ECLI:NL:RBUTR:2008:BH6450

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
20 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-600631-08
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere gewapende overvallen met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 20 november 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere gewapende overvallen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij drie ernstige gewapende overvallen, waarbij geweld en bedreiging met geweld zijn gebruikt. De eerste overval vond plaats op 3 januari 2005 te Hoogland, waar de verdachte samen met anderen een vrouw overviel die geld van een babywinkel naar de bank wilde brengen. Tijdens deze overval werd gebruik gemaakt van een stroomstootwapen, wat leidde tot letsel bij het slachtoffer. De tweede overval vond plaats op 26 mei 2005 te Bunschoten, waar een benzinestation werd overvallen. Hierbij werd de pompbediende met een vuurwapen bedreigd en met een stroomstootwapen geprikt. De derde overval vond plaats op 30 juli 2005 te Leersum, waar opnieuw een benzinestation werd overvallen. De rechtbank heeft de verklaringen van medeverdachten als betrouwbaar beoordeeld en vastgesteld dat er sprake was van een nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor diefstal met geweld en poging tot afpersing, en heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en heeft een gevangenisstraf opgelegd die lager is dan door de officier van justitie was gevorderd.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/600631-08
Datum uitspraak: 20 november 2008
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1959 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in de P.I. Utrecht, HvB locatie Nieuwegein te Nieuwegein,
de Liesbosch 100.
Raadsman: mr. E.N. Bouwman.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
6 november 2008.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven.
Op vordering van de officier van justitie is wijziging van het ten laste op de voet van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering ter terechtzitting van 6 november 2008 toegestaan.
Na wijziging luidt het tenlastegelegde als volgt:
1.
hij op of omstreeks 03 januari 2005 te Hoogland, gemeente Amersfoort, althans
in het arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
heeft weggenomen een geldbedrag en/of een fiets, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf] en/of [aangever 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of
gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die van [aangever 1],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk
te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan (een)
andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke
bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of een of meer
van zijn mededader(s) gemaskerd op die [aangever 1] zijn/is toegelopen en/of
die [aangever 1] in een hoek van een buitenmuur van een bankgebouw
hebben/heeft gedreven en/of met een stroomstootwapen (meermalen) een
stroomstoot hebben/heeft gegeven op/tegen het lichaam van die [aangever 1];
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
Primair
hij op of omstreeks 26 mei 2005 te Bunschoten, althans in het arrondissement
Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een
hoeveelheid geld (ongeveer 2475 euro) en/of 75, althans een of meer
telefoonopwaardeerkaart(en) en/of (een) autosleutel(s,) in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 2] en/of [aangever 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of
gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen [aangever 2],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk
te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk
geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s) die [aangever 2] een op
een vuurwapen gelijkend voorwerp hebben/heeft getoond en/of die [aangever 2]
(met kracht) op/tegen het (achter)hoofd hebben/heeft geslagen (als gevolg
waarvan die [aangever 2] met zijn gezicht tegen een deur klapte en/of een
bloedneus opliep) en/of die [aangever 2] hebben/heeft gedwongen op de grond te
gaan liggen en/of de voeten van die [aangever 2] hebben/heeft vastgebonden
en/of een stroomstootwapen op/tegen de nek van die [aangever 2] hebben/heeft
gezet en/of met dat stroomstootwapen een stroomstoot hebben/heeft gegeven
op/tegen, althans nabij, het lichaam van die [aangever 2];
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 26 mei 2005 te Bunschoten,
althans in het arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
heeft weggenomen een hoeveelheid geld (ongeveer 2475 euro) en/of 75, althans
een of meer, telefoonopwaardeerkaart(en) en/of(een) autosleute(s), in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 2]
en/of [aangever 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en / of
vergezeld en / of gevolgd van geweld
en /of bedreiging met geweld tegen [aangever 2], gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan (een) andere deelnemer(s) van
voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin
bestonden dat die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2],
die [aangever 2] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp hebben/heeft getoond
en/of die [aangever 2] (met kracht) op/tegen het (achter)hoofd hebben/heeft
geslagen (als gevolg waarvan die [aangever 2] met zijn gezicht tegen een deur
klapte en/of een bloedneus opliep) en/of die [aangever 2] hebben/heeft
gedwongen op de grond te gaan liggen en/of de voeten van die [aangever 2]
hebben/heeft vastgebonden en/of een stroomstootwapen op/tegen de nek van die
[aangever 2] hebben/heeft gezet en/of met dat stroomstootwapen een stroomstoot
