ECLI:NL:RBUTR:2008:BI1194

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
20 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-500364-08
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor poging tot afpersing met geweld tijdens een overval op een tankstation

Op 20 november 2008 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 30 juli 2005 samen met medeverdachten een tankstation in Leersum heeft geprobeerd te overvallen. De verdachte is beschuldigd van poging tot afpersing, waarbij geweld en bedreiging met een vuurwapen zijn gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten de tankshop zijn binnengegaan, waarbij de verdachte een vuurwapen heeft getoond en de pomphouder heeft bedreigd met de woorden: 'Kassa, kassa, ik schiet je voor je raap'. De pomphouder heeft zich verzet, waarna de overvallers zijn gevlucht in een auto. De rechtbank heeft de verklaringen van de medeverdachten als betrouwbaar beoordeeld, en op basis van deze verklaringen is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke delicten. De verdachte heeft gebruik gemaakt van zijn zwijgrecht en heeft geen verweer gevoerd tegen de beschuldigingen. De rechtbank heeft geoordeeld dat er voldoende bewijs is voor de betrokkenheid van de verdachte bij de overval en dat hij strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/500364-08
Datum uitspraak: 20 november 2008
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in de P.I. Utrecht, HvB locatie Nieuwegein te Nieuwegein, de Liesbosch 100.
Raadsman: mr. W.J. Ausma.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
6 november 2008.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
Primair
hij op of omstreeks 30 juli 2005 te Leersum, althans in het arrondissement
Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een fles
frisdrank, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1] en/of [bedrijf 1] Leersum, in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd
voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging
met geweld tegen die [aangever 1] en/of [aangever 2], gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke
bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of een of meer
van zijn mededader(s)
- aan die [aangever 1] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, hebben/heeft getoond en daarbij (op dreigende toon) hebben/heeft
gezegd: "kassa, kassa, ik schiet je voor je raap", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking en/of
- (terwijl die [aangever 2] in een auto achter de vluchtauto van verdachte en/of zijn
mededaders reed) met een vuurwapen, althans soortgelijk voorwerp, (meermalen)
hebben/heeft gevuurd/geschoten in de richting van die [aangever 2];
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 30 juli 2005 te Leersum, althans in het arrondissement
Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s)
voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk
te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 1] te dwingen
tot de afgifte van geld en/of goederen van hun/zijn gading, in elk geval van
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1] en /of [bedrijf 1]
Leersum, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en / of zijn mededader(s), tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende hij,
verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s)
- vermomd met een bivakmuts de shop van het tankstation waar die [aangever 1]
werkzaam was binnengegaan en/of
- een vuurwapen, althans een soortgelijk voorwerp, op die [aangever 1] gericht
en/of gericht gehouden, althans getoond, en/of
- (daarbij) geroepen: Kassa, Kassa!, Ik schiet je voor je raap", althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking, zijnde de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Meer subsidiair
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3]
op of omstreeks 30 juli 2005 te Leersum, althans in het arrondissement Utrecht,
ter uitvoering van het door die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2]
en/of die [medeverdachte 3] voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 1] te dwingen tot de afgifte van
geld en/of goederen van hun/zijn gading, in elk geval van enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [aangever 1] en /of [bedrijf 1] Leersum, in elk
geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of
die [medeverdachte 3] tezamen en in vereniging, althans alleen, als volgt hebben/heeft
gehandeld: zijnde en/of hebbende die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die
[medeverdachte 3]
-vermomd met een bivakmuts de shop van het tankstation waar die [aangever 1]
werkzaam was binnengegaan en/of
- een vuurwapen, althans een soortgelijk voorwerp, op die [aangever 1] gericht
en/of gericht gehouden, althans getoond, en/of
- (daarbij) geroepen: Kassa, Kassa!, Ik schiet je voor je raap", althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking, zijnde de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet voltooid
