ECLI:NL:RBUTR:2009:BH1678

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
3 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-601355-08
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor zware mishandeling echtgenote na gebrek aan wettig bewijs

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 3 februari 2009, is de verdachte vrijgesproken van de zware mishandeling van zijn echtgenote. De tenlastelegging beschrijft dat de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, in de vorm van een gescheurde milt, zou hebben toegebracht aan zijn echtgenote in de periode van 12 tot en met 13 november 2008 te Amersfoort. De officier van justitie baseerde zijn aanklacht op de aangifte van de benadeelde, de verklaring van de verdachte en een medische verklaring van de behandelend arts. Deze arts verklaarde echter dat het letsel niet kon zijn veroorzaakt door de beschreven handelingen, zoals het slaan met de vuist, maar alleen door excessief geweld zoals schoppen of slaan met een voorwerp. De rechtbank oordeelde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte het feit had begaan zoals in de tenlastelegging was omschreven. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit.

Daarnaast verklaarde de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte werd vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank bepaalde dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten moesten dragen. Het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte werd opgeheven. De zaak werd behandeld door een meervoudige kamer, en het vonnis werd uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/601355-08
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 3 februari 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1952] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in de P.I. Utrecht, Huis van Bewaring, locatie Nieuwegein.
raadsman mr. E.W. van Voolen, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 2 februari 2009, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De wijziging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op één of meer tijdstippen in de periode van 12 tot en met 13 november 2008 te Amersfoort, althans in het arrondissement Utrecht, aan [benadeelde], zijnde zijn echtgenote, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een traumatische miltruptuur, dan wel een gescheurde milt), heeft toegebracht, door voornoemde [benadeelde] opzettelijk (met zijn vuist) een stomp en/of een harde duw in en/of tegen haar zij en/of de zijkant van haar lichaam te geven;
Subsidiair
hij op één of meer tijdstippen in de periode van 12 tot en met 13 november 2008 te Amersfoort, in elk geval in het arrondissement Utrecht, opzettelijk mishandelend [benadeelde], zijnde zijn echtgenote, (met zijn vuist) heeft gestompt en/of geslagen en/of hard heeft geduwd in en/of tegen de zij en/of de zijkant van het lichaam van die [benadeelde] tengevolge waarvan die [benadeelde] zwaar lichamelijk letsel (een traumatische miltruptuur, dan wel een gescheurde milt), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder primair ten laste gelegde heeft begaan en baseert zich daarbij op de aangifte, de verklaring van verdachte en de verklaring van de arts die aangeefster heeft behandeld.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde kan komen en wijst er daarbij op dat, gelet op de verklaring van zowel aangeefster als verdachte, het geweld van achter het slachtoffer moet zijn gekomen. Van opzet op het raken van de milt is derhalve geen sprake. Derhalve bepleit de raadsman vrijspraak voor het primair ten laste gelegde feit. De raadsman is van mening dat het subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Het dossier bevat de medische verklaring van 15 november 2008 van drs. A. Manten, internist-intensivist. In deze verklaring geeft de arts aan dat het letsel door mishandeling moet zijn ontstaan, te weten “excessief inwerkend geweld in de flank of frontaal in de buik (door te schoppen, met een knuppel, van de trap gooien of iets dergelijks) aangezien de milt goed verscholen en beschermd achter in de buikholte ligt”. Het is niet mogelijk om een dergelijk letsel te bewerkstelligen alleen door te slaan, aldus de arts. De officier van justitie heeft zowel primair als subsidiair ten laste gelegd dat het letsel aan mevrouw [benadeelde] is toegebracht door verdachte door (met zijn vuist) een stomp en/of een harde duw in en/of tegen haar zij en/of de zijkant van haar lichaam te geven. De wijze waarop de toedracht van het feit in de tenlastelegging is omschreven komt dan ook, waar het gaat om de aard en de mate van het toegebrachte geweld, niet overeen met de wijze waarop het letsel volgens de behandelend arts is toegebracht. Van wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte het feit, zoals in de tenlastelegging is omschreven, heeft begaan is dan ook geen sprake. Dit leidt tot vrijspraak van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde.
5 De benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde] vordert een schadevergoeding van € 6411,20.
Verdachte zal worden vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
6 De beslissing
De rechtbank:
- spreekt verdachte vrij van het onder primair en subsidiair tenlastegelegde feit;
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Heft het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J.G. van Osta, voorzitter, mrs. J.R. Krol en
M.H.L. Schoenmakers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V.H. van der Horst, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 03 februari 2009.
Mr. Schoenmakers is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.