hebben/heeft gegeven op/tegen, althans nabij, het lichaam van die [aangever 2]
welk bovenomschreven misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1
mei 2005 tot en met 25 mei 2005 te Bunschoten, althans in het arrondissment
Utrecht, opzettelijk heeft uitgelokt door
aan die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] inlichtingen te verschaffen omtrent de
aanwezigheid van een kluis in het pand van [bedrijf 2] en/of die
[medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of een
bivakmuts en/of handschoenen te verschaffen en/of die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] naar het pand van [bedrijf 2] te vervoeren;
art 312 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Meer subsidiair
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 26 mei 2005 te Bunschoten,
althans in het arrondissement Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld (ongeveer 2475 euro) en/of
75, althans een of meer, telefoonopwaardeerkaart(en) en/of (een)
autosleutel(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[bedrijf 2] en/of [aangever 2], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en / of aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld
en /of bedreiging met geweld tegen [aangever 2], gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan (een) andere deelnemer(s) van
voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin
bestonden dat die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2],
die [aangever 2] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp hebben/heeft getoond
en/of die [aangever 2] (met kracht) op/tegen het (achter)hoofd hebben/heeft
geslagen (als gevolg waarvan die [aangever 2] met zijn gezicht tegen een deur
klapte en/of een bloedneus opliep) en/of die [aangever 2] hebben/heeft
gedwongen op de grond te gaan liggen en/of de voeten van die [aangever 2]
hebben/heeft vastgebonden en/of een stroomstootwapen op/tegen de nek van die
[aangever 2] hebben/heeft gezet en/of met dat stroomstootwapen een stroomstoot
hebben/heeft gegeven op/tegen, althans nabij, het lichaam van die [aangever 2]
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de
periode van 1 mei 2005 tot en met 26 mei 2005 te Bunschoten, althans in het
arrondissement Utrecht, opzettelijk behulpzaam is geweest door opzettelijk aan
die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] inlichtingen te verschaffen omtrent de
aanwezigheid van een kluis in het pand van [bedrijf 2] en/of die
[medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en/of een
bivakmuts en/of handschoenen te verschaffen en/of die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] naar het pand van [bedrijf 2] te vervoeren;
art 312 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
Primair
hij op of omstreeks 30 juli 2005 te Leersum, althans in het arrondissement
Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een fles
frisdrank, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 3] en/of [bedrijf 3] Leersum, in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd
voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging
met geweld tegen die [aangever 3] en/of [aangever 4], gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke
bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of een of meer
van zijn mededader(s)
- aan die [aangever 3] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, hebben/heeft getoond en daarbij (op dreigende toon) hebben/heeft
gezegd: "kassa, kassa, ik schiet je voor je raap", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking en/of
- (terwijl die [aangever 4] in een auto achter de vluchtauto van verdachte en/of zijn
mededaders reed) met een vuurwapen, althans soortgelijk voorwerp, (meermalen)
hebben/heeft gevuurd/geschoten in de richting van die [aangever 4];
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 30 juli 2005 te Leersum, althans in het arrondissement
Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s)
voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk
te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 3] te dwingen
tot de afgifte van geld en/of goederen van hun/zijn gading, in elk geval van
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 3] en /of [bedrijf 3] Leersum, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en / of zijn mededader(s), tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende hij,
verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s)
-vermomd met een bivakmuts de shop van het tankstation waar die [aangever 3]
werkzaam was binnengegaan en/of
- een vuurwapen, althans een soortgelijk voorwerp, op die [aangever 3] gericht
en/of gericht gehouden, althans getoond, en/of
- (daarbij) geroepen: Kassa, Kassa!, Ik schiet je voor je raap", althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking, zijnde de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Meer subsidiair
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] op of omstreeks 30 juli 2005 te Leersum, althans in het arrondissement Utrecht, ter uitvoering van het door
die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 3] te dwingen tot de afgifte van
geld en/of goederen van hun/zijn gading, in elk geval van enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [aangever 3] en /of [bedrijf 3] Leersum, in elk
geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] tezamen en in vereniging, althans alleen, als volgt hebben/heeft
gehandeld: zijnde en/of hebbende die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3]
-vermomd met een bivakmuts de shop van het tankstation waar die [aangever 3]
werkzaam was binnengegaan en/of
- een vuurwapen, althans een soortgelijk voorwerp, op die [aangever 3] gericht
