ECLI:NL:RBUTR:2009:BH4274

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
18 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
213388 HAZA 06-1344
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van een gemeenschappelijke nalatenschap tussen broers en zussen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Utrecht is behandeld, gaat het om de verdeling van een gemeenschappelijke nalatenschap tussen de kinderen van de overleden erflater. De erflater is op 23 januari 2004 overleden, en de partijen zijn ieder voor 1/11e deel gerechtigd in de nalatenschap. De procedure is gestart door [eiseres], die verzoekt om de verdeling van een perceel grond van 2089 m², dat onverdeeld is gebleven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de broers en zussen van [eiseres] hun medewerking aan de verdeling hebben geweigerd, en dat [eiseres] haar aandeel in het erfland in natura wil ontvangen.

De rechtbank heeft de vorderingen van [eiseres] beoordeeld en geconcludeerd dat zij recht heeft op een deel van het erfland, dat grenst aan haar tuin. De broers en zussen hebben verweer gevoerd, onder andere op basis van een beheersovereenkomst die zij zouden hebben gesloten, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat deze overeenkomst niet in de weg staat aan de vordering van [eiseres]. De rechtbank heeft ook de waarde van het erfland vastgesteld en bepaald dat [eiseres] een bedrag van € 1.998,56 aan haar broers en zussen moet vergoeden voor overbedeling.

Het vonnis, dat op 18 februari 2009 is uitgesproken, bepaalt dat de broers en zussen moeten meewerken aan de verdeling van het erfland en dat zij een dwangsom verbeuren als zij hier niet aan voldoen. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. P. Dondorp.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
213388 / HA ZA 06-134418 februari 2009
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 213388 / HA ZA 06-1344
Vonnis van 18 februari 2009
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
advocaat mr. L.A.M. van Kippersluis,
tegen
1. [gedaagde 1],
wonende te [woonplaats],
2. [gedaagde 2],
wonende te [woonplaats],
3. [gedaagde 3],
wonende te [woonplaats],
4. [gedaagde 4],
wonende te [woonplaats],
5. [gedaagde 5],
wonende te [woonplaats],
6. [gedaagde 6],
wonende te [woonplaats],
7. [gedaagde 7],
wonende te [woonplaats],
8. [gedaagde 8],
wonende te [woonplaats],
9. [gedaagde 9],
wonende te [woonplaats],
10. [gedaagde 10],
wonende te [woonplaats],
gedaagden in conventie, eisers in reconventie,
advocaat mr. I.M. Jebbink.
Partijen zullen hierna [eiseres] en de broers en zussen [naam] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
• het tussenvonnis van 4 oktober 2006;
• het proces-verbaal van comparitie van 28 februari 2007;
• de nadere conclusie van [eiseres], met producties;
• de conclusie na comparitie van de broers en zussen [naam], met productie.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Partijen zijn de kinderen van [erflater] (hierna: de erflater). De erflater is op 23 januari 2004 overleden.
2.2. Partijen zijn ieder voor 1/11e deel gerechtigd in zijn nalatenschap.
2.3. Tussen partijen heeft bij akte van 19 juli 2004 een partiële scheiding en deling plaatsgevonden van de nalatenschap. In die akte is onder meer het volgende opgenomen:
“Voorts zijn de deelgenoten ter bevordering van de afwikkeling van de nalatenschap en betaling van de kosten overeengekomen, dat ieder van de deelgenoten een bedrag in contanten groot vier duizend vijfhonderdvijfenveertig euro (€ 4.545,00) voldoet door storting op de ervenrekening.”
2.4. Tussen partijen is onverdeeld gebleven een perceel grond ter grootte van 2089 m², kadastraal bekend als sectie O nummer [nummer], gelegen aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: het erfland).
2.5. Het erfland grenst aan de woning met tuin van [eiseres] aan de [adres] [nummer].
2.6. Onder meer bij brief van 20 september 2004 heeft [eiseres] te kennen gegeven te willen komen tot een scheiding en deling van het erfland met dien verstande dat zij haar deel van het erfland in natura toebedeeld krijgt. De broers en zussen [naam] hebben hun medewerking aan de verdeling geweigerd.
2.7. De brief van de door partijen gezamenlijk ingeschakelde deskundige A.R.G. Hendrix aan de (advocaten van) partijen van 2 mei 2008 luidt - voor zover thans van belang - als volgt:
“4. Waardering
Uitgaande van voormelde feiten alsmede na kennisname van diverse akten, kom ik tot de volgende waardering (…).
