RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/602599-07
Datum uitspraak: 25 november 2008
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres], [woonplaats].
Raadsman: mr. W. Hendrickx, advocaat te Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
23 september 2008 en 11 november 2008.
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven.
Op vordering van de officier van justitie is wijziging van het onder 3 ten laste gelegde feit ter terechtzitting van 23 september 2008 toegestaan.
Van de dagvaarding en van de vordering tot wijziging van de tenlastelegging zijn kopieën als bijlagen I en II aan dit vonnis gehecht. De inhoud van deze bijlagen geldt als hier ingevoegd.
Niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan verdachte onder 3 is ten laste gelegd.
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte betrokken is geweest bij de diefstal van een pot haargel.
De verdachte moet van dit feit worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 1:
Aangeefster [aangever 1] heeft bij de politie verklaard dat zij op 23 november 2006 op de [adres] te Utrecht fietste. Terwijl zij fietste had ze haar mobiele telefoon in haar rechterhand, waarmee ze op dat moment aan het bellen was. Bij de spoorbrug zag zij 3 onbekende jongens. Op een gegeven moment ging één van de jongens voor haar staan. Aangeefster is op dat moment van haar fiets afgestapt. Ze voelde dat deze jongen haar mobiele telefoon met een ruk wegnam uit haar rechterhand.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij degene is geweest die voor de fiets van mevrouw [aangever 1] is gaan staan. Ze hadden met z’n drieën afgesproken geintjes uit te gaan halen. Eén van de andere jongens heeft de telefoon uit de handen van mevrouw [aangever 1] getrokken.
Ten aanzien van feit 2:
Aangeefster heeft bij de politie verklaard dat verdachte haar op 18 november 2007 in Utrecht met zijn rechtervuist in haar gezicht heeft geslagen. Ze voelde hierdoor pijn.
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend.
Ten aanzien van feit 4:
Aangeefster heeft bij de politie verklaard dat op 23 juli 2007 te Utrecht is geprobeerd de fiets van haar zoon weg te nemen. Het betrof een fiets van het merk Puch, type City 300 en kleur grijs. Getuige [getuige 1] heeft bij de politie verklaard dat hij zag dat een jongen een fiets bij zich had, waarvan de jongen het achterwiel optilde.
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend.
Ten aanzien van feit 5:
Aangeefster heeft bij de politie verklaard dat zij op 26 augustus 2007 als toezichthouder werkte in het zwembad [x] te Utrecht. Zij hoorde dat verdachte in haar richting schreeuwde: “kankertoezicht, kankerhoer, je kan wel toezichthouder zijn vuile vieze kankerhoer”.
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend.
Ten aanzien van feit 6:
Verbalisant [verbalisant], werkzaam bij de politie Utrecht Zuid als hoofdagent, hoorde dat verdachte op 7 november 2007 tegen hem riep: “kankerflikker”.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij de agent heeft uitgescholden en dat hij volgens hem “kankerflikker”gezegd heeft.
Ten aanzien van feit 7:
Aangever heeft verklaard dat een motor, merk Gilera, toebehorende aan de politie regio Utrecht op 9 juli 2008 is weggenomen te Utrecht. Door het Strategoteam van de politie Utrecht werd gezien dat de motor door drie jongens werd weggenomen.
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend.
De rechtbank acht, gelet op het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte
hij op 23 november 2006 te Utrecht, tezamen en in vereniging met anderen, met
het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele
telefoon, toebehorende aan [aangever 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld
van geweld tegen die [aangever 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, voor de fiets van die [aangever 1] is gaan staan, waardoor die [aangever 1] gedwongen werd te stoppen en af te stappen en hij, verdachte, en/of zijn mededaders (vervolgens) met een ruk de mobiele telefoon uit de hand van die [aangever 1] heeft/hebben gepakt;
hij op 18 november 2007 te Utrecht, opzettelijk mishandelend [aangever 2] heeft gestompt in haar gezicht, waardoor voornoemde [aangever 2] pijn heeft ondervonden;
(16/512534-07)
hij op 23 juli 2007 te Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets (merk Puch, type City 300, kleur grijs), toebehorende aan een ander dan aan verdachte;
(16/512679-07)
hij op 26 augustus 2007 te Utrecht, opzettelijk beledigend [aangever 3] (toezichthouder in het zwembad [x]), in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Kankertoezicht, kankerhoer, je kan wel toezichthouder zijn, vuile, vieze kankerhoer";
(16/512783-07)
hij op 7 november 2007 te Utrecht, opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [verbalisant] (hoofdagent van politie Utrecht, Utrecht Zuid), gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "kankerflikker";
7.
(16/602628-08)
hij op 9 juli 2008 te Utrecht, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een motor
(merk Gilera), toebehorende aan Politie Regio Utrecht.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Feit 1:
Diefstal, door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
Feit 5:
Eenvoudige belediging.
Feit 6:
Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Feit 7:
Diefstal door twee of meer verenigde personen
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte voor feit 3 wordt vrijgesproken en ter zake van de onder 1, 2, 4, 5, 6 en 7 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot -kort gezegd-:
- jeugddetentie voor de duur van 120 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 79 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren;
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Op de dagvaarding is aan verdachte medegedeeld dat het ad informandum gevoegde strafbare feit ter bepaling van de strafmaat ter kennis van de rechtbank wordt gebracht en dat verdachte daarvoor niet afzonderlijk zal worden vervolgd indien de rechtbank met dat feit rekening houdt.
Nu verdachte het feit heeft bekend zal de rechtbank rekening houden met het ad informandum gevoegde feit, zoals vermeld op blad 3 in bijlage I, waarvan de inhoud als hier ingevoegd geldt.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich onder meer schuldig gemaakt aan het medeplegen van een diefstal met geweld. Dit soort feiten brengt naast materiële schade tevens psychische schade bij de slachtoffers teweeg en draagt ook in het algemeen bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Naast deze diefstal heeft verdachte zich voorts nog schuldig gemaakt aan een diefstal en een diefstal in vereniging met anderen.
Tevens heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een tweetal beledigingen, waarvan één belediging was geuit tegen een politiefunctionaris in de uitoefening van zijn functie. Een en ander getuigt van gebrek aan respect voor gezagsdragers.
Naast al deze feiten heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan mishandeling van slachtoffer [aangever 2]. Door zijn handelen heeft verdachte pijn bij het slachtoffer veroorzaakt.
In het voordeel van de verdachte heeft de rechtbank laten meewegen dat uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie ten name van verdachte niet is gebleken van andere veroordelingen.
De rechtbank acht, alles afwegende, een deels onvoorwaardelijke jeugddetentie van na te melden duur passend en geboden.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77gg, 266, 267, 300, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot JEUGDDETENTIE voor de duur van 120 dagen.
Bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot 81 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft de - reeds geschorste - bevelen tot voorlopige hechtenis van verdachte op.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Bakker-Splinter, kinderrechter en mrs. J.R. Krol en P.J.G. van Osta, bijgestaan door mr. L.C.J. van der Heijden als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 november 2008.
Mr. L. Bakker-Splinter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.