en/of gericht gehouden, althans getoond, en/of
- (daarbij) geroepen: Kassa, Kassa!, Ik schiet je voor je raap", althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking, zijnde de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet voltooid
welk bovenomschreven misdrijf hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 1
juli 2005 tot en met 30 juli 2005 te Leersum en/of te Bunschoten, althans in
het arrondissement Utrecht, opzettelijk heeft uitgelokt door
aan die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] inlichtingen te verschaffen omtrent de aanwezigheid van geld en/of een kluis in het pand van
dat tankstation en/of die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] een vuurwapen, althans een soortgelijk voorwerp te verschaffen;
art 370 Wetboek van Strafrecht
art 312 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Meest subsidiair
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] op of omstreeks 30 juli 2005 te Leersum, althans in het arrondissement Utrecht, ter uitvoering van het door
die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 3] te dwingen tot de afgifte van
geld en/of goederen van hun/zijn gading, in elk geval van enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [aangever 3] en /of [bedrijf 3] Leersum, in elk
geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] tezamen en in vereniging, althans alleen, als volgt hebben/heeft
gehandeld: zijnde en/of hebbende die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3]
-vermomd met een bivakmuts de shop van het tankstation waar die [aangever 3]
werkzaam was binnengegaan en/of
- een vuurwapen, althans een soortgelijk voorwerp, op die [aangever 3] gericht
en/of gericht gehouden, althans getoond, en/of
- (daarbij) geroepen: Kassa, Kassa!, Ik schiet je voor je raap", althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking, zijnde de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet voltooid
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de
periode van 1 juli 2005 tot en met 30 juli 2005 te Leersum en/of te
Bunschoten, althans in het arronissement Utrecht, opzettelijk gelegenheid,
middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is
geweest door opzettelijk aan die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die
[medeverdachte 3] inlichtingen te verschaffen omtrent de aanwezigheid van geld en/of
een kluis in het pand van dat tankstation en/of die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] een op een vuurwapen, althans een soortgelijk voorwerp te verschaffen en/of die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] onder te brengen in een woning gelegen op ongeveer 200 meter,
althans op korte afstand, van dat tankstation in afwachting van een geschikt
moment voor het plegen van dat misdrijf;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Vrijspraak
Niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan verdachte onder 3 primair is ten laste gelegd. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank acht niet bewezen dat er sprake is geweest van diefstal van een fles frisdrank.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 primair en 3 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 03 januari 2005 te Hoogland, gemeente Amersfoort, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag en een fiets, toebehorende aan [bedrijf 1] en/of [aangever 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die van [aangever 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat één of meer van zijn mededader(s) gemaskerd op die [aangever 1] zijn/is toegelopen en
die [aangever 1] in een hoek van een buitenmuur van een bankgebouw
hebben/heeft gedreven en/of met een stroomstootwapen een stroomstoot hebben/heeft gegeven op/tegen het lichaam van die [aangever 1];
2.
Primair
hij op 26 mei 2005 te Bunschoten tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld (ongeveer 2475 euro) en telefoonopwaardeerkaarten en autosleutels, toebehorende aan [bedrijf 2] en/of [aangever 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [aangever 2],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk
te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat één of meer van zijn mededader(s) die [aangever 2] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp hebben/heeft getoond en/of die [aangever 2] met kracht op/tegen het (achter)hoofd hebben/heeft geslagen als gevolg waarvan die [aangever 2] met zijn gezicht tegen een deur klapte en een bloedneus opliep en/of die [aangever 2] hebben/heeft gedwongen op de grond te gaan liggen en de voeten van die [aangever 2] hebben/heeft vastgebonden
en/of een stroomstootwapen op/tegen de nek van die [aangever 2] hebben/heeft gezet en/of met dat stroomstootwapen een stroomstoot hebben/heeft gegeven op/tegen, althans nabij het lichaam van die [aangever 2];
3.
Subsidiair
hij op 30 juli 2005 te Leersum, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders
voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [aangever 3] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen van hun gading, toebehorende aan [aangever 3] en /of [bedrijf 3] Leersum, tezamen en in vereniging met anderen als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende één of meer van zijn mededader(s)
-vermomd met een bivakmuts de shop van het tankstation waar die [aangever 3]
werkzaam was binnengegaan en/of
- een vuurwapen, althans een soortgelijk voorwerp, op die [aangever 3] gericht en/of
- daarbij geroepen: “Kassa, Kassa!, Ik schiet je voor je raap”, althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking, zijnde de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De beoordeling van het bewijs.