- een strook grond welke onderdeel van de woning met huisnr. [nummer] vormt ter grootte van ca. 5 x 23 meter op een doorsneeprijs van
€ 150,--/m². Daarbij is rekening gehouden met de te maken kosten van ophogen om het perceel ook daadwerkelijk bij de woning te betrekken.
- Een strook grond welke in technische zin als “voorstrook” kan worden aangemerkt, op een doorsneeprijs van € 60,--/m². Het is, ondanks het feit dat er geen verwachting is dat er op korte termijn bebouwing mogelijk is, aannemelijk dat een potentiële koper gelet op de ligging van dit perceel en rekening houdende met het risicoprofiel welke aan dit deel is verbonden, bereid is een dergelijke investering te doen.
- De overige grond, groot ca. 649 m² wordt getaxeerd op een doorsneeprijs van € 25,--/m²”
2.8. De brief van A.R.G. Hendrix aan de (advocaten van) partijen van 22 juli 2008 luidt - voor zover thans van belang - als volgt:
“Op uw verzoek met betrekking tot de waarde van de strook grond ter grootte van ca. 115 meter indien deze niet wordt verkocht aan de eigenaar van de woning [nummer], bericht ik u als volgt.
Indien ik uitga van het feit dat de eigenaar van de woning zich op het standpunt stelt, dat er geen belangstelling tot aankoop bestaat, vervalt alsdan op dat moment de beste kandidaat koper. Dat laat echter onverlet dat de waarde daardoor wijzigt, maar gevolg is dat deze dan op dat tijdstip niet gerealiseerd kan worden.
(…)
Uw veronderstelling dat de grondwaarde alsdan € 60,--/m² bedraagt deel ik dan ook niet helemaal. Naar mijn oordeel zal een redelijk handelend verkoper de grond vasthouden en in de toekomst de mogelijkheden afwachten of een nieuwe eigenaar wel wenst aan te kopen.
Mijn conclusie is dat de waarde zich alsdan bevindt tussen de € 60,--/m² en € 150,--/m². Uitgaande van hetgeen ik heb waargenomen, taxeer ik de grond alsdan, rekening houdende met voormelde feiten en omstandigheden op € 105,--/m², zijnde een gemiddelde van de hiervoor genoemden grondprijzen.”
2.9. De brief van BEMOG Projektontwikkeling Utrecht B.V. aan de heer M. [naam] van 15 december 2005 luidt – voor zover thans van belang – als volgt:
“De gronden van uw familie (Kadastraal O [nummer]) zijn, zoals bekend, opgedeeld in 11 stukken. Aangezien de gronden een belangrijke rol spelen in de ontwikkeling en de ontsluiting van het plangebied, is het raadzaam deze kavel als geheel te kunnen meenemen in de plannen. Wij adviseren u dan ook uit opbrengstoverweging, indien mogelijk, de kavels als totaal in te brengen.”
3. Het geschil
in conventie
3.1. [eiseres] vordert
I. veroordeling van de broers en zussen [naam] om tot verdeling over te gaan van de gemeenschap waarin partijen deelgenoten zijn;
II. te bepalen op welke wijze de gemeenschap verdeeld zal moeten worden, waarbij aan [eiseres] zal worden toegescheiden 1/11e deel van het nog onverdeelde erfland in natura, e.e.a. zoals in het lichaam van de dagvaarding nader weergegeven, met veroordeling van de broers en zussen [naam] aan die verdeling mee te werken, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat de broers en zussen [naam] daarmee 14 dagen na betekening van het vonnis in gebreke blijven en voor het overige te scheiden en delen zoals de broers en zussen [naam] dat in deze procedure aangeven;
III. de broers en zussen [naam] te veroordelen tot medewerking aan de scheiding en deling van de gemeenschappelijke bankrekeningen en wel in die zin dat [eiseres] daaruit terug ontvangt haar aandeel op basis van de door de broers en zussen [naam] te geven en door [eiseres] goed te keuren rekening en verantwoording, zulks eveneens op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat de broers en zussen [naam] daarmee 14 dagen na betekening van het vonnis in gebreke blijven;
IV. de broers en zussen [naam] te veroordelen in de kosten van de onderhavige procedure.
3.2. De broers en zussen [naam] voeren verweer. Zij stellen primair dat [eiseres] niet ontvankelijk is in haar vordering, omdat partijen een beheersovereenkomst in de zin van artikel 3:168 BW hebben gesloten. Die beheersovereenkomst zou inhouden dat partijen het erfland, met het oog op de voorgenomen projectontwikkeling daarvan, voorlopig onverdeeld houden, zodat het uiteindelijk tegen een zo hoog mogelijke prijs kan worden verkocht aan een projectontwikkelaar. Op die beheersovereenkomst zou ook de hiervoor onder 2.3 bedoelde passage in de akte van verdeling zien. Volgens de broers en zussen [naam] had [eiseres] zich derhalve, conform lid 3 van genoemd artikel, tot de kantonrechter moeten wenden om de overeenkomst te doen wijzigen of buiten werking te doen stellen.
