RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/602719-07
Datum uitspraak: 25 november 2008
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [woonadres].
Raadsman: mr. D. Fasseur, advocaat te Nieuwegein.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
11 november 2008.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 15 oktober 2007 te Nieuwegein, althans in het arrondissement Utrecht, op de openbare weg de [adres], althans op een openbare weg aldaar, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (schouder)tas (merk Björn Borg) inhoudende (onder meer) een telefoon en/of een portemonnee en/of een MP3-speler en/of een bril, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij en/of zijn mededader(s) (met kracht) meerdere keren heeft/hebben gerukt en/of getrokken aan die (schouder)tas en/of die (schouder)tas heeft/hebben losgerukt;
hij op of omstreeks 15 oktober 2007 te IJsselstein, althans in het arrondissement Utrecht, op de openbare weg de [adres] aldaar, althans op een openbare weg aldaar, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen twintig euro, althans enig bedrag aan geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond hierin bestond(en) dat
hij en/of zijn mededader(s) die [aangever 2] (die bij een pinautomaat stond)
- van achter bij haar arm heeft/hebben gegrepen en/of die [aangever 2] heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- een priem, althans een scherp voorwerp op/tegen haar keel heeft/hebben
gezet/gehouden en/of
- heeft/hebben gezegd "Doe rustig, waar is het geld", althans woorden van
geljke aard en/of strekking en/of
- die [aangever 2] een duw heeft/hebben gegeven (waardoor die [aangever 2] (tegen een
muurtje) is gevallen);
Ten aanzien van feit 1:
Aangeefster [aangever 1] heeft bij de politie verklaard dat zij op 15 oktober 2007 op de [adres] te Nieuwegein liep. Ze voelde dat iemand met kracht aan haar schoudertas trok. Haar schoudertas werd met kracht vastgepakt. Aangeefster heeft nog geprobeerd haar schoudertas los te rukken uit de handen van de dader. Uiteindelijk heeft zij haar tas los moeten laten. In de tas zaten onder andere een telefoon, een MP3-speler, een portemonnee en een bril.
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend.
Ten aanzien van feit 2:
Aangeefster [aangever 2] heeft bij de politie verklaard dat zij op 15 oktober 2007, omstreeks 20.40 uur, bij de pinautomaat op [adres] te IJsselstein stond. Terwijl ze stond te wachten, voelde ze dat ze werd vastgepakt. Direct hierna voelde ze aan de rechterzijde van haar keel iets zitten. Er kwam een jongen aan haar rechterkant staan. Deze jongen droeg een zwarte bivakmuts. Deze jongen riep: “doe rustig, waar is het geld?” De jongen gaf aangeefster een duw, waardoor zij struikelde en viel.
In een aanvullende verklaring heeft aangeefster verklaard dat zij zich herinnert dat zij een bedrag van € 20,- had gepind. Volgens de informatie van de bank heeft er op 15 oktober 2007, omstreeks 20.40 uur, een pintransactie plaatsgevonden.
Uit de beelden die zijn gemaakt bij de pinautomaat blijkt dat de aangeefster op 15 oktober 2007 door twee personen is beroofd.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat hij samen met verdachte naar de mevrouw bij de pinautomaat is gelopen. Verdachte had van medeverdachte [medeverdachte 2] een schroevendraaier gekregen. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft gezien dat verdachte een bivakmuts over zijn hoofd heeft gedaan. [medeverdachte 1] heeft de vrouw van achter beet gepakt.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op een afstand van ongeveer 20 meter achter medeverdachte [medeverdachte 1] is aangelopen. Hij zag dat [medeverdachte 1] van achteren op de vrouw afliep. Hij heeft gezien dat [medeverdachte 1] de bivakmuts helemaal over zijn hoofd heeft getrokken. Hij was blijven staan om te kijken wat [medeverdachte 1] ging doen. Hij zag dat [medeverdachte 1] op de vrouw afliep en zijn handen uitstrekte. Verdachte heeft niet gezien dat [medeverdachte 1] de vrouw vastgreep, omdat hij zich op dat moment heeft afgewend. Verdachte heeft verklaard dat hij 100% zeker weet dat [medeverdachte 1] alleen is geweest.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij meegelopen is met medeverdachte [medeverdachte 1], maar dat hij op een afstand is blijven wachten. Hij heeft ontkend de tweede persoon te zijn geweest, die op de foto’s uit het dossier te zien is.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de tweede persoon die betrokken is geweest bij de beroving van mevrouw [aangever 2] het volgende.