De verdachte heeft gebruik gemaakt van zijn zwijgrecht. Volgens de verdediging dient vrijspraak te volgen wegens gebrek aan bewijs. De verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] zijn onbetrouwbaar en bedoeld om verdachte erbij te lappen. De betrouwbaarheid van de verklaring van [medeverdachte 1] is bovendien niet te verifiëren omdat de medeverdachte [medeverdachte 1] als getuige ter terechtzitting niets aanvullends wenst te verklaren; voorts wordt de verklaring van [medeverdachte 1] niet op essentiële punten bevestigd.
[medeverdachte 2] heeft met de medeverdachte [medeverdachte 1] in het Huis van Bewaring contact gehad en heeft met [medeverdachte 1] zijn verklaring afgestemd. Voorts heeft [medeverdachte 2] ter terechtzitting zijn verklaring bij de politie in zoverre teruggenomen dat hij hetgeen hij heeft verklaard over de rol van verdachte intrekt. Ten aanzien van de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte 3] wordt opgemerkt dat deze op een sturende wijze door de politie is verhoord.
De officier van justitie heeft gerequireerd tot de veroordeling van verdachte voor de onder 1, onder 2 primair en onder 3 subsidiair tenlastegelegde feiten.
De rechtbank overweegt als volgt.
Algemeen
Aangaande de betrouwbaarheid van de verklaringen van [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] wordt het volgende opgemerkt. De rechtbank acht de verklaring van [medeverdachte 1] betrouwbaar. [medeverdachte 1] is spontaan over de feiten gaan verklaren, lang voordat de verdenking tegen zijn medeverdachten aan de orde was. In die spontane bekentenis geeft [medeverdachte 1] duidelijk blijk van kennis van details en van nauwkeurige daderwetenschap. Dat de verklaringen van [medeverdachte 1] betrouwbaar zijn baseert de rechtbank ook op het gegeven dat zowel [medeverdachte 2] als [medeverdachte 3] vervolgens ook hun eigen aandeel zonder schroom bekennen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verklaringen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] wat betreft de rol van de verdachte nauw aansluiten bij de verklaringen van [medeverdachte 1].
De rechtbank heeft uit het onderzoek niet kunnen vaststellen dat de verklaringen door [medeverdachte 1] zijn afgelegd om zijn medeverdachte “erbij te lappen”, laat staan dat duidelijk is geworden welk motief [medeverdachte 1] daarbij zou hebben.
De medeverdachte [medeverdachte 2] is als getuige ter terechtzitting weliswaar teruggekomen op zijn eerder bij de politie afgelegde gedetailleerde verklaring over de rol van verdachte, echter deze laatste verklaring passeert de rechtbank, aangezien [medeverdachte 2] ter terechtzitting slechts heeft volstaan met de opmerking dat het niet klopt wat hij ten aanzien van verdachte heeft verklaard bij de politie, terwijl hij zulks verder niet heeft willen toelichten.
Ten aanzien van de verklaringen die de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] bij de politie hebben afgelegd, heeft de rechtbank niet kunnen vaststellen dat door de politie op sturende wijze zou zijn ondervraagd. Integendeel, de verbalisant [verbalisant 1], ter terechtzitting als getuige ondervraagd, heeft juist verklaard dat het hem was opgevallen dat sommige verdachten zo open en eerlijk hun verhaal hadden verteld.
Al met al is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen die [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] bij de politie hebben afgelegd aangaande de rol van verdachte betrouwbaar en authentiek zijn. De rechtbank zal deze verklaringen dan ook gebruiken voor het bewijs en niet de verklaringen die –voor zover deze daarvan afwijken- zij op de zitting hebben afgelegd.