Subsidiair beroepen de broers en zussen [naam] zich op artikel 3:175 BW, stellende dat uit de rechtsverhouding tussen partijen voortvloeit dat [eiseres] niet over haar aandeel in het erfland kan beschikken.
Voorts stellen zij dat een verdeling van het erfland in natura leidt tot versnippering en ernstig afbreuk doet aan de waarde van het resterende deel van het erfland. Het gezamenlijke belang bij het in stand houden van de onverdeeldheid is volgens de broers en zussen [naam] aanmerkelijk groter dan het beperkte belang van [eiseres] om haar aandeel in het erfland aan haar tuin toe te voegen. Omdat een doorbraak in de toekomstige projectontwikkelingsmogelijkheden op korte termijn niet te verwachten is, verzoeken zij de rechtbank op basis van artikel 3:178 lid 3 BW te bepalen dat de vordering tot verdeling voor de maximale periode van 3 jaren wordt uitgesloten.
in reconventie
3.3. De broers en zussen [naam] vorderen - (zo begrijpt de rechtbank uit de door de hen gegeven toelichting op hun reconventionele vordering) voor het geval de rechtbank het in conventie gedane verzoek tot opschorting van de bevoegdheid verdeling te vorderen afwijst - de verdeling van de tussen partijen bestaande gemeenschap vast te stellen in die zin dat het onverdeelde aandeel van [eiseres] in het erfland wordt toegescheiden en toebedeeld aan de broers en zussen [naam] onder gelijktijdige gehoudenheid van de broers en zussen [naam] om aan [eiseres] te voldoen de tegenwaarde daarvan in geld, door de rechtbank in goede justitie vast te stellen, voor zover nodig met benoeming van een notaris en een onzijdig persoon als volgens de wet, met veroordeling van [eiseres] in de kosten van het geding.
3.4. [eiseres] voert verweer. Zij stelt haar aandeel in het erfland aan haar bestaande tuin te willen toevoegen, zodat zij daarvan dagelijks genot heeft. [eiseres] betwist dat voor de broers en zussen [naam] nadeel ontstaat door afsplitsing van het erfdeel van [eiseres]. Volgens [eiseres] verdraagt haar vordering tot toescheiding in natura zich dan ook met de wens van de broers en zussen [naam] het erfland aan derden verkopen.
4. De beoordeling
in conventie en in reconventie
4.1. Op grond van artikel 3:178 BW kan [eiseres] als deelgenoot in de gemeenschap in beginsel te allen tijde verdeling van het erfland vorderen. Partijen kunnen die bevoegdheid om verdeling te vorderen bij overeenkomst voor ten hoogste vijf jaren uitsluiten. Voor zover de broers en zussen [naam] hebben beoogd te stellen dat een dergelijke uitsluiting is overeengekomen geldt dat het feit dat partijen zijn overeengekomen het erfland voorlopig onverdeeld te laten niet als een dergelijke overeenkomst kan worden opgevat en ook ook de hiervoor onder 2.3 weergegeven bepaling uit de verdelingsakte biedt geen steun aan de stelling dat verdeling is uitgesloten. Die overeenkomst staat dan ook niet aan de vordering tot verdeling in de weg. Aan de vordering tot verdeling van het erfland behoefde derhalve geen wijziging of buiten werking stelling van die (beheers)overeenkomst vooraf te gaan, zodat [eiseres] ontvankelijk is in haar vordering.
4.2. Het beroep van de broers en zussen [naam] op artikel 3:175 BW slaagt evenmin. Dat artikel ziet op de beschikkingsbevoegdheid van een deelgenoot over zijn of haar aandeel in een gemeenschapsgoed. Onder beschikken moet worden verstaan vervreemden of bezwaren. Het vorderen van de verdeling van een gemeenschap is echter geen daad van beschikking. Uit bedoeld artikel kan derhalve geen beperking voortvloeien op de bevoegdheid van [eiseres] om verdeling te vorderen.
