parketnummer: 16/711950-08 [P]
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 februari 2009
[verdachte]
geboren op [1986] te [geboorteplaats],
thans verblijvende in de P.I. Vught, Nieuw Vosseveld 2, IBA/FSU te Vught.
Raadsman mr. J.J. van de Beek, advocaat te De Bilt.
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 13 februari 2009, waarbij de officier van justitie, mr. J. Beumer-Gonggrijp, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 25 oktober 2008 te Utrecht, opzettelijk een ontploffing te
weeg heeft gebracht in een (ruimte in een) woning, te weten het perceel met
het adres [adres], door
-aldaar een gaskraan open te draaien en/of
-die/een gaskraan gedurende enige tijd open te laten ten gevolge waarvan een
(grote) hoeveelheid gas althans een hoeveelheid vluchtige en/of brandbare stof
in de genoemde woning is gekomen en/of
-(vervolgens) een sigaret op te steken, in elk geval door open vuur in
aanraking te brengen met een hoeveelheid gas, althans met een hoeveelheid
vluchtige en/of brandbare stof, terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemd
perceel en/of de belendende percelen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen
en/of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor één of meer zich
in of in de nabijheid van dat perceel [adres] en/of zich in de
belendende perce(e)l(en) bevindende perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar
en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te
duchten was;
hij op of omstreeks 25 oktober 2008 te Utrecht, althans in het arrondissement
Utrecht, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en / of onoplettend en
/ of onachtzaam in een (ruimte in een) woning, te weten het perceel met het
adres [adres],
- aldaar een gaskraan heeft open gedraaid en/of
- die/een gaskraan gedurende enige tijd open heeft gelaten ten gevolge waarvan
een (grote) hoeveelheid gas althans een hoeveelheid brandbare stof in de
genoemde woning is gekomen en/of
- (vervolgens) een sigaret op te steken, in elk geval open vuur in aanraking
te brengen met een hoeveelheid gas, althans met een hoeveelheid vluchtige
en/of brandbare stof,
(mede) ten gevolge waarvan het aan zijn schuld te wijten is geweest, dat in
die woning een ontploffing heeft plaatsgevonden, terwijl daardoor gemeen
gevaar voor voornoemd perceel en/of de belendende percelen, in elk geval
gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor één of meer zich
in of in de nabijheid van dat perceel [adres] en/of zich in de
belendende perce(e)l(en) bevindende perso(o)n(en), in elk geval levensgevaar
en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te
duchten was;
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 De feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat bij de beoordeling van het bewijs uit van de onderstaande feiten en omstandigheden.
Verdachte wilde zich op 25 oktober 2008 van het leven beroven. Hij wilde zichzelf vergiftigen door het inademen van gas. Hij heeft daartoe de gaskraan in zijn woning aan de [adres] te Utrecht opengedraaid terwijl de ramen en de buitendeur dicht waren. Hierdoor is gas in de woning gekomen. Na ongeveer een kwartier heeft verdachte zich bedacht en heeft hij de gaskraan dichtgedraaid. Verdachte heeft geen raam of buitendeur opengezet. Nadat verdachte ongeveer een half uur heeft gewacht heeft hij in de woning een sigaret opgestoken met een aansteker, waarna direct een ontploffing plaatsvond. Door de ontploffing is de gevel van twee woningen geheel vernield en was er sprake van instortingsgevaar. In de woning van de onderburen, die op het moment van de explosie thuis waren, zijn delen van het plafond naar beneden gekomen en ontstonden scheuren in het plafond. Op 28 oktober 2008 is door de technische recherche vastgesteld dat de gaskraan gesloten was.
Uit de materiële schade die de ontploffing heeft veroorzaakt en het gegeven dat de ontploffing heeft plaatsgevonden in een gebouw waar meerdere mensen woonachtig zijn en medebewoners ook daadwerkelijk aanwezig waren op het moment van de ontploffing, blijkt naar het oordeel van de rechtbank voldoende dat er sprake was van gemeen gevaar voor het perceel en de belendende percelen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor één of meer zich in of in de nabijheid van dat perceel [adres] en zich in de belendende percelen bevindende personen.
3.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan. Zij is van mening dat verdachte door zijn handelen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat een explosie zou plaatsvinden. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat het een feit van algemene bekendheid is dat gas extreem explosief is, dat gas en vuur niet samengaan en dat de verdachte er blijk van heeft gegeven bekend te zijn met dit gevaar, doordat hij heeft verklaard dat hij heeft gewacht met het opsteken van een sigaret. Door niet eerst de moeite te hebben genomen om de woning te ontluchten is de verdachte dusdanig onverschillig geweest ten aanzien van zijn gedrag en het risico dat daardoor werd veroorzaakt dat er sprake is van voorwaardelijk opzet op de ontploffing, aldus de officier van justitie.