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde voorts
In de aangifte van [aangever 1], vermeld op bladzijde 477 en volgende van het proces-verbaal dossiernummer PL0930/08-006062 E van de Politie Regio Utrecht, district Eemland Noord, wordt - zakelijk weergegeven - onder meer verklaard dat zij op 3 januari 2005 de inkomsten van de winkel [bedrijf 1] wilde afstorten bij de Rabobank aan de [adres] te [plaats]. Zij wilde bij de Rabobank het afstortzakje uit de fietstas pakken, toen er plotseling een gemaskerde man achter haar stond. Zij voelde dat hij haar stak met een voorwerp dat hij in zijn rechter hand had. Zij voelde pijn en kwam in een hoek van het gebouw terecht, waarna zij voor de tweede keer pijn voelde. Zij zag dat hij een voorwerp in zijn hand had waaruit 2 puntjes staken en zij denkt nu aan een stroomstootwapen. Zij was ontzettend bang en zag dat een tweede man haar fiets pakte en er mee wegliep. Zij zag dat de man die haar pijn had gedaan ook wegliep. Het geld in het afstortzakje was verdwenen, nadat haar fiets was teruggevonden;
De medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij samen met de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] in de auto van verdachte heeft gepost en de vrouw die zij later hebben overvallen een aantal keren hebben geobserveerd. Op de dag van de overval bevond de verdachte zich op de parkeerplaats in de vluchtauto. Na de overval zijn [medeverdachte 1] en medeverdachte [medeverdachte 2] bij verdachte in de auto gestapt en naar Bunschoten gereden. In de auto van verdachte is de buitgemaakte sealbag geopend. De bivakmutsen die [medeverdachte 1] en medeverdachte [medeverdachte 2] droegen, hadden ze van verdachte gekregen, aldus de medeverdachte [medeverdachte 2] (p. 509 voormeld verbaal).
Gelet op de gedetailleerde verklaring van [medeverdachte 2], in samenhang met de overige hierna te noemen bewijsmiddelen, is de rechtbank van oordeel dat er sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de beide overvallers en de verdachte. In zoverre acht de rechtbank het medeplegen van de overval wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde voorts:
In de aangifte van [aangever 2], vermeld op bladzijde 157 en volgende van het proces-verbaal dossiernummer PL0 930/08-006062 E van de Politie Regio Utrecht, district Eemland Noord, wordt - zakelijk weergegeven - onder meer verklaard dat hij werkzaam is bij het [bedrijf 4], gevestigd op de [adres] te [plaats], dat dit station deel uitmaakt van het garagebedrijf [bedrijf 2], dat hij op 26 mei 2005 ’s avonds de toegangsdeuren van het benzinestation had gesloten, dat hij de omzet in de kassalade uit de kassa had gehaald en samen met een aantal telefoon-opwaardeerkaarten in de kluis van het autobedrijf had gedaan. Hij verklaart dat toen hij het benzinestation wilde verlaten, zag dat een tweetal mannen op hem kwam afgelopen, dat beide mannen een bivakmuts over hun
hoofd droegen die hun gezicht verborg. Hij zag dat 1 van die mannen een voorwerp met
aan het uiteinde een soort korte loop bij zich had en nam aan dat het een op een vuurwapen gelijkend voorwerp betrof. Hij verklaart dat één van de daders hem hard tegen het achterhoofd sloeg waardoor hij met zijn gezicht tegen de deur klapte waardoor hij een bloedneus opliep en dat de mannen heel dreigend overkwamen. Hij begreep dat hij naar binnen moest en heeft onder dwang de kluis met de kluissleutel geopend. Hij verklaart dat hij werd weggeduwd en dat hij op zijn buik moest gaan liggen. Hij zag en voelde dat één van de daders zijn voeten vastbond met een touw en dat hij zijn autosleutels moest afgeven. Voordat de daders weggingen voelde hij dat er iets hards in zijn nek werd geduwd. Hij hoorde daarbij meteen geknetter en denkt dat het een stroomstokwapen betrof. Toen de daders wegwaren, zag hij dat er geld en telefoonopwaardeerkaarten uit de kluis waren weggenomen;
De medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij werd gebeld door [verdachte] om samen met [medeverdachte 2] ‘wat geld te verdienen’ Hij en de mede verdachte [medeverdachte 2] zijn vervolgens door de verdachte naar het tankstation gebracht en na de overval heeft de verdachte hen ook weer opgepikt. Daarbij heeft de mede verdachte [medeverdachte 1] verklaard dat hij bij de overval gebruik maakte van een luchtdrukpistool, dat hij via verdachte had gekregen (p. 219 voormeld verbaal). De medeverdachte [medeverdachte 2] heeft eveneens verklaard dat hij samen met verdachte en [medeverdachte 1] de overval heeft gepleegd. De verdachte had hem verteld dat hij de inhoud van de daar aanwezige kluis wilde hebben en dat hij samen met de verdachte het tankstation had geobserveerd. Tevens heeft hij verklaard dat hij bij verdachte thuis de voorbereidingen voor de overval had getroffen en dat de handschoenen en een bivakmuts bij verdachte vandaan kwamen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat sprake is geweest van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de beide medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], dat er sprake is van medeplegen.
