ECLI:NL:RBUTR:2009:BH4104

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
11 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
229997 HAZA 07-844
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en waardering van vermogensbestanddelen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Utrecht is behandeld, gaat het om de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap tussen twee ex-echtgenoten. De rechtbank heeft op 11 februari 2009 een vonnis gewezen waarin de verdeling van de vermogensbestanddelen is vastgesteld. De procedure is gestart met een tussenvonnis op 17 september 2008, waarin de rechtbank partijen heeft verzocht om aanvullende informatie over de waarden van de hypotheekschuld en het premiedepot per 1 januari 2008. De eiseres heeft in haar akte uitlating op 15 oktober 2008 de hypotheekschuld vastgesteld op € 174.848,16 en het premiedepot op € 18.117,-. De gedaagde heeft hierop gereageerd met een betwisting van de hoogte van de hypotheekachterstand en de gewijzigde eis van de eiseres. De rechtbank heeft de gewijzigde eis van de eiseres in overweging genomen en vastgesteld dat de gedaagde onvoldoende gemotiveerd heeft betwist dat hij aansprakelijk is voor een deel van de hypotheekachterstand.

De rechtbank heeft vervolgens de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap vastgesteld, waarbij de waarde van de bezittingen en schulden is berekend. De totale waarde van de te verdelen gemeenschap bedraagt € 337.268,84, wat resulteert in een gelijkmatige verdeling van € 168.634,42 voor beide partijen. De rechtbank heeft de eiseres toegewezen het woon/winkelpand, de eenmanszaak, de VW Caddy en het premiedepot, terwijl de gedaagde de drie besloten vennootschappen en de Chrysler heeft gekregen. De rechtbank heeft ook geoordeeld over de vergoeding van hypotheeklasten en andere gemeenschappelijke schulden, en heeft de proceskosten tussen partijen gecompenseerd. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. A. van Maanen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 229997 / HA ZA 07-844
Vonnis van 11 februari 2009
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat: eerst mr. Th.A.H. van Blokland, thans mr. A.C.M. van Gool,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat eerst mr. S. Karagan, thans mr. J. Brouwer.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
• het tussenvonnis van 17 september 2008, met de in dat vonnis genoemde gedingstukken
• de akte uitlating met inbreng productie d.d. 15 oktober 2008 aan de zijde van [eiseres]
• de antwoordakte d.d. 10 december 2008 met producties aan de zijde van [gedaagde]
• de akte uitlating houdende wijziging eis d.d. 10 december 2008 met producties aan de zijde van [eiseres]
• de akte houdende uitlating d.d. 24 december 2008 aan de zijde van [gedaagde]
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. Partijen, ex-echtgenoten, twisten over de vaststelling van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. Bij tussenvonnis van 17 september 2008 heeft de rechtbank de zaak naar de rol verwezen voor het nemen van een akte door [eiseres] teneinde bescheiden aangaande de waarden van de hypotheekschuld en het premiedepot per 1 januari 2008 in het geding te brengen. [gedaagde] is in de gelegenheid gesteld hierop bij akte te reageren.
2.2. Bij akte uitlating met inbreng productie d.d. 15 oktober 2008 heeft [eiseres] aangegeven dat de hypotheekschuld per 31 december 2007 € 174.848,16 bedraagt, terwijl het premiedepot per 31 december 2007 een waarde van € 18.117,- vertegenwoordigt.
2.3. [gedaagde] heeft in het kader van de waardebepaling van de hypotheekschuld en het premiedepot een tweetal bijlagen overgelegd. Uit bijlage I, waarop een datum staat vermeld van 27 december 2007, volgt dat de hypotheekschuld € 174.949,99 bedraagt en de waarde van het premiedepot bedraagt blijkens bijlage II per diezelfde datum € 18.246,50.
2.4. Omdat de rechtbank bij de waardering van de hypotheekschuld en het premiedepot heeft bepaald dat als peildatum 1 januari 2008 wordt gehanteerd, zal de rechtbank voor wat betreft de waarde van de hypotheekschuld uitgaan van een bedrag van € 174.848,16. Dit bedrag betreft de waarde per 31 december 2007, welke datum dichter gelegen is bij de peildatum dan de door [gedaagde] gehanteerde datum van 27 december 2007. Voor de waarde van het premiedepot gaat de rechtbank om diezelfde reden uit van de door [eiseres] genoemde waarde van € 18.117,-. [gedaagde] heeft deze door [eiseres] aangeleverde gegevens overigens op zichzelf niet betwist.