3.3 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat er geen sprake is geweest van opzet – ook niet in voorwaardelijke zin – gericht op de ontploffing, nu verdachte de gaskraan heeft dichtgedraaid en enige tijd heeft gewacht met het opsteken van een sigaret, waardoor hij niet het risico heeft willen nemen dat hij zelf kwam te overlijden.
De verdediging is van mening dat er wel sprake is van een verwijtbare onvoorzichtigheid, omdat verdachte anders had moeten handelen, onder meer door het raam open te zetten.
3.4 Het oordeel van de rechtbank
Het is een feit van algemene bekendheid dat als een hoeveelheid gas in een bepaalde concentratie in aanraking komt met vuur – of zelfs een enkele vonk – dit een ontploffing teweegbrengt. Verdachte was bekend met dit gevaar. Op de terechtzitting heeft hij immers verklaard dat hij nadat hij de gaskraan had dichtgedraaid ongeveer een half uur heeft gewacht met het opsteken van een sigaret, omdat hij niet wilde dat er iets zou ontploffen. Aldus heeft verdachte – door het opendraaien van de gaskraan en daardoor het huis te vullen met brandbaar gas – willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat een ontploffing ontstond.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de gaskraan weliswaar na enige tijd heeft dichtgedraaid, maar dat hij vervolgens geen enkele handeling heeft verricht om het gas dat inmiddels in de woning was terechtgekomen te laten verdwijnen. Dat betekent dat de extreem gevaarlijke situatie die bestond nadat verdachte de gaskraan had dichtgedraaid na ongeveer een half uur (vrijwel) onverminderd was. Dat verdachte zich ervan bewust was dat de gevaarzetting niet geheel was verdwenen, blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit de verklaring die verdachte op 30 oktober 2008 tegenover de politie heeft afgelegd: “Ik dacht dat er hooguit een vlam zou komen om mij heen.” en “Ik wilde mijzelf niet opblazen of laten verbranden. Ik wilde het gewoon uitproberen.”
Uit deze verklaringen en uit het hiervoor beschreven handelen van verdachte blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat op het moment dat verdachte de sigaret aanstak hij zich onverminderd willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat een ontploffing zou plaatsvinden. Hij heeft daarbij op de koop toegenomen dat de gevolgen van zijn handelen groter zouden kunnen zijn dan hijzelf verwachtte. Dat verdachte ook onverschillig stond tegenover de mogelijkheid dat hijzelf kwam te overlijden, is naar het oordeel van de rechtbank niet merkwaardig, gelet op het feit dat verdachte nog geen uur eerder had besloten zichzelf van het leven te beroven en een poging daartoe ook daadwerkelijk had aangevangen.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk, in voorwaardelijke zin, een ontploffing teweeg heeft gebracht, en zal verdachte aldus veroordelen voor het primair tenlastegelegde feit.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 25 oktober 2008 te Utrecht, opzettelijk een ontploffing te weeg heeft gebracht in een woning, te weten het perceel met het adres [adres], door
-aldaar een gaskraan open te draaien en
-die gaskraan gedurende enige tijd open te laten ten gevolge waarvan een
hoeveelheid gas in de genoemde woning is gekomen en
-vervolgens een sigaret op te steken,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemd perceel en de belendende percelen en
levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor één of meer zich
in of in de nabijheid van dat perceel [adres] en zich in de belendende percelen bevindende personen, te duchten was.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4.1 De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
4.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is onderzocht door psychiater drs. H.A. Gerritsen en door psycholoog drs. P.E. Geurink, die beiden hebben gerapporteerd dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. In beide rapporten is geconcludeerd dat – kort en zakelijk weergegeven – verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis in de zin van schizofrenie van het paranoïde type en cannabisafhankelijkheid in gedwongen remissie alsmede dat hij een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens heeft, waaronder een borderline persoonlijkheidsstoornis.
De rechtbank neemt de conclusies van de psychiater en de psycholoog ten aanzien van de mate van strafbaarheid van verdachte over. De rechtbank stelt derhalve vast dat verdachte strafbaar is, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De oplegging van straf en maatregel
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf voor de duur van één jaar gevorderd met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Zij heeft daarnaast gevorderd de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging op te leggen.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte bereid is zich te laten behandelen en is daarom van mening dat voor zover een terbeschikkingstelling wordt overwogen de lichtere variant van TBS met voorwaarden meer voor de hand ligt dan TBS met dwangverpleging.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Met betrekking tot de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit feit is begaan neemt de rechtbank in het bijzonder in aanmerking dat door de ontploffing mensenlevens in gevaar zijn gebracht en een enorme ravage is aangericht in het gebouw. Buurtbewoners zijn geschrokken door de enorme knal die plaatsvond en de onderburen hebben zich door de puinhoop een weg naar buiten moeten banen terwijl er sprake was van instortingsgevaar. Verdachte is door de ontploffing zelf gewond geraakt en is daarvoor behandeld in het brandwondencentrum in Beverwijk. Er mag van geluk gesproken worden dat er geen andere personen zijn die lichamelijk letsel hebben opgelopen door de ontploffing en dat de schade beperkt is gebleven tot materiële schade. De materiële schade is echter aanzienlijk: de panden 186 en 188 zullen worden gesloopt. Het totale schadebedrag wordt door de woningbouwvereniging geschat op circa € 300.000,-.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte overweegt de rechtbank dat zij onder 4.2 reeds de conclusie heeft overgenomen van psychiater drs. H.A. Gerritsen en psycholoog drs. P.E. Geurink dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, waardoor verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar wordt beschouwd. Beide deskundigen achten de kans op herhaling groot en zijn van mening dat het noodzakelijk is verdachte in een dwingend kader te behandelen, zodat het recidiverisico substantieel kan worden verminderd.