Ten aanzien van het onder 3 subsidiair tenlastegelegde voorts:
In de aangifte van [aangever 3], vermeld op bladzijde 294 en volgende van het proces-verbaal dossiernummer PL0930/08-006062 E van de Politie Regio Utrecht, district Eemland Noord, wordt - zakelijk weergegeven – onder meer verklaard dat hij op 30 juli als pomphouder werkzaam was bij het [bedrijf 3] aan de [adres] te Leersum en dat op die dag twee jongens zijn tankshop binnen kwamen lopen met een bivakmuts op. Eén jongen had een vuurwapen in zijn hand had en schreeuwde: “Kassa, kassa, ik schiet je voor je raap”. [aangever 3] pakte een stok trachtte deze jongen te slaan waarop beide daders
vervolgens naar buiten vluchtten en zij aldaar in een Fiat Panda stapten die daarop wegreed.
De medeverdachte [medeverdachte 1], (p. 333 voormeld verbaal) heeft verklaard dat hij op 30 juli 2005 samen met verdachte en [medeverdachte 2] naar medeverdachte [medeverdachte 4] in [plaats] was gereden en dat aldaar gesproken is over het plegen van een overval, waarbij discussie is ontstaan over wie het vuurwapen zou hanteren. Ook heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij eerst een pinautomaat ‘eruit zou schoppen’. De verdachte en medeverdachte [medeverdachte 4] hebben [medeverdachte 1] en de twee medeverdachten bij die pinautomaat afgeleverd, aldus [medeverdachte 1]. Dat (ook) dit element van de verklaring van [medeverdachte 1] op juistheid berust, blijkt uit de mutatie van de verbalisant [verbalisant 2], die in die bewuste nacht, kort voor de overval op het benzinestation, bij de inmiddels beschadigde pinautomaat was geroepen en aldaar de witte bestelbus van de ambtshalve bekende medeverdachte [medeverdachte 4] zag langsrijden
(p. 476 voormeld verbaal). De medeverdachte [medeverdachte 2], (p. 343 voormeld verbaal) heeft verklaard dat hij op een avond in juli 2005 samen met verdachte en [medeverdachte 1] naar Leersum is gereden, en dat de medeverdachte [medeverdachte 4] het plan had geopperd om een benzinestation in Leersum te overvallen. Ook hij heeft verklaard dat verdachte en mede verdachte [medeverdachte 4] hen eerst bij de pinautomaat hadden afgezet. Hij heeft verklaard dat de plannen in de woning van de vriendin van [medeverdachte 4] werden besproken, en dat daarna werd besloten het benzinestation te overvallen. Ook hij verklaart over de discussie wie het vuurwapen zou moeten dragen en dat uiteindelijk verdachte en medeverdachte [medeverdachte 4] wilden dat [medeverdachte 1] het wapen zou dragen. Na de mislukte overval zijn zij uiteindelijk weer naar verdachte en mede verdachte [medeverdachte 4] gegaan, aldus [medeverdachte 2] in zijn verklaring bij de politie. Ook de medeverdachte [medeverdachte 3], (p. 365 voormeld verbaal) verklaart gelijkluidend over de rol van verdachte, namelijk dat de plannen om de overval bij openingstijd van het [bedrijf 3] te plegen werden gemaakt in de woning van (de vriendin) van de mede verdachte [medeverdachte 4] en dat daarbij –naast [medeverdachte 4]- aanwezig waren, [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en verdachte. Het wapen, aldus [medeverdachte 3], was zelfs eigendom van verdachte.
Gelet op het feit dat verdachte uitvoerig betrokken is geweest bij het maken van de plannen voor de overval en ook een vuurwapen aan de medeverdachte [medeverdachte 1] ter beschikking heeft gesteld, komt de rechtbank tot de conclusie dat ook in deze zaak wettig en overtuigend bewezen is dat sprake is geweest van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de overige verdachten, dat er sprake is van medeplegen.
