ECLI:NL:RBUTR:2009:BH5569

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
25 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
252843 / FA RK 08-4633
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bijdrage in de kosten van levensonderhoud voor jongmeerderjarige met studiebeurs en bijbaan

In deze zaak heeft de rechtbank Utrecht op 25 februari 2009 uitspraak gedaan over de bijdrage in de kosten van levensonderhoud voor een jongmeerderjarige, hierna te noemen [jong meerderjarige], die thuis woont, een studiebeurs ontvangt en een bijbaan heeft. De vader van [jong meerderjarige] heeft verzocht om wijziging van de eerder vastgestelde alimentatie, omdat hij van mening is dat [jong meerderjarige] geen behoefte meer heeft aan een bijdrage. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader in het verleden een alimentatiebijdrage van f 450,-- per maand heeft betaald, welke is geïndexeerd naar € 264,06 per maand. De vader heeft aangevoerd dat [jong meerderjarige] voldoende middelen heeft om in haar levensonderhoud te voorzien, waaronder een basisbeurs, zorgtoeslag en inkomsten uit een bijbaan.

De rechtbank heeft de financiële situatie van de vader en de jongmeerderjarige beoordeeld. De vader heeft een bruto jaarsalaris van € 55.799,-- en heeft diverse lasten, waaronder hypotheeklasten en ziektekostenpremies. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de vader, rekening houdend met zijn draagkracht en de kosten van levensonderhoud van [jong meerderjarige], in staat is om een bijdrage van € 230,-- per maand te betalen. Deze bijdrage is vastgesteld met ingang van 1 augustus 2008.

De rechtbank heeft de eerdere beschikking van 4 november 1998 gewijzigd en bepaald dat de vader vanaf de genoemde datum € 230,-- per maand aan [jong meerderjarige] moet betalen. De rechtbank heeft overwogen dat de behoefte van [jong meerderjarige] niet aantoonbaar afwijkt van de behoefte van de andere kinderen van de vader, en dat de beschikbare draagkrachtruimte gelijkelijk verdeeld dient te worden over de kinderen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rekestnummer: 252843 / FA RK 08-4633
bijdrage ten behoeve van jongmeerderjarige
Beschikking van 25 februari 2009
in de zaak van:
[de vader],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen de vader,
advocaat mr. J.A. van Laar
tegen
[jong meerderjarige],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen [jong meerderjarige],
advocaat mr. M.M. Weijnand.
1. Verloop van de procedure
De vader heeft ter griffie van deze rechtbank een verzoekschrift ingediend.
De jong meerderjarige heeft een verweerschrift ingediend.
Er zijn van beide zijden nader stukken ontvangen.
De zaak is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van 21 januari 2009.
[jong meerderjarige] is niet ter zitting verschenen.
2. Vaststaande feiten
2.1. De [jong meerderjarige] is op 25 februari 1990 te Utrecht geboren uit het huwelijk van de vader en [moeder], de moeder.
2.2. Tussen de vader en de moeder is de echtscheiding uitgesproken door deze rechtbank bij beschikking van 11 december 1996. Deze beschikking is op 21 januari 1997 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand te Scherpenzeel.
2.3. Bij beslissing van deze rechtbank van 22 oktober 1997 is onder meer bepaald dat de vader met een bedrag van f 500,-- (€ 226,89) per maand moet bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding.
2.4. Bij beschikking van deze rechtbank van 4 november 1998 is voornoemde bijdrage gewijzigd in f 450,--
(€ 204,20) per maand.
Op grond van de wettelijke indexering is dit bedrag thans € 264,06 per maand.
3. Beoordeling van het verzochte
De vader heeft gevraagd de beschikking van 4 november 1998 met ingang van 1 maart 2008 te wijzigen, in die zin dat hij niet langer gehouden is om de bijdrage ten behoeve van [jong meerderjarige] te betalen, althans om een bedrag vast te stellen dat lager is dan € 264,05 per maand.
De vader heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat [jong meerderjarige] geen behoefte meer heeft aan een bijdrage in de kosten van levensonderhoud en/of studie. De man heeft hiertoe nader aangevoerd dat de moeder en hij bij de akte verdeling huwelijksgoederengemeenschap onder meer zijn overeengekomen dat de moeder vóór of uiterlijk op 31 augustus 1997 een bedrag van f 15.000,-- (€ 6.806,70) op een bankrekening zal storten. Dit als reservering voor studiekosten en kosten van levensonderhoud van [jong meerderjarige]. De gelden zijn gestort op een rekening bij Spaarbeleg. Het rendement zou, uitgaande van 4% rente over voornoemd bedrag over een periode van 11 jaar, thans aanzienlijk zijn, aldus de vader. De vader stelt tevens dat [jong meerderjarige] beschikt over de basisbeurs, dat zij zorgtoeslag ontvangt van € 46,-- per maand en dat zij inkomsten uit een bijbaan genereert, met welke omstandigheden rekening moet worden gehouden.