welk bovenomschreven misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1
juli 2005 tot en met 30 juli 2005 te Leersum en/of te Bunschoten, althans in
het arrondissement Utrecht, opzettelijk heeft uitgelokt door
aan die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] inlichtingen te
verschaffen omtrent de aanwezigheid van geld en/of een kluis in het pand van
dat tankstation en/of die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] een
vuurwapen, althans een soortgelijk voorwerp te verschaffen;
art 370 Wetboek van Strafrecht
art 312 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Meest subsidiair
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] op of omstreeks 30 juli 2005
te Leersum, althans in het arrondissement Utrecht, ter uitvoering van het door
die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] voorgenomen misdrijf om
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 1] te dwingen tot de afgifte van
geld en/of goederen van hun/zijn gading, in elk geval van enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [aangever 1] en /of [bedrijf 1] Leersum, in elk
geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of
die [medeverdachte 3] tezamen en in vereniging, althans alleen, als volgt hebben/heeft
gehandeld: zijnde en/of hebbende die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die
[medeverdachte 3]
-vermomd met een bivakmuts de shop van het tankstation waar die [aangever 1]
werkzaam was binnengegaan en/of
- een vuurwapen, althans een soortgelijk voorwerp, op die [aangever 1] gericht
en/of gericht gehouden, althans getoond, en/of
- (daarbij) geroepen: Kassa, Kassa!, Ik schiet je voor je raap", althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking, zijnde de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet voltooid
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de
periode van 1 juli 2005 tot en met 30 juli 2005 te Leersum en/of te
Bunschoten, althans in het arronissement Utrecht, opzettelijk gelegenheid,
middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is
geweest door opzettelijk aan die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die
[medeverdachte 3] inlichtingen te verschaffen omtrent de aanwezigheid van geld en/of
een kluis in het pand van dat tankstation en/of die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2]
en/of die [medeverdachte 3] een op een vuurwapen, althans een soortgelijk
voorwerp te verschaffen en/of die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die
[medeverdachte 3] onder te brengen in een woning gelegen op ongeveer 200 meter,
althans op korte afstand, van dat tankstation in afwachting van een geschikt
moment voor het plegen van dat misdrijf;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Vrijspraak
Niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan verdachte onder primair is ten laste gelegd. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank acht niet bewezen dat de tenlastegelegde fles frisdrank is weggenomen.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat
hij op 30 juli 2005 te Leersum, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders
voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [aangever 1] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen van hun gading, toebehorende aan [aangever 1] en /of [bedrijf 1] Leersum, tezamen en in vereniging met anderen als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende één of meer van zijn mededader(s)
-vermomd met een bivakmuts de shop van het tankstation waar die [aangever 1]
werkzaam was binnengegaan en/of
- een vuurwapen, althans een soortgelijk voorwerp, op die [aangever 1] gericht en/of
- daarbij geroepen: “Kassa, Kassa!, Ik schiet je voor je raap”, althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking, zijnde de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De beoordeling van het bewijs.
De verdachte heeft gebruik gemaakt van zijn zwijgrecht. Volgens de verdediging dient vrijspraak van het subsidiair tenlastegelegde te volgen wegens gebrek aan bewijs. De verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zijn onbetrouwbaar en bedoeld om verdachte erbij te lappen. De betrouwbaarheid van de verklaring van [medeverdachte 1] is bovendien niet te verifiëren omdat de medeverdachte [medeverdachte 1] als getuige ter terechtzitting niets aanvullends wenst te verklaren; voorts wordt de verklaring van [medeverdachte 1] niet op essentiële punten bevestigd.
[medeverdachte 2] heeft met de medeverdachte [medeverdachte 1] in het Huis van Bewaring contact gehad en heeft met [medeverdachte 1] zijn verklaring afgestemd. Voorts heeft [medeverdachte 2] ter terechtzitting zijn verklaring bij de politie in zoverre teruggenomen dat hij hetgeen hij heeft verklaard over de rol van verdachte intrekt. Ten aanzien van de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 3] wordt opgemerkt dat deze op een sturende wijze door de politie is verhoord.
De officier van justitie heeft gerequireerd tot de veroordeling van verdachte voor het subsidiair tenlastegelegde feit.