Psychiater Gerritsen heeft over het type behandeling het volgende geadviseerd: “Gezien de complexe en ernstige psychopathologie, de beperkte behandelresultaten ondanks langer durende en intensieve (klinische) behandeling tot nu toe en de beperkte medewerking aan behandeling is langer durende en intensieve klinische behandeling aangewezen. Gezien de ernstige psychopathologie, de verhoogde recidivekans en de beperkte medewerking aan behandeling is een maatregel in de zin van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege aangewezen. Vanwege de geringe motivatie voor behandeling is een TBS met voorwaarden en behandeling als bijzondere voorwaarde niet haalbaar.”
Het advies van psycholoog Geurink omtrent de behandeling van verdachte luidt als volgt: “Een dergelijke behandeling zal zeker in het begin klinisch moeten zijn en zal waarschijnlijk lang duren. (…) Een dergelijke behandeling in een vrijwillig kader, een kader met weinig consequenties bij overtreding of een kader waarbij niet snel en dwingend kan worden ingegrepen indien betrokkene zich niet aan afspraken houdt, heeft gezien het verloop van de inspanningen van de hulpverlening in de aanloop naar het tenlastegelegde en in het verleden – waarin ook al verschillende dwangmiddelen waren ingebouwd – naar de mening van ondergetekende weinig kans van slagen. Een succesvolle behandeling kan naar de mening van ondergetekende alleen plaatsvinden binnen het kader van Ter Beschikking Stelling met bevel tot verpleging van overheidswege.”
Door reclasseringswerker F. Embregts van Reclassering Nederland is gerapporteerd dat indien verdachte niet de juiste zorg krijgt in een veilige omgeving waarbij hij zichzelf en anderen niet in gevaar kan brengen, de kans op zelfmoord, gevaar voor anderen en grensoverschrijdend gedrag groot is.
Gelet op de inhoud van de voormelde rapporten en de ernst van het gepleegde feit is de rechtbank van oordeel dat een TBS noodzakelijk is. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat voldaan wordt aan de eisen die de wet daaraan stelt, te weten:
- bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van het feit een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens;
- op het gepleegde misdrijf is een gevangenisstraf van vier jaren of meer gesteld;
- de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist die maatregel.
Door de hoge kans op recidive en de ernst van de problematiek bij verdachte acht de rechtbank het ter bescherming van de algemene veiligheid van personen en goederen bovendien noodzakelijk om verdachte van overheidswege te laten verplegen.
Voor een TBS met voorwaarden ziet de rechtbank geen ruimte, omdat blijkens de rapportages daarmee onvoldoende de veiligheid van de maatschappij kan worden gegarandeerd.
De rechtbank overweegt voorts dat de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd terzake van een misdrijf dat gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Naast de maatregel van TBS acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van
9 maanden noodzakelijk. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst en de gevolgen van het gepleegde misdrijf een langdurige gevangenisstraf passend is. De rechtbank heeft hij bij de bepaling van de duur van de straf evenwel rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte ten aanzien van het feit en de noodzaak om verdachte zo snel mogelijk te laten behandelen. De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie
d.d. 17 november 2008 niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk delict.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen, waaronder de medicijnen waarvan de officier van justitie onttrekking aan het verkeer heeft gevorderd, aangezien de voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en zij onder verdachte in beslag zijn genomen.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 37a, 37b, 57, 157 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Opzettelijk een ontploffing teweegbrengen terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Opzettelijk een ontploffing teweegbrengen terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
- verklaart verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van negen maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Maatregel
- gelast de terbeschikkingstelling van verdachte, met verpleging van overheidswege;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst d.d. 17 januari 2009 zijn genummerd 7, 9, 10, 11 en 13;
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.P.M. Straver, voorzitter, mr. P. Bender en mr. J.W. Veenendaal, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.E. Falkmann, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 27 februari 2009.