A. Ten aanzien van verdachte en zijn medeverdachten
6.1 De rechtbank stelt allereerst vast, op basis van de onder 4.1 kort weergegeven aangifte van [aangever], dat er op 7 mei 2008 te Utrecht een aan hem toebehorende tas met daarin ondermeer een grote hoeveelheid diamanten en andere edelstenen is gestolen.
6.2 Op de hiervoor onder 4.2 bedoelde camerabeelden, die gemaakt zijn op en in de omgeving van de plaats waar de diefstal heeft plaatsgevonden, is te zien dat 2 mannen (aangeduid als man 1 en man 2) en 3 vrouwen (aangeduid als vrouw 1, vrouw 2 en
vrouw 3), zich ophouden in de omgeving van juwelier [naam en adres juwelier], wanneer [aangever] daar op bezoek is. Op het moment dat zichtbaar is dat [aangever], die kennelijk de juwelierszaak verlaat, over de Mariastraat loopt in de richting van de Mariaplaats, is op de camerabeelden te zien dat deze 5 personen, afzonderlijk van elkaar, ook die richting op lopen. Het terras van restaurant [naam restaurant] is slechts gedeeltelijk op de camerabeelden te zien. Hoewel de plek waar [aangever] zit niet te zien is heeft de rechtbank wel op de beelden waargenomen dat man 2, en vrouw 1 en 2 zich, totdat de diefstal plaatsvindt, op of in de buurt van het terras ophouden. Daarbij is vrouw 1 kort voor de diefstal niet meer in beeld. Als man 1 wegrent met de tas is te zien dat vrouw 1, 2 en 3 en man 2 direct achter hem aanlopen en dat zij gezamenlijk vertrekken in de door man 1 bestuurde auto. Te zien is dat man 1 voor vertrek nog iets in de kofferbak stopt, naar de rechtbank aanneemt is dit de weggenomen tas. Getuigen hebben het kenteken van deze auto genoteerd.
Uit de wijze waarop deze 5 personen zich ophouden in de buurt van [aangever] en de manier waarop zij reageren kort voor en kort na de diefstal, leidt de rechtbank af dat deze personen er gezamenlijk op uit waren om de tas met diamanten weg te nemen. Dit duidt naar het oordeel van de rechtbank op een doelbewuste samenwerking tussen deze personen gericht op de diefstal.
6.3 [medeverdachte A] heeft bij de politie verklaard dat hij een auto had gehuurd bij Europcar en dat hij op 7 mei 2008 met een vriendin naar een plaats is gereden. Deze plaats kan Utrecht zijn geweest. Voorts heeft hij bekend dat hij daar toen bij een restaurant een oude koffer/tas op terras heeft weggenomen en dat hij weer in de auto is weggereden waarbij hij de weggenomen tas in de kofferbak heeft gedaan. Hij is vervolgens met zijn vriendin naar een woning van haar vrienden gereden. Hij heeft daar de tas mee naar binnen genomen en in de woning opengemaakt. Hij heeft enveloppen met stenen uit deze tas gehaald. Deze enveloppen zaten in een soort doosje/hoesje. [medeverdachte A] heeft tenslotte nog verklaard dat hij het nummer van zijn mobiele telefoon heeft achtergelaten bij de verhuurmaatschappij waar hij de auto had gehuurd.
6.4 Via het kenteken van de vluchtauto en dit door [medeverdachte A] aan de verhuurmaatschappij opgegeven mobiele telefoonnummer, is de politie uiteindelijk uitgekomen bij een woning aan de [adres]te Almere, zoals hiervoor is beschreven onder 4.3.
6.5 Bij de doorzoeking van deze woning op 8 mei 2009 kort voor 2.00 uur, zijn in een plastic Albert Heijn tas diverse verpakkingen met diamanten aangetroffen. [aangever] heeft deze stenen en ook andere goederen die in de tas zaten herkend als de goederen die in de tas zaten die op 7 mei 2008 is weggenomen, zodat voor de rechtbank vaststaat dat het hier om de gestolen diamanten en andere edelstenen gaat.
6.6 [medeverdachte A] is in de door hem gehuurde auto aangehouden, nadat het observatieteam heeft gezien dat hij op 7 mei 2008, kort voor middennacht, uit de woning aan de [adres] is gekomen (zie rechtsoverweging 4.3).
6.7 De rechtbank is van oordeel dat de door de politie bij de beschrijving van de camerabeelden als man 1 aangeduide persoon [medeverdachte A] is geweest, op grond van hetgeen hiervoor onder 6.3 tot en met 6.6 is overwogen, en mede in aanmerking genomen de door de rechtbank ter terechtzitting op de camerabeelden waargenomen sterke gelijkenis tussen man 1 en [medeverdachte A].
