en in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2009.?
w.g. griffier w.g. rechter