De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Onder 1 en onder 2 primair:
Telkens diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Onder 3 subsidiair:
Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is betrokken geweest bij een drietal buitengewoon ernstige gewapende overvallen.
Zijn mededaders hebben op 3 januari 2005 te Hoogland samen met een ander een vrouw, die de dagopbrengst van een babywinkel naar de nachtkluis van de bank wilde brengen, overvallen. Bij die overval is gebruik gemaakt van een stroomstootwapen, waardoor bij het slachtoffer letsel is ontstaan. Bij die overval is uit de fietstas van de fiets van het slachtoffer een bedrag aan geld buitgemaakt.
Zijn mededaders hebben op 26 mei 2005 te Bunschoten samen met een ander een benzinestation overvallen. Bij die overval is gebruik gemaakt van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, waarmee de pompbediende op het achterhoofd is geslagen en een stroomstootwapen, waarmee de pompbediende is geprikt. Bij die overval is een aanzienlijk bedrag aan geld, autosleutels en een groot aantal telefoonopwaardeerkaarten buitgemaakt.
Zijn mededaders hebben op 30 juli 2005 te Leersum samen met een ander een benzinestation
overvallen. Bij die overval is gebruik gemaakt van een doorgeladen vuurwapen, waarmee de pompbediende is bedreigd. De pompbediende heeft zich daarop verzet door zich met een stok te verdedigen, waarna zijn mededaders op de vlucht zijn geslagen in een gereedstaande auto. Bij deze overvallen was verdachte telkens bij de voorbereiding betrokken. Hij maakte mede de plannen, instrueerde zijn mededaders en trad op als chauffeur van de vluchtauto bij twee van de overvallen.
Bij de slachtoffers van deze feiten zijn ernstige gevoelens van schrik en angst teweeggebracht. Voorts veroorzaken dit soort feiten gevoelens van angst en van onveiligheid in de maatschappij.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 30 september 2008, waaruit blijkt dat de verdachte vele malen wegens vermogensdelicten en ook wegens geweldsdelicten is veroordeeld.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte voor het onder 3 primair tenlastegelegde wordt vrijgesproken en ter zake van de onder 1 en onder 2 primair en onder 3 subsidiair ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot -kort gezegd-:
- een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar met aftrek van het voorarrest, alsmede
toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [aangever 2].
De rechtbank acht, alles afwegende, een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Naar het oordeel van de rechtbank kan met deze straf, die lager is dan door de officier van justitie is gevorderd, worden volstaan.
De vordering van de benadeelde partij [aangever 2]
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering.
De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 1 ten laste gelegde feit, te weten een bedrag van € 245,43 wegens materiële schade en een bedrag van € 1.200,-- wegens immateriële schade.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het ten aanzien van verdachte onder 2 bewezenverklaarde feit.
De vordering zal daarom worden toegewezen, met verwijzing van verdachte in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
De verdachte is op de voet van artikelen 6:6 e.v. BW niet tot vergoeding gehouden indien en voor zover het toegewezen bedrag reeds door (een) mededader(s) is voldaan.
Na te noemen maatregel wordt opgelegd omdat verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 45, 57, 63, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 primair en 3 subsidiair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor vermeld vermeld, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van ZEVEN JAREN.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 2] toe tot een bedrag van € 1.445,43 (zegge éénduizend vierhonderd en vijfenveertig euro en drieënveertig eurocent).
Veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen, met dien verstande dat verdachte van deze verplichting zal zijn bevrijd indien en voor zover dit bedrag door (een) mededader(s) is betaald.
Verwijst de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt, vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Legt aan de veroordeelde de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 1.445,43 (zegge éénduizend vierhonderd en vijfenveertig euro en drieënveertig eurocent ) bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 28 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Indien en voor zover door de veroordeelde en/of (een) mededader(s) dit bedrag aan de Staat ten
behoeve van de benadeelde partij is betaald, vervalt daarmee de verplichting van de veroordeelde om voormeld bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Andersom vervalt de verplichting tot betaling aan de Staat indien en voor zover door de veroordeelde en/of (een) mededader(s) voormeld bedrag aan de benadeelde partij is betaald.
Dit vonnis is gewezen door mrs N.V.M. Gehlen, voorzitter, J.W. Veenendaal en M.H.L. Schoenmakers, rechters, bijgestaan door F.P.L. van der Lee, als griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 november 2008.
Mr. M.H.L. Schoenmakers en F.P.L. van der Lee zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.