ECLI:NL:RBUTR:2008:BI1242

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
20 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-710478-07
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en bedreiging tegen een geldloopster

Op 20 november 2008 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 3 januari 2005 te Hoogland samen met een mededader een gewapende overval heeft gepleegd op een vrouw die de dagopbrengst van een bedrijf naar de bank wilde brengen. De verdachte heeft de vrouw bedreigd met een stroomstootwapen, waardoor zij letsel heeft opgelopen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededader de vrouw in een hoek van een bankgebouw hebben gedreven en haar geld en een fiets hebben afgenomen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden, waarbij rekening is gehouden met zijn strafblad en de ernst van het feit. De rechtbank heeft de overtuiging dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, gebaseerd op de verklaringen van de medeverdachte en de aangifte van het slachtoffer. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten en dat de opgelegde straf passend is. De tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, wordt in mindering gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/710478-07
Datum uitspraak: 20 november 2008
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1960 te [geboortestad],
thans gedetineerd in de P.I. Arnhem – De Berg te Arnhem Noord,
Raadsman: mr. G.J. Boven.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
6 november 2008.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven.
Op vordering van de officier van justitie is wijziging van het ten laste op de voet van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering ter terechtzitting van 6 november 2008 toegestaan.
Na wijziging luidt het tenlastegelegde als volgt:
hij op of omstreeks 03 januari 2005 te Hoogland, gemeente Amersfoort, althans
in het arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
heeft weggenomen een geldbedrag en/of een fiets, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 1] en/of [aangever 1],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of
gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever 1],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk
te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan (een)
andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke
bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of een of meer
van zijn mededader(s) gemaskerd op die [aangever 1] zijn/is toegelopen en/of
die van [aangever 1] in een hoek van een buitenmuur van een bankgebouw
hebben/heeft gedreven en/of met een stroomstootwapen (meermalen) een
stroomstoot hebben/heeft gegeven op/tegen het lichaam van die [aangever 1];
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 03 januari 2005 te Hoogland, gemeente Amersfoort, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag en een fiets, toebehorende aan [bedrijf 1] en/of [aangever 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [aangever 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en één van zijn mededaders gemaskerd op die [aangever 1] zijn toegelopen en één van zijn mededaders die [aangever 1] in een hoek van een buitenmuur van een bankgebouw heeft gedreven en met een stroomstootwapen een stroomstoot heeft gegeven op/tegen het lichaam van die [aangever 1];
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De beoordeling van het bewijs.
De verdachte heeft het tenlastegelegde ontkend. Volgens de verdediging dient vrijspraak te volgen wegens gebrek aan bewijs. De verklaringen van de medeverdachte [medeverdachte 1] bij de politie zijn onbetrouwbaar, nu hij ter terechtzitting heeft verklaard dat verdachte niet bij dit feit betrokken was.
De officier van justitie heeft gerequireerd tot de veroordeling van verdachte voor het tenlastegelegde feiten.
De rechtbank overweegt als volgt.
In de aangifte van [aangever 1], vermeld op bladzijde 477 en volgende van het proces-verbaal dossiernummer PL0930/08-006062 E van de Politie Regio Utrecht, district Eemland Noord, wordt - zakelijk weergegeven - onder meer verklaard dat zij op 3 januari 2005 de inkomsten van de winkel [bedrijf 1] wilde afstorten bij de Rabobank aan de [adres] te Hoogland. Zij wilde bij de Rabobank het afstortzakje uit de fietstas pakken, toen er plotseling een gemaskerde man achter haar stond. Zij voelde dat hij haar stak met een voorwerp dat hij in zijn rechter hand had. Zij voelde pijn en kwam in een hoek van het gebouw terecht, waarna zij voor de tweede keer pijn voelde. Zij zag dat hij een voorwerp in zijn hand had waaruit 2 puntjes staken en zij denkt nu aan een stroomstootwapen. Zij was ontzettend bang en zag dat een tweede man haar fiets pakte en er mee wegliep. Zij zag dat de man die haar pijn had gedaan ook wegliep. Het geld in het afstortzakje was verdwenen, nadat haar fiets was teruggevonden.
De medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bij de politie gedetailleerd verklaard dat hij samen met verdachte [verdachte] de overval op de geldloopster van de [bedrijf 1] heeft gepleegd. (p 509 voormeld verbaal) en de verdachte heeft verklaard dat hij [verdachte] wordt genoemd. Weliswaar heeft de medeverdachte [medeverdachte 1] ter terechtzitting ontkend dat hij de overval samen met [verdachte] heeft gepleegd, maar de rechtbank acht dat onvoldoende geloofwaardig. Daar komt bij dat verdachte kort na de overval tegenover de politie als getuige een verklaring heeft afgelegd dat [x] deze overval zou hebben gepleegd, waarbij verdachte bleek te beschikken over specifieke daderinformatie over deze overval. (p 502 voormeld verbaal) Naar het oordeel van de rechtbank ondersteunt dit de lezing van de medeverdachte [medeverdachte 1] dat het wel degelijk verdachte is geweest die samen met hem de overval heeft gepleegd. Immers, de rechtbank acht het onwaarschijnlijk dat de werkelijke dader van een overval aan een bekende details gaat vertellen over de inhoud van de fietstas, waarbij naast de sealbag een blokje en een houten bingoballetje zou zijn gestolen. De rechtbank ziet deze op 23 augustus 2006 afgelegde verklaring van verdachte veeleer als een (mislukte) poging om de aandacht van zichzelf af te leiden.
De strafbaarheid van het feit
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft een zeer ernstig strafbaar feit gepleegd.
Hij heeft op 3 januari 2005 te Hoogland samen met een ander een vrouw, die de dagopbrengst van een [bedrijf 1] naar de nachtkluis van de bank wilde brengen, overvallen. Bij die overval is gebruik gemaakt van een stroomstootwapen waarmee door verdachtes mededader het slachtoffer is bedreigd, in een hoek is gedreven en meermalen een stroomstoot is toegediend, waardoor letsel is ontstaan. Bij die overval is door verdachte uit de fietstas van de fiets van het slachtoffer een bedrag aan geld buitgemaakt.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de inhoud van
- een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 30 september 2008, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen wegens vermogensdelicten is veroordeeld;
- een voorlichtingsrapport betreffende de verdachte van de Reclassering Nederland d.d. 21 augustus 2008, opgemaakt door mw. B. Westra, reclasseringswerkster.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot -kort gezegd- een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar, met aftrek van het voorarrest.
De rechtbank acht, alles afwegende, een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Naar het oordeel van de rechtbank kan met deze straf, die lager is dan door de officier van justitie is gevorderd, worden volstaan. Voor een straf conform het voorarrest, zoals door de verdediging voorgesteld, ziet de rechtbank, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, geen ruimte.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van DERTIG MAANDEN.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mrs. N.V.M. Gehlen, J.W. Veenendaal en M.H.L. Schoenmakers, rechters, bijgestaan door F.P.L. van der Lee, als griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 november 2008.
Mr. M.H.L. Schoenmakers en F.P.L. van der Lee zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.