De rechtbank overweegt als volgt.
Algemeen
Aangaande de betrouwbaarheid van de verklaringen van [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] wordt het volgende opgemerkt. De rechtbank acht de verklaring van [medeverdachte 1] betrouwbaar. [medeverdachte 1] is spontaan over de feiten gaan verklaren, lang voordat de verdenking tegen zijn medeverdachten aan de orde was. In die spontane bekentenis geeft [medeverdachte 1] duidelijk blijk van kennis van details en van nauwkeurige daderwetenschap. Dat de verklaringen van [medeverdachte 1] betrouwbaar zijn baseert de rechtbank ook op het gegeven dat zowel [medeverdachte 2] als [medeverdachte 3] vervolgens ook hun eigen aandeel zonder schroom bekennen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verklaringen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] wat betreft de rol van de verdachte nauw aansluiten bij de verklaringen van [medeverdachte 1].
De rechtbank heeft uit het onderzoek niet kunnen vaststellen dat de verklaringen door [medeverdachte 1] zijn afgelegd om zijn medeverdachte “erbij te lappen”, laat staan dat duidelijk is geworden welk motief [medeverdachte 1] daarbij zou hebben.
De medeverdachte [medeverdachte 2] is als getuige ter terechtzitting weliswaar teruggekomen op zijn eerder bij de politie afgelegde gedetailleerde verklaring over de rol van verdachte, echter deze laatste verklaring passeert de rechtbank, aangezien [medeverdachte 2] ter terechtzitting slechts heeft volstaan met de opmerking dat het niet klopt wat hij ten aanzien van verdachte heeft verklaard bij de politie, terwijl hij zulks verder niet heeft willen toelichten.
Ten aanzien van de verklaringen die de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] bij de politie hebben afgelegd, heeft de rechtbank niet kunnen vaststellen dat door de politie op sturende wijze zou zijn ondervraagd. Integendeel, de verbalisant [verbalisant 1], ter terechtzitting als getuige ondervraagd, heeft juist verklaard dat het hem was opgevallen dat sommige verdachten zo open en eerlijk hun verhaal hadden verteld.
Al met al is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen die [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] bij de politie hebben afgelegd aangaande de rol van verdachte betrouwbaar en authentiek zijn. De rechtbank zal deze verklaringen dan ook gebruiken voor het bewijs en niet de verklaringen die –voor zover deze daarvan afwijken- zij op de zitting hebben afgelegd.
Ten aanzien van het onder subsidiair tenlastegelegde voorts:
In de aangifte van [aangever 1], vermeld op bladzijde 294 en volgende van het proces-verbaal dossiernummer PL0930/08-006062 E van de Politie Regio Utrecht, district Eemland Noord, - wordt - zakelijk weergegeven – onder meer verklaard dat hij op 30 juli als pomphouder werkzaam was bij het [bedrijf 1] aan de [adres] te Leersum en dat op die dag twee jongens zijn tankshop binnen kwamen lopen met een bivakmuts op. Eén jongen had een vuurwapen in zijn hand had en schreeuwde: “Kassa, kassa, ik schiet je voor je raap”. [aangever 1] pakte een stok trachtte deze jongen te slaan waarop beide daders vervolgens naar buiten vluchtten en zij aldaar in een Fiat Panda stapten die daarop wegreed.