4.3. De broers en zussen [naam] verzetten zich tegen de gevorderde verdeling en hebben de rechtbank verzocht de vordering tot verdeling uit te sluiten. De aan dat verzoek ten grondslag gelegde stelling dat toedeling van een deel van het erfland aan [eiseres] ernstig afbreuk doet aan de waarde van het resterende deel van het erfland, heeft [eiseres] betwist. Ter comparitie zijn partijen overeen gekomen gezamenlijk een onderzoek in te stellen naar de waarde in het economische verkeer van het erfland inclusief en exclusief de strook grond die [eiseres] toebedeeld wenst te krijgen. [eiseres] heeft vervolgens de hiervoor onder 2.7 en 2.8 genoemde brieven overgelegd. De broers en zussen [naam] hebben terecht aangevoerd dat uit die stukken, anders dan [eiseres] stelt, niet kan worden afgeleid dat de deskundige niet in staat was vast te stellen dat er sprake is van een waardedaling bij toedeling van een deel van het erfland aan [eiseres]. Dat een en ander zal leiden tot waardedaling blijkt echter evenmin uit die stukken, terwijl het, mede gelet op de ter comparitie gemaakte afspraak, op de weg gelegen van de broers en zussen [naam] om hun stelling met betrekking tot de waardedaling tegenover de betwisting van [eiseres] nader te onderbouwen. De broers en zussen [naam] hebben slechts de hiervoor onder 2.9 geciteerde brief overgelegd. Die brief behelst het advies van een projectontwikkelaar om het perceel in zijn geheel te verkopen, doch daaruit kan de gestelde onevenredige waardedaling niet worden afgeleid.
Nu ook overigens niet is gebleken van omstandigheden die maken dat de belangen van de broers en zussen [naam] bij het onverdeeld blijven van het erfland aanmerkelijk groter zijn dan de belangen van [eiseres] bij verdeling, wordt het verzoek tot uitsluiting van de verdeling afgewezen.
4.4. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de wijze van verdeling van het erfland vaststellen, rekening houdende met de belangen van partijen. [eiseres] heeft een persoonlijk belang bij toescheiding van haar deel van het erfland in natura. Zij vordert toescheiding van 189.62 m² (ongeveer 1/11e van de oppervlakte van het erfland) en wel het aan haar tuin grenzende deel (het perceel aangeduid als 8.47 op productie 1 bij de dagvaarding). De broers en zussen [naam] wensen het erfland uiteindelijk te verkopen. Hetgeen van de kant van de broers en zussen [naam] is aangevoerd brengt niet mee dat er reden is om een andere strook grond aan [eiseres] toe te delen dan zij wenst. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding af te wijken van de door [eiseres] gevorderde wijze van verdeling en zal die verdeling derhalve gelasten, met veroordeling van de broers en zussen [naam] tot medewerking aan die verdeling.
4.5. Beide partijen hebben zich in deze procedure neergelegd bij de door de deskundige getaxeerde waarde van het erfland. Voor de bepaling van de waarde van het totale erfland en het aan [eiseres] toe te scheiden deel wordt dan ook uitgegaan van die taxatie. Partijen twisten evenwel over de vraag of bij de bepaling van de waarde van de aan de tuin van [eiseres] grenzende strook grond van 115 m², rekening gehouden moet worden met een grondprijs van € 60,- per m² of van € 150,- per m².
De rechtbank merkt daarbij op dat in de conclusie na comparitie van [eiseres] weliswaar staat dat zij heeft aangeboden om de broers en zussen [naam] het door de deskundige getaxeerde bedrag van € 105,- per m² voor de grond te betalen, maar zij gaat er daarbij vanuit dat dit een aanbod was in het kader van de pogingen van partijen om - overeenkomstig hun afspraken tijdens de comparitie - tot overeenstemming te komen. Dat aanbod kan niet worden aangemerkt als een standpunt omtrent de waarde van de strook grond in het kader van de verdeling.
4.6. [eiseres] is zelf medegerechtigde tot de grond. Er is geen sprake van verkoop (aan een derde), maar van verdeling. Reeds daarom is er geen aanleiding om uit te gaan van de prijs die een eigenaar van een naastgelegen perceel voor de strook zou willen betalen. Bij de toedeling moet immers beoordeeld worden of er sprake is van overbedeling op grond van de objectieve waarde van de vermogensbestanddelen. Daarbij moet geen rol spelen dat [eiseres] juist die strook graag wil hebben omdat die grenst aan haar perceel.
