ECLI:NL:RBUTR:2009:BH5603
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een verzoek tot vaststelling van een dwangakkoord in het kader van de schuldsanering
In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 5 maart 2009 uitspraak gedaan in een verzoek tot toelating tot de schuldsanering en het vaststellen van een dwangakkoord. De verzoekster, die een schuldregeling had aangeboden aan haar schuldeisers, verzocht de rechtbank om RWE Obragas en Juris-dictie te bevelen in te stemmen met deze regeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldregeling door alle schuldeisers, met uitzondering van RWE Obragas en Juris-dictie, was aanvaard. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de financiële situatie van de verzoekster en de voorwaarden van de aangeboden regeling.
De rechtbank oordeelde dat de aangeboden regeling niet voldeed aan de eisen van artikel 287a van de Faillissementswet, omdat RWE Obragas en Juris-dictie in redelijkheid tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen. De rechtbank benadrukte dat het belang van de schuldeisers bij het verlangen naar volledige voldoening van hun vorderingen zwaarder weegt dan de belangen van de verzoekster. Bovendien was er twijfel over de uitvoerbaarheid van de regeling, gezien de financiële situatie van de verzoekster en het risico op nieuwe schulden.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot vaststelling van het dwangakkoord afgewezen, maar de verzoekster heeft aangegeven haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling te willen handhaven. Deze uitspraak benadrukt de strikte eisen die aan een dwangakkoord worden gesteld en de belangenafweging die de rechtbank moet maken tussen de verzoekster en de schuldeisers.