Op de foto’s van de camerabeelden bij de pinautomaat blijkt dat er twee personen betrokken zijn bij de beroving. De verklaring van verdachte bij de politie dat hij op een afstand heeft staan kijken naar [medeverdachte 1] en zeker weet dat [medeverdachte 1] in zijn eentje was, is naar het oordeel van de rechtbank dan ook onaannemelijk.
Voorts acht de rechtbank de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] van belang, waarin hij heeft bekend samen met verdachte naar een pinautomaat te zijn gelopen waar een vrouw stond te pinnen, die hij van achter heeft beetgepakt.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tweede persoon is, welke betrokken is geweest bij de beroving van mevrouw [aangever 2].
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
op 15 oktober 2007 te Nieuwegein, op de openbare weg [adres], tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening heeft weggenomen een schoudertas (merk Björn Borg) inhoudende een telefoon en een portemonnee en een MP3-speler en een bril, toebehorende aan [aangever 1], welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [aangever 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat zijn mededader met kracht meerdere keren heeft getrokken aan die schoudertas en die schoudertas heeft losgerukt;
op 15 oktober 2007 te IJsselstein, op de openbare weg [adres] aldaar, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening heeft weggenomen twintig euro, toebehorende aan [aangever 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [aangever 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij en zijn mededader die [aangever 2] (die bij een pinautomaat stond)
- van achter bij haar arm hebben gegrepen en die [aangever 2] hebben vastgehouden en
- een priem, tegen haar keel hebben gezet/gehouden en
- hebben gezegd "Doe rustig, waar is het geld", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en
- die [aangever 2] een duw hebben gegeven waardoor die [aangever 2] tegen een
muurtje is gevallen;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1:
Diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Feit 2:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sancties
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van de ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot -kort gezegd-:
- jeugddetentie voor de duur van 6 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde de maatregel Hulp en Steun voor de periode van 1 jaar;
- een werkstraf van 160 uren.
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich binnen een tijdsbestek van ongeveer een uur, samen met zijn medeverdachten, schuldig gemaakt aan twee berovingen. Bij de beroving bij de pinautomaat is gebruik gemaakt van een priem. Bij de tasjesroof is geweld toegepast, door de tas uit de handen van het slachtoffer te rukken.
Gewelddadige berovingen als de onderhavige brengen, naar algemeen bekend is, naast materiële schade tevens grote psychische schade bij de slachtoffers teweeg en dragen ook in het algemeen bij aan gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Kennelijk hebben de verdachte en zijn medeverdachten zich bij het plegen hiervan enkel laten leiden door hun eigen financieel gewin en geen oog gehad voor het gegeven dat dergelijke feiten, naast financiële schade voor de benadeelden ook, soms gedurende lange tijd, gevoelens van angst met zich brengen.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 16 oktober 2008, waaruit blijkt dat de verdachte door de kantonrechter op 13 februari 2008 is veroordeeld tot een geldboete en in 2007 is veroordeeld tot een werkstraf. De rechtbank zal tevens rekening houden met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
- een voorlichtingsrapport betreffende de verdachte, van Bureau Jeugdzorg Utrecht, afdeling Jeugdreclassering, d.d. 3 november 2008, opgemaakt door S. Ersahin, reclasseringswerker, waarin wordt geadviseerd aan verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met als bijzondere voorwaarde de Maatregel Hulp en Steun voor de duur van een jaar.
De rechtbank acht, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke jeugddetentie van na te melden duur alsmede een taakstraf als na te melden passend en geboden.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 47, 63, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor vermeld heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot JEUGDDETENTIE voor de duur van 4 maanden.
Bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
- de veroordeelde na te melden bijzondere voorwaarden niet naleeft:
- dat de veroordeelde in het kader van de maatregel Hulp en Steun, welke zal gelden voor de periode van één jaar, zich gedraagt naar de door of namens Bureau Jeugdzorg Utrecht, afdeling Jeugdreclassering, te geven aanwijzingen, zolang die instelling dat nodig acht, met opdracht aan voornoemde instelling de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Veroordeelt de verdachte voorts tot een TAAKSTRAF, bestaande deze straf uit een werkstraf voor de duur van 120 uren, te vervangen door jeugddetentie voor de duur van 60 dagen indien de veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht bij de uitvoering van de werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Heft het - reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.R. Krol, kinderrechter en mrs. P.J.G. van Osta en
L. Bakker-Splinter, bijgestaan door mr. L.C.J. van der Heijden als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 november 2008.
Mr. L. Bakker-Splinter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.