ECLI:NL:RBUTR:2009:BH1190
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de rechtbank in relatie tot een beding tot eenzijdig verzoek aan de kantonrechter
In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Utrecht, is op 28 januari 2009 een vonnis gewezen in een incident. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. Vleesch du Bois, heeft een procedure aangespannen tegen de gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. F.E.J. Menkveld. De gedaagde heeft in het incident gevorderd dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart en de zaak verwijst naar de sector kanton, onder verwijzing naar een beding in de huwelijkse voorwaarden. Dit beding stelt dat de vaststelling van de vermogens en de waarde daarvan zal geschieden in onderling overleg of door deskundigen, benoemd door de bevoegde kantonrechter. De rechtbank heeft de incidentele vordering van de gedaagde afgewezen, omdat de aangevoerde gronden niet voldoende waren om de vordering te dragen. De rechtbank overweegt dat het beding niet leidt tot onbevoegdheid van de rechtbank, aangezien er geen rechtsgrond is voor een eenzijdig verzoek aan de kantonrechter. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gedaagde als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident moet worden veroordeeld. De kosten zijn vastgesteld op EUR 452,00, te betalen aan de griffier van de rechtbank.