Over een eventuele aanvullende beurs van [jong meerderjarige] mist de vader elke informatie.
De vader heeft voorts - niet door de moeder weersproken - aangevoerd dat hij tot en met februari 2008 het bij beschikking van 4 november 1998 vastgestelde en geïndexeerde bedrag aan kinderalimentatie voor [jong meerderjarige] heeft betaald. Nadat hij per 1 maart 2008 de betaling heeft stopgezet heeft [jong meerderjarige] het LBIO ingeschakeld en is loonbeslag gelegd. Op dit moment wordt de achterstand ingelopen, aldus de vader.
Ter zitting van 21 januari 2009 is namens [jong meerderjarige] gesteld dat zij een aanvullende beurs heeft aangevraagd maar niet heeft gekregen. In de brief d.d. 25 september 2008 van Informatie Beheer Groep, die de moeder ter zitting heeft overgelegd, wordt aan [jong meerderjarige] bericht dat zij - gelet op de alimentatie van € 264,06 per maand - niet in aanmerking komt voor een aanvullende beurs omdat de alimentatie hoger is dan de maximale, aanvullende beurs. De advocaat van [jong meerderjarige] stelt dat het spaarbeleg thans nog € 6.400,-- bedraagt en dat deze reservering is bedoeld voor studiekosten en niet voor kosten van levensonderhoud. Het collegegeld voor de HBO opleiding journalistiek plus de kosten van boeken bedragen op jaarbasis minimaal € 2.200,--. In het derde studiejaar zal [jong meerderjarige] een verplicht stagejaar hebben en zal er tevens sprake zijn van extra kosten ten behoeve van de zogenoemde minors, die € 1.500,-- per cursus bedragen, welke extra kosten [jong meerderjarige] niet uit haar stagevergoeding zal kunnen betalen. Over de neveninkomsten van [jong meerderjarige] heeft haar advocaat aangevoerd dat [jong meerderjarige] op vrijdagavond en op zaterdag in een modezaak werkzaam is maar dat deze inkomsten, gelet op de van toepassing zijnde tremanormen, niet behoeven te worden meegeteld.
De rechtbank overweegt als volgt.
De stelling van [jong meerderjarige] dat de indertijd gedane reservering van f 15.000,-- (€ 6.806,70) ziet op studiekosten wordt ondersteund door hetgeen partijen hierover hebben vastgelegd in de akte houdende verdeling huwelijksgoederengemeenschap d.d. 4 juli 1997, waar op blad 3 staat vermeld “bij wege van reservering voor studiekosten”. De stelling van de advocaat van [jong meerderjarige] dat er thans ongeveer € 6.400,-- in het depot zit heeft de vader bestreden. De vader meent dat er méér in het depot zit maar hij heeft deze stelling niet onderbouwd. Dat alleen al vanwege het rendement het resterende bedrag hoger moet zijn acht de rechtbank niet zonder meer aannemelijk, mede gelet op studiekosten die er reeds uit zijn betaald.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat, rekening houdende met het bedrag in depot en studiekosten van ongeveer
€ 2.200,-- per jaar, evident is dat het depot niet toereikend is om tevens de kosten voor haar levensonderhoud te dekken.
De rechtbank sluit voor de behoefte van [jong meerderjarige] aan bij de normbedragen van de Wet Studiefinanciering 2000. De norm voor [jong meerderjarige] bedraagt ingevolge artikel 3.18 van deze wet € 589,--.
Zij heeft een basisbeurs van € 93,-- en zij beschikt over de reservering voor studiekosten en zorgtoeslag.
Het feit dat [jong meerderjarige] naast haar studie werkt, maakt haar behoefte, gelet op het gewerkte aantal uren, niet lager en maakt haar niet minder behoeftig. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat de WSF-norm krap is. Anderzijds heeft [jong meerderjarige] niet verzocht om een hogere bijdrage van haar vader.