2.5. Daarmee komt de rechtbank toe aan hetgeen [gedaagde] voorts in zijn antwoordakte d.d. 10 december 2008 heeft aangevoerd. [gedaagde] is van mening dat er sprake is van een kennelijke vergissing in rechtsoverweging 4.4. van het tussenvonnis van 17 september 2008. Daarin heeft de rechtbank overwogen dat, gelet op het feit dat [gedaagde] ter comparitie van partijen heeft verklaard er geen problemen mee te hebben dat de hypotheekachterstanden tot 19 juli 2004 worden verrekend, de door [eiseres] betaalde hypotheek tot 19 juli 2004, die zij onweersproken heeft gesteld op € 21.058,44, als verrekenpost wordt toegewezen. In zijn antwoordakte van 10 december 2008 betwist [gedaagde], gemotiveerd, (mede) aansprakelijk te zijn voor dit door de rechtbank genoemde bedrag. Volgens [gedaagde] was er per 31 december 2003 geen achterstand. Indien de maanden januari 2004 en februari 2004 niet zouden zijn betaald, betreft dat een gemeenschapsschuld. De hypotheeklasten over de periode maart 2004 tot en met 19 juli 2004 vormen een privé schuld van de man. Vanaf 19 juli 2004 komen de hypotheeklasten voor rekening van [eiseres].
2.6. Naar aanleiding van dit betoog van [gedaagde] heeft [eiseres] haar eis op dit punt verminderd en zij vordert thans een bedrag van € 12.592,78 te vermeerderen met rente vanaf 19 juli 2004. Daarnaast heeft zij haar eis vermeerderd en vordert zij vergoeding door [gedaagde] van de helft van de hypotheeklasten vanaf 19 juli 2004 tot de peildatum van 1 januari 2008, door haar berekend op een bedrag van € 18.617,32. Naar de rechtbank begrijpt verzoekt [eiseres] haar ten slotte nader te oordelen over hetgeen is overwogen in rechtsoverweging 4.5. van het tussenvonnis ten aanzien van de toescheiding van de ondernemingen van partijen , nu daarover naar aanleiding van het tussenvonnis tussen partijen discussie is ontstaan.
2.7. [gedaagde] betwist vervolgens in zijn akte houdende uitlating d.d. 24 december 2008 dat de achterstand per 19 juli 2004 € 21.058,44 bedroeg, waarvan [eiseres] uitgaat. Voorts betwist [gedaagde] dat [eiseres] deze schuld heeft voldaan, en voert aan dat hij niet uitsluit dat de ontstane achterstand nog immer is inbegrepen in de totale hypothecaire schuld per 31 december 2007. Bovendien verzet [gedaagde] zich tegen de gewijzigde eis van [eiseres].
2.8. De rechtbank overweegt als volgt. Ingevolge het bepaalde in artikel 130 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft een eiser in beginsel het recht zijn eis of de gronden daarvan schriftelijk, bij conclusie of akte ter rolle, te veranderen of te vermeerderen, zolang de rechter nog geen eindvonnis heeft gewezen. Omdat [gedaagde] in zijn akte houdende uitlating van 24 december 2008 mede inhoudelijk verweer heeft gevoerd tegen de gewijzigde eis, is geen sprake van een onredelijke bemoeilijking van de verdediging of onredelijke vertraging van het geding, zodat een en ander geen strijd met een goede procesorde oplevert. De rechtbank zal hierna op de verschillende onderdelen van de gewijzigde eis ingaan.