De medeverdachte [medeverdachte 1], (p. 333 voormeld verbaal) heeft verklaard dat hij op 30 juli 2005 samen met medeverdachte [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] naar verdachte in Leersum was gereden en dat aldaar gesproken is over het plegen van een overval, waarbij discussie is ontstaan over wie
het vuurwapen zou hanteren. Ook heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij eerst een pinautomaat ‘eruit zou schoppen’. De verdachte en medeverdachte [medeverdachte 4] hebben [medeverdachte 1] en de twee medeverdachten bij die pinautomaat afgeleverd, aldus [medeverdachte 1]. Dat (ook) dit element van de verklaring van [medeverdachte 1] op juistheid berust, blijkt uit de mutatie van de verbalisant [verbalisant 2], die in die bewuste nacht, kort voor de overval op het benzinestation, bij de inmiddels beschadigde pinautomaat was geroepen en aldaar de witte bestelbus van de ambtshalve bekende verdachte zag langsrijden. (p.476 voormeld verbaal) De medeverdachte [medeverdachte 2], (p. 343 voormeld verbaal) heeft verklaard dat hij op een avond in juli 2005 samen met medeverdachte [medeverdachte 4] en medeverdachte [medeverdachte 1] naar Leersum is gereden, en dat verdachte het plan had geopperd om een benzinestation in Leersum te overvallen. Ook hij heeft verklaard dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 4] hen eerst bij de pinautomaat hadden afgezet. Hij heeft verklaard dat de plannen in de woning van de vriendin van verdachte werden besproken, en dat daarna werd besloten het benzinestation te overvallen. Ook hij verklaart over de discussie wie het vuurwapen zou moeten dragen en dat uiteindelijk verdachte en medeverdachte [medeverdachte 4] wilden dat [medeverdachte 1] het wapen zou dragen. Na de mislukte overval zijn de overvallers uiteindelijk weer naar verdachte en medeverdachte [medeverdachte 4] gegaan, aldus [medeverdachte 2] in zijn verklaring bij de politie. Ook de medeverdachte [medeverdachte 3], (p. 365 voormeld verbaal) verklaart gelijkluidend over de rol van verdachte, namelijk dat de plannen om de overval bij openingstijd van het [bedrijf 1] te plegen werden gemaakt in de woning van (de vriendin) van verdachte en dat daarbij –naast verdachte - aanwezig waren, [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4].
Gelet op het feit dat verdachte uitvoerig betrokken is geweest bij het maken van de plannen voor de overval en zijn woning ter beschikking heeft gesteld voor deze activiteiten, komt de rechtbank tot de conclusie dat wettig en overtuigend bewezen is dat sprake is geweest van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de overige verdachten, dat er sprake is van medeplegen.
De strafbaarheid van het feit
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder subsidiair bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is betrokken geweest bij een zeer ernstig strafbaar feit.
Op 30 juli 2005 is door zijn mededaders te Leersum een benzinestation overvallen. Bij die
overval is gebruik gemaakt van een doorgeladen vuurwapen, waarmee de pompbediende is bedreigd. De pompbediende heeft zich daarop verzet door zich met een stok te verdedigen, waarna verdachte en zijn mededader op de vlucht zijn geslagen in een gereedstaande auto. Bij deze overval was verdachte de initiatiefnemer. In de woning van zijn vriendin werd het plan gemaakt en werden de overvallers geïnstrueerd. Ook na de overval zijn de mededaders weer teruggegaan naar de woning van(de vriendin van) verdachte.
Bij het slachtoffer van dit feit zijn ernstige gevoelens van schrik en angst teweeggebracht. Voorts veroorzaken dit soort feiten gevoelens van angst en van onveiligheid in de
maatschappij.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 24 oktober 2008, waaruit blijkt dat de verdachte vele malen wegens vermogens- en ook geweldsdelicten is veroordeeld en thans een gevangenisstraf uitzit terzake (onder meer) soortgelijke feiten.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van het onder primair tenlastegelegde wordt vrijgesproken en terzake van het onder subsidiair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot -kort gezegd- een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar met aftrek van het voorarrest.
De raadsman heeft bepleit dat – gelet op het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht – een schuldigverklaring zonder oplegging van straf dient te volgen, nu verdachtes TR-traject door een nieuwe veroordeling gevaar loopt. De rechtbank kan de raadsman daarin niet volgen. Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde acht de rechtbank, alles afwegende, een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 63 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het onder subsidiair bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van TWEE JAREN.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mrs. N.V.M. Gehlen, voorzitter, J.W. Veenendaal en M.H.L. Schoenmakers, rechters, bijgestaan door F.P.L. van der Lee, als griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 november 2008.
Mr. M.H.L. Schoenmakers en F.P.L. van der Lee zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.