Gelet op het vorenstaande dient te worden geconcludeerd dat de resterende behoefte van [jong meerderjarige] nog immer ongeveer gelijk is aan het bedrag dat voorheen is vastgesteld en nadien is geïndexeerd.
Hiermee wijkt de behoefte van [jong meerderjarige] niet aantoonbaar af van de behoefte van de andere kinderen. Dit betekent, zoals in de beschikking van de rechtbank in de zaak van de vader en mevrouw {moeder] is overwogen (252/FARK 08-4632), dat de beschikbare draagkrachtruimte van de vader gelijkelijk dient te worden verdeeld over [zus], [jong meerderjarige] en de drie kinderen die uit het huwelijk van de vader met mevrouw [X] zijn geboren.
draagkracht van de vader
Als uitgangspunt dient de als productie 7 bij brief van 9 januari 2009 overgelegde draagkrachtberekening van de vader.
inkomen en bijstandsnorm
De vader heeft een bruto jaarsalaris van € 55.799,-- inclusief vakantiegeld. Op de vader is de norm voor een alleenstaande van toepassing.
vermogen en ontslagvergoeding
De moeder is van mening dat rekening dient te worden gehouden met vermogen van de vader en met een ontslagvergoeding die hij van zijn voormalige werkgever Vallei en Eem heeft ontvangen. De moeder heeft geen stukken overgelegd ter onderbouwing van haar stelling.
De rechtbank overweegt dat met (rendement uit) vermogen en/of ontslag vergoeding geen rekening kan worden gehouden nu de moeder haar stellingen hieromtrent niet aannemelijk heeft gemaakt
kosten omgang
Ter zitting is tussen de vader en de moeder komen vast te staan dat rekening dient te worden gehouden met kosten omgang van € 65,-- per maand.
woonlast
De vader heeft aan hypotheekrente € 932,-- per maand opgevoerd. De moeder heeft als verweer aangevoerd dat niet duidelijk is welke hypotheek de vader heeft verkregen omdat het overgelegde stuk slechts ziet op een hypotheekadvies.
De rechtbank is van oordeel dat de vader deze post voldoende heeft onderbouwd. Bovendien komt de opgevoerde hypotheekrente niet onredelijk voor.
premie ziektekosten
Ter zitting is tussen partijen komen vast te staan dat de premie ziektekosten voor de vader alleen € 114,14 - per maand bedraagt, zoals staat vermeld op het overgelegde bankafschrift d.d. 3 november 2008.
aflossing schuld
De vader heeft aan aflossing schuld een - door de moeder weersproken - bedrag van € 100,-- per maand opgevoerd. De vader heeft aangevoerd dat hij inzake de nalatenschap van zijn moeder een schuldconstructie met zijn vader is aangegaan met betrekking tot de aanslag in de successierechten. De vader heeft met zijn vader afgesproken dat hij ter aflossing daarvan een bedrag van € 100,-- per maand aan zijn vader betaalt.
De rechtbank is van oordeel dat een dergelijke afspraak niet voor dient te gaan op de alimentatieverplichting die de man jegens zijn kinderen heeft. Niet is gebleken dat de man met zijn vader niet een andere regeling had kunnen treffen dan een regeling die ten nadele strekt van de onderhoudsverplichting jegens zijn kinderen.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de vader, bij een evenredige verdeling van zijn draagkrachtruimte over de vijf kinderen en rekening houdende met het fiscale voordeel dat hij geniet, een bedrag van € 230,-- per kind per maand kan betalen. Omdat de onderhavige zaak ziet op de bijdrage ten behoeve van [jong meerderjarige] zal de rechtbank een bedrag van € 230,-- per maand vaststellen als bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud.
De rechtbank zal bepalen dat deze betalingsverplichting ingaat per 1 augustus 2008, zijnde de eerste van de maand volgende op de maand waarin het inleidende verzoekschrift is ingediend.
4. Beslissing
4.1. De rechtbank wijzigt de beschikking van 4 november 1998 met dien verstande dat het bedrag dat de vader vanaf 1 augustus 2008 aan [jong meerderjarige] als bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud zal verstrekken
€ 230,-- per maand bedraagt, vanaf heden telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
4.2. Deze beslissing is tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
4.3. Het meer of anders verzochte wordt afgewezen.
4.4 De beschikking van 4 november 1998 blijft voor het overige in stand.
4.5 Partijen moeten hun eigen proceskosten betalen.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.J.M. Mol, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. E.A.L. Klok, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2009.?
De griffier is buiten staat deze
beschikking te ondertekenen