2.9. De rechtbank constateert dat de gewijzigde eis van [eiseres] voor zover deze ziet op de hypotheekachterstand tot 19 juli 2004 en de verdeling van de ondernemingen van [gedaagde] en [eiseres], betrekking heeft op onderdelen van de vordering waarop de rechtbank reeds een eindbeslissing heeft genomen. In beginsel is de rechtbank door haar eindbeslissing gebonden. Afwijking van dit beginsel is volgens vaste rechtspraak mogelijk in geval van bijzondere door de rechter in zijn beslissing nauwkeurig aan te geven omstandigheden die het onaanvaardbaar zouden maken dat de rechter aan de eindbeslissing in kwestie zou zijn gebonden. Dit kan het geval zijn als sprake is van een evidente feitelijke of juridische misslag of indien de desbetreffende beslissing blijkt te berusten op een evidente feitelijke of niet aan de belanghebbende partij toe te rekenen, onjuiste feitelijke grondslag (onaanvaardbaarheidscriterium). Daarnaast is afwijking van voormeld beginsel mogelijk indien sprake is van de omstandigheid dat de grondslag aan een op vermoedens gebaseerde redenering c.q. beslissing komt te ontvallen (criterium van verval van grondslag van de bestreden beslissing, zoals dat volgt uit HR 21 april 2000, NJ 2000, 564 en HR 23 november 2007, NJ 2008, 552).
Hypotheekachterstand tot 19 juli 2004
2.10. Voor wat betreft de gewijzigde vordering met betrekking tot de hypotheekachterstand tot 19 juli 2004 geldt het volgende. Beide partijen gaan met betrekking tot de periode februari 2004 tot 19 juli 2004 uit van een bedrag van € 4.127,12 (punt 1. antwoordakte d.d. 10 december 2008 aan de zijde van [gedaagde], punt 1. akte houdende uitlating wijziging van eis d.d. 10 december 2008 aan de zijde van [eiseres]) dat door [gedaagde] dient te worden gedragen. Voor wat betreft de hoogte van de achterstand tot dat moment, is de rechtbank van oordeel dat [gedaagde] deze onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. Gezien de door [eiseres] bij akte overgelegde overzichten had een nader gemotiveerde betwisting op zijn weg gelegen, maar dat heeft hij nagelaten. De rechtbank neemt dan ook als vaststaand aan dat het achterstallige deel een bedrag van € 16.931,32 bedraagt, waarvan [gedaagde] de helft dient te dragen. In het verlengde daarvan neemt de rechtbank dan ook als vaststaand aan dat met de (totale) hypotheekachterstand tot 19 juli 2004 een bedrag van € 12.592,78 voor rekening van [gedaagde] komt. Er is dan ook gezien hetgeen de rechtbank hiervoor en onder 2.9. heeft overwogen aanleiding om terug te komen op de in rechtsoverweging 4.4 van het tussenvonnis gegeven beslissing dat ter zake de hypotheekachterstand tot 19 juli 2004 een bedrag van € 21.058,44 exclusief rente vanaf 19 juli 2004 als verrekenpost kan worden toegewezen . Zij zal daarentegen op dit punt als verrekenpost toewijzen € 12.592,78 te vermeerderen met rente vanaf 19 juli 2004.
Ondernemingen
2.11. Ten aanzien van de verdeling van de ondernemingen geldt dat de rechtbank deze aan ieder van partijen heeft toegescheiden, zonder nadere verrekening, overeenkomstig de standpunten van partijen op dat punt. De rechtbank heeft daarmee bedoeld [eenmanszaak] aan [eiseres] toe te delen en de drie besloten vennootschappen aan [gedaagde], zonder nadere verrekening. Daarmee is tevens bedoeld dat de met die ondernemingen verbandhoudende kosten voor rekening van diegene komen die de desbetreffende onderneming toegescheiden heeft gekregen.
Vergoeding helft hypotheeklasten
2.12. De door [eiseres] gevorderde vergoeding van de helft van de hypotheeklasten over de periode 19 juli 2004 tot aan de peildatum van 1 januari 2008 door [gedaagde] zal de rechtbank afwijzen, vanwege het feit dat [eiseres], tezamen met de kinderen, de (voormalige) echtelijke woning sinds het vertrek van [gedaagde] uit de woning bewoont. De omstandigheid dat met betrekking tot de in de verdeling te betrekken waarde van het pand als peildatum 1 januari 2008 wordt gehanteerd doet daaraan niet af. [eiseres] heeft immers gedurende voormelde periode het woongenot van deze onroerende zaak gehad. Bovendien heeft [eiseres] bij dit deel van de vordering geen rekening gehouden met een eventuele aan [gedaagde] verschuldigde gebruiksvergoeding en bestaat nog geen duidelijkheid over de vraag hoe de rechtbank Breda zal beslissen over de alimentatie.
