ECLI:NL:RBUTR:2008:BH6381

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
20 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-617840-05
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Grove gewapende overval op benzinestation met bedreiging en poging tot afpersing

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 20