De verklaring van [medeverdachte A] dat hij op 7 mei 2008 slechts met één vriendin samen was vindt zijn weerlegging in de eerder beschreven camerabeelden.
6.8 [medeverdachte D]heeft naar aanleiding van het bekijken van een van de camerabeelden verklaard dat zij zichzelf herkent als de vrouw met het grijze pakje. Blijkens het in het onder 4.2 genoemde proces-verbaal van de beschrijving van de camerabeelden opgenomen signalement is dit de persoon die bij de beschrijving van de camerabeelden wordt aangeduid als vrouw 2. De rechtbank heeft ter terechtzitting zelf ook waargenomen dat [medeverdachte D]een sterke gelijkenis vertoond met vrouw 2.
Daar komt nog bij dat zij is aangehouden in de woning aan de [adres]waar ook de gestolen diamanten zijn aangetroffen.
Voor de rechtbank staat derhalve vast dat de door de politie bij de beschrijving van de camerabeelden als vrouw 2 aangeduide persoon [medeverdachte D]is.
6.9 [medeverdachte A] heeft verklaard dat hij in de woning een soort hoesjes waarin enveloppen met stenen zaten uit de door hem weggenomen tas heeft gehaald. Uit de manier waarop de gestolen diamanten in de woning aan de [adres]zijn aangetroffen en de hiervoor onder rechtsoverweging 5.3.3 weergegeven verklaring van [aangever] over zijn bevindingen ten aanzien van de partijbriefjes, waarin de diamanten zaten, alsmede de kopieën van deze partijbriefjes, leidt de rechtbank het volgende af.
De diamanten zijn in de woning uit de partijbriefjes gehaald, ze zijn gewogen en beoordeeld en op de partijbriefjes is in de Spaanse taal informatie bijgeschreven over gewicht, kleur en/of soort van de desbetreffende partij stenen. Ook is de informatie van de partijbriefjes op een soort inventarislijst bijgehouden. Bij de doorzoeking is, immers een soort inventarislijst aangetroffen waarop [aangever] getallen en termen heeft herkend die zijn overgenomen van de partijbriefjes. Vervolgens zijn de stenen telkens per partij weer in dezelfde partijbriefjes gevouwen als waarin zij oorspronkelijk zaten. De rechtbank verwijst kortheidshalve naar hetgeen zij hiervoor onder 5 heeft overwogen ten aanzien van de aangetroffen vingerafdrukken.
[aangever] heeft drie verschillende handschriften herkend op de partijbriefjes, wat de rechtbank ook zelf heeft kunnen constateren op de in het dossier gevoegde kopieën daarvan. Ook moeten volgens [aangever] de daders met de hiervoor beschreven werkzaamheden enige uren bezig zijn geweest en moet je, om dat goed te kunnen doen, bedreven hierin zijn. Gelet tenslotte op het tijdsverloop tussen de diefstal en het tijdstip van het aantreffen van de diamanten, lijkt het de rechtbank zeer aannemelijk dat meerdere personen aan de beschreven werkzaamheden hebben meegedaan en dat hiermee meerdere uren gemoeid zijn geweest.
6.10 De rechtbank stelt vast dat [medeverdachte B], [medeverdachte A], [medeverdachte C], [medeverdachte E], [verdachte] en [medeverdachte D]de avond van 7 mei 2008 in de woning aan de [adres], zijnde de woning waar de gestolen diamanten zijn aangetroffen, aanwezig zijn geweest.
[medeverdachte E], [verdachte] en [medeverdachte D]zijn op 8 mei 2008 tegen 2 uur ’s nachts aangehouden in deze woning. Ieder van hen heeft verklaard de avond van 7 mei 2008 ook in deze woning aanwezig te zijn geweest. Ook [medeverdachte A] en [medeverdachte C] hebben verklaard de avond van 7 mei 2008 in die woning te zijn geweest.
[medeverdachte B]heeft bij de politie en ook ter terechtzitting ontkend die avond in de woning te zijn geweest. De rechtbank acht deze ontkenning echter kennelijk leugenachtig omdat deze in strijd is met de hiervoor onder 4.3 weergegeven waarneming van het observatieteam die hem kort voor zijn aanhouding uit de woning aan de [adres]heeft zien komen. De rechtbank gaat er daarom op basis van de voormelde observatie vanuit dat [medeverdachte B]die avond ook, gedurende enige tijd, in de woning aan de [adres]aanwezig is geweest.