Verdeling
2.13. Nu ten aanzien van alle in de verdeling te betrekken vermogensbestanddelen een beslissing is gegeven, valt de omvang van de te verdelen huwelijksgoederengemeenschap als volgt vast te stellen:
Bezittingen
1. woon/winkelpand [adres]` € 485.000,00
2. eenmanszaak [eenmanszaak] -
3. [besloten vennootschap 1] -
4. [besloten vennootschap 2] -
5. [besloten vennootschap 3] -
6. VW Caddy € 2.000,00
7. Chrysler € 7.000,00
8. Premiedepot € 18.117,00
Totaal € 512.117,00
Schulden
1. Hypotheek € 174.848,16
Totaal € 174.848,16
De totale waarde van de te verdelen huwelijksgoederengemeenschap bedraagt € 337.268,84 (€ 512.117,00 minus
€ 174.848,16), te verdelen bij helfte, zodat ieder van partijen aanspraak heeft op € 168.634,42.
2.14. Aan [eiseres] wordt toegedeeld het woon/winkelpand aan de [adres], de eenmanszaak [eenmanszaak], de VW Caddy, het premiedepot, alsmede de hypothecaire schuld. Dit vormt een waarde van € 330.268,84.
Aan [gedaagde] wordt toegedeeld [besloten vennootschap 1], [besloten vennootschap 2], [besloten vennootschap 3] en de Chrysler. Dit vertegenwoordigt een waarde van € 7.000,00.
2.15. Uit het voorgaande volgt dat [eiseres] is overbedeeld voor een bedrag van € 161.634,42 (€ 330.268,84 minus € 168.634,42) en dat zij uit dien hoofde dit bedrag met de verdeling aan [gedaagde] is verschuldigd, een en ander met inachtneming van hetgeen de rechtbank onder 2.16. overweegt.
2.16. Als verrekenpost ten gunste van [eiseres] en ten laste van [gedaagde] zal in de verdeling worden betrokken € 12.592,78 te vermeerderen met rente vanaf 19 juli 2004 ter zake van achterstallige hypotheekbetalingen, € 1.500,- ter zake van opstalverzekering en € 929,- ter zake van gemeentelijke heffingen.
2.17. Ter zake van gemeenschappelijke schulden heeft [eiseres] voor een bedrag van € 4.306,39 regres op [gedaagde], te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 juli 2004.
2.18. Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
2.19. De rechter, ten overstaan van wie de comparitie van partijen is gehouden, heeft dit vonnis niet kunnen wijzen in verband met organisatorische redenen.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. stelt de verdeling van de tussen partijen bestaande gemeenschap als volgt vast:
deelt aan [eiseres] toe:
- het woon/winkelpand aan de [adres] te [woonplaats]
- [eenmanszaak]
- de Volkswagen Caddy
- het premiedepot
- de hypothecaire schuld
deelt aan [gedaagde] toe:
- [besloten vennootschap 1]
- [besloten vennootschap 2]
- [besloten vennootschap 3]
- de Chrysler
3.2. veroordeelt [eiseres] wegens overbedeling tot betaling aan [gedaagde] van € 161.634,42 ,
3.3. bepaalt dat [eiseres] gerechtigd is tot verrekening van in totaal € 15.021,78, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 12.592,78 vanaf 19 juli 2004, met hetgeen zij gehouden is aan [gedaagde] te betalen ingevolge punt 3.2.,
3.4. veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van € 4.306,39, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 19 juli 2004 tot de dag der voldoening,
3.5. beveelt partijen medewerking te verlenen aan de levering van de in de verdeling betrokken goederen,
3.6. bepaalt dat partijen elk gehouden zijn om de helft van de eventuele kosten, verbonden aan de uitvoering van deze verdeling, te voldoen,
3.7. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.8. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
3.9. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Maanen en in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2009.
w.g. griffier w.g. rechter