Daarbij komt dat de broers en zussen [naam] de strook grond juist niet aan [eiseres] maar aan een derde wensen te verkopen. Indien de rechtbank was gekomen tot het oordeel dat de grond onverdeeld moest blijven, zouden de broers en zussen [naam] de hogere waarde derhalve - naar het zich laat aanzien - ook niet hebben gerealiseerd. De rechtbank gaat dan ook uit van de lagere waarde van € 60,- per m².
4.7. Gelet op het voorgaande wordt de totale waarde van het erfland als volgt berekend:
115 m² x € 60,- = € 6.900,-
1.334 m² x € 60,- = € 80.040,-
649 m² x € 25,- = € 16.225,-
Totaal € 103.165,-
4.8. Het aan [eiseres] toe te scheiden deel van 189.62 m² is volledig gelegen op de strook van met een waarde van € 60,- per m² en heeft dus een waarde van € 11.377,20. Er is dan ook sprake van overbedeling van [eiseres] voor een bedrag van € 1.998,56. Dat bedrag dient [eiseres] aan broers en zussen [naam] te vergoeden. De vordering in conventie onder I wordt dan ook toegewezen, met de bepaling dat [eiseres] gehouden is voornoemd bedrag aan broers en zussen [naam] te voldoen.
4.9. Partijen zijn het erover eens dat verdeling van de gemeenschap impliceert dat aan [eiseres] 1/11e deel van de ervenrekening wordt uitbetaald. Ook de vordering in conventie onder III wordt dan ook toegewezen.
4.10. De onder I gevorderde veroordeling van de broers en zussen [naam] om over gaan tot verdeling wordt afgewezen. [eiseres] heeft geen belang bij die vordering nu zij onder II en III tevens heeft gevorderd dat van de broers en zussen [naam] worden veroordeeld om aan de verdeling mee te werken.
4.11. De broers en zussen [naam] hebben bezwaar gemaakt tegen de oplegging van de gevorderde dwangsommen. Tegen de onder II gevorderde dwangsom hebben de broers en zussen [naam] aangevoerd dat [eiseres] het vonnis ook zonder medewerking van de hen kan executeren, omdat het vonnis inschrijfbaar is. De omstandigheid dat een veroordeling vatbaar is voor tenuitvoerlegging door de eisende partij zelf, staat er echter niet aan in de weg dat sprake is van een hoofdveroordeling die met een dwangsom kan worden versterkt. Dit verweer wordt dan ook verworpen. De dwangsom zal echter als volgt worden beperkt.
4.12. Tegen de onder III gevorderde dwangsom verweren de broers en zussen [naam] zich terecht met de stelling dat het hier in feite de betaling van een geldsom betreft. Ten aanzien van een veroordeling tot betaling van een geldsom is de oplegging van een dwangsom niet toegestaan. Deze dwangsom wordt derhalve afgewezen.
4.13. De broers en zussen [naam] hebben ten slotte verweer gevoerd tegen de gevorderde uitvoerbaar bij voorraadverklaring van dit vonnis. Niet valt in te zien hoe de executie van dit vonnis, zoals de broers en zussen [naam] stellen, een onomkeerbare situatie met zich zou kunnen brengen. Dat verweer wordt dan ook verworpen. Het vonnis zal dan ook, voor wat betreft de veroordelingen, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
4.14. Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie en in reconventie
5.1. stelt de verdeling van de gemeenschap als volgt vast: aan [eiseres] zal worden toegescheiden het aan haar tuin grenzende deel (aangeduid als 8.47 op productie 1 bij de dagvaarding) van 189.62 m² van het erfland in natura, onder betaling van [eiseres] aan de broers en zussen [naam] van € 1.998,56;
5.2. veroordeelt de broers en zussen [naam] tot medewerking aan de onder 5.1 vastgestelde verdeling,
5.3. bepaalt dat de broers en zussen [naam] voor iedere dag dat zij vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis in strijd handelen met het onder 5.1 bepaalde, aan [eiseres] een dwangsom verbeuren van € 1.000,-, tot een maximum van
€ 20.000,-,
5.4. veroordeelt de broers en zussen [naam] tot medewerking aan de scheiding en deling van de ervenrekening, met dien verstande dat [eiseres] daaruit terug ontvangt 1/11e deel op basis van de door de broers en zussen [naam] te geven en door [eiseres] goed te keuren rekening en verantwoording,
5.5. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.6. verklaart dit vonnis, voor wat de veroordelingen betreft, uitvoerbaar bij voorraad,
5.7. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Dondorp en in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2009. AE
w.g. griffier