ECLI:NL:RBUTR:2009:BH5709

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
11 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
248454 / HA ZA 08-938
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur of bewaarneming bij gebruik van kluisje in zwembad

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Utrecht, ging het om de vraag of er sprake was van een huurovereenkomst of een bewaarnemingsovereenkomst tussen een zwembadbezoeker en het zwembad. De eiseres, Generali Schadeverzekeringsmaatschappij N.V., had een schadevergoeding betaald aan de benadeelde partij, die haar auto had verloren tijdens een bezoek aan het zwembad. De benadeelde partij had een kluisje gehuurd voor 20 eurocent, maar na afloop van haar bezoek was haar auto gestolen, wat leidde tot de vordering van Generali tegen het zwembad.

De rechtbank overwoog dat er geen sprake was van een bewaarnemingsovereenkomst, omdat het element 'toevertrouwen' ontbrak. De overeenkomst tussen de benadeelde partij en het zwembad was enkel gericht op het gebruik van het kluisje, zonder dat er een daadwerkelijke toevertrouwingsrelatie bestond. De rechtbank concludeerde dat de overeenkomst als een huurovereenkomst moest worden gekwalificeerd, omdat de benadeelde partij het kluisje in gebruik had gekregen en hiervoor een tegenprestatie had betaald.

De rechtbank verwees de zaak naar de sector kanton, omdat volgens de wet zaken betreffende huurovereenkomsten door de kantonrechter behandeld moeten worden. De partijen hadden verzocht om de zaak niet door te verwijzen, maar de rechtbank kon hier niet aan voldoen. De comparitierechter zou de zaak verder afdoen, en partijen werden erop gewezen dat zij niet meer verplicht waren om zich door een advocaat te laten vertegenwoordigen. De beslissing over de proceskosten zou ook door de kantonrechter worden genomen. Het vonnis werd uitgesproken op 11 maart 2009.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 248454 / HA ZA 08-938
Vonnis van 11 maart 2009
in de zaak van
de naamloze vennootschap
GENERALI SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. J.M. van Noort,
tegen
de stichting
STICHTING ZWEMBAD DRIEBERGEN-RIJSENBURG,
gevestigd te Driebergen-Rijsenburg,
gedaagde,
advocaat mr. M.R. Ruygvoorn.
Partijen zullen hierna Generali en het zwembad genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 20 augustus 2008;
- het proces-verbaal van comparitie van 19 december 2008 met productie.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op 14 maart 2005 is de auto van mevrouw [benadeelde partij] (hierna: [benadeelde partij]), een Audi A4 cabriolet, van de parkeerplaats van het zwembad gestolen. De dief heeft de tas van [benadeelde partij] met daarin de sleutels, de afstandbediening, de startonderbreking en het alarm van haar auto gestolen uit een kluisje dat in een van de gangen stond naast de kleedkamers van het zwembad. [benadeelde partij] had dat kluisje afgesloten en de sleutel van het kluisje tijdens het zwemmen bij zich gehouden. Voor het gebruik van het kluisje had [benadeelde partij] 20 eurocent betaald. Dit bedrag kreeg zij -zoals dat gebruikelijk was bij het zwembad- na het zwemmen niet terug. De dief heeft het kluisje van [benadeelde partij] opengebroken terwijl zij aan het zwemmen was.
2.2. Bij de ingang van het zwembad hing een bord met de tekst “BEWAKING DMV TV CAMERA’S”. Bij de kluisjes hing een bordje met de tekst “VOORKOM DIEFSTAL, NEEM ALTIJD EEN KLUISJE”.
2.3. [benadeelde partij] had haar auto tegen diefstal verzekerd bij Generali. Generali heeft uit dien hoofde, via haar gevolmachtigd agent, een bedrag van EURO 52.999,99 aan [benadeelde partij] vergoed en is in de rechten van [benadeelde partij] gesubrogeerd.
3. Het geschil
3.1. Generali vordert, uitvoerbaar bij voorraad, het zwembad te veroordelen tot betaling van EUR 52.999,99, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 1 mei 2005 tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede van (naar de rechtbank begrijpt) EUR 1.265,50, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 1 maart 2008 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van het zwembad in de proceskosten.
3.2. Generali legt aan haar vordering ten grondslag dat het zwembad onrechtmatig heeft gehandeld jegens [benadeelde partij] dan wel is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit primair de bewaarnemingsovereenkomst, subsidiair de huurovereenkomst en (zowel primair als subsidiair) de overeenkomst tussen het zwembad en [benadeelde partij] als zwembadbezoeker.
3.3. Het zwembad voert verweer. Hij stelt primair dat er geen sprake is van een bewaarnemingsovereenkomst of een huurovereenkomst. Subsidiair stelt het zwembad, dat als de rechtbank van oordeel is dat er sprake is van een bewaarnemingsovereenkomst, huurovereenkomst of een overeenkomst sui generis, het zwembad niet aansprakelijk is voor de geleden schade, omdat hij niet tekortgeschoten is in de nakoming van die overeenkomst(en). Ook betoogt hij dat hij niet onrechtmatig heeft gehandeld jegens [benadeelde partij]/Generali. Meer subsidiair betwist hij de omvang van de gestelde schade.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Generali stelt primair dat er sprake is van een bewaarnemingsovereenkomst. De rechtbank overweegt daaromtrent als volgt. In artikel 7:600 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat bewaarneming een overeenkomst is waarbij de ene partij, de bewaarnemer, zich tegenover de andere partij, de bewaargever, verbindt, een zaak die de bewaargever hem toevertrouwt of zal toevertrouwen, te bewaren en terug te geven. Uit de parlementaire geschiedenis van dit wetsartikel blijkt, dat geen sprake is van een dergelijk toevertrouwen als de overeenkomst er slechts toe strekt, dat de ene partij een zaak mag plaatsen in een ruimte die hem door de andere partij ter beschikking wordt gesteld, welke ruimte kan worden afgesloten met behulp van een sleutel, die de eerstgenoemde door de andere partij krijgt overhandigd. Een dergelijke situatie is in de onderhavige zaak aan de orde. Immers, er is ten aanzien van het gebruik van het kluisje een overeenkomst tussen [benadeelde partij] en het zwembad die er slechts toe strekt, dat [benadeelde partij] haar eigendommen in een kluisje mag plaatsen dat door het zwembad ter beschikking is gesteld, dat kluisje kan worden afgesloten met een sleutel en deze sleutel krijgt [benadeelde partij] van het zwembad overhandigd door -na betaling van 20 eurocent- de sleutel zelf uit het kluisje te halen. De enkele omstandigheid dat het zwembad de borden “BEWAKING DMV TV CAMERA’S” en “VOORKOM DIEFSTAL, NEEM ALTIJD EEN KLUISJE” heeft opgehangen, zoals Generali heeft betoogd, maakt dit niet anders. Naar het oordeel van de rechtbank is er daarom geen sprake van een bewaarnemingsovereenkomst, nu het element ‘toevertrouwen’, zoals vereist in artikel 7:600 BW, ontbreekt.
4.2. Vervolgens moet de vraag worden beantwoord of er tussen [benadeelde partij] en het zwembad sprake was van een huurovereenkomst en als dat zo is, of de verdere behandeling en beslissing moet plaatsvinden door de kantonrechter, gezien het bepaalde in artikel 93 onder c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Beide partijen hebben tijdens de comparitie van partijen aangegeven, dat áls er al sprake is van een huurovereenkomst, zij er de voorkeur aan geven dat de zaak in één keer wordt beoordeeld en dus niet wordt doorverwezen naar de sector kanton.
4.3. In artikel 7:201 BW is bepaald dat huur een overeenkomst is waarbij de ene partij, de verhuurder, zich verbindt aan de andere partij, de huurder, een zaak of een gedeelte daarvan in gebruik te verstrekken en de huurder zich verbindt tot een tegenprestatie. Het staat tussen partijen vast, dat het zwembad een kluisje aan [benadeelde partij] in gebruik heeft verstrekt en dat [benadeelde partij] hiervoor als tegenprestatie 20 eurocent heeft betaald. Naar het voorlopig oordeel van de rechtbank is er daarom aan de essentialia van huur voldaan zodat de overeenkomst tussen het zwembad en [benadeelde partij] als huur dient te worden aangemerkt.
4.4. De stelling van het zwembad dat het geen huurovereenkomst betreft omdat bezoekers van het zwembad niet gedurende een langere periode een eigen vaste kluis tegen betaling van een bedrag per kwartaal of per jaar huurden, maar slechts incidenteel voor kortere duur gebruik maakten van één van 440 kluisjes, dient te worden verworpen. Om een overeenkomst als huur te kwalificeren is noch de duur van die overeenkomst, noch de vraag of een bezoeker van een zwembad steeds een vast kluisje gebruikt of bij ieder zwembadbezoek opnieuw kan kiezen uit de op dat moment beschikbare kluisjes, relevant.
4.5. In artikel 93 onder c Rv is bepaald dat zaken betreffende een huurovereenkomst worden behandeld en beslist door de kantonrechter. Voorts is in artikel 71 lid 2 Rv bepaald dat een zaak die door de kantonrechter moet worden behandeld en beslist, naar de sector kanton dient te worden verwezen als zij daar niet reeds aanhangig is. Dit kan geschieden op verlangen van één van de partijen of ambtshalve. Beide partijen hebben de rechtbank weliswaar verzocht om de zaak niet door te verwijzen naar de sector kanton, maar de rechtbank ziet hiervoor geen ruimte, nu in artikel 71 lid 2 Rv is bepaald dat de rechtbank zaken betreffende een huurovereenkomst ook ambtshalve naar de sector kanton dient te verwijzen. Om toch tegemoet te komen aan het verzoek van partijen bepaalt de rechtbank dat de comparitierechter in zijn hoedanigheid van kantonrechter-plaatsvervanger de zaak verder zal afdoen. Vanwege administratieve redenen dient de zaak naar de rol van de sector kanton te worden verwezen, waarna eindvonnis kan worden gewezen.
4.6. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rolzitting van de sector kanton van deze rechtbank, locatie Utrecht, op woensdag 18 maart 2009 om 09.30 uur, welke zitting zal worden gehouden in het gerechtsgebouw aan het Vrouwe Justitiaplein 1 te Utrecht,
5.2. bepaalt dat de comparitierechter in zijn hoedanigheid van kantonrechter-plaatsvervanger de zaak verder zal afdoen,
5.3. wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure niet meer vertegenwoordigd hoeven te worden door een advocaat, maar ook persoonlijk of bij gemachtigde kunnen verschijnen,
5.4. wijst partijen erop dat de kantonrechter zal beslissen over de proceskosten in deze procedure, waaronder het vast recht van EUR 1.645,- voor Generali en EUR 1.645,- voor het zwembad,
5.5. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Wagenaar en in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2009.?
w.g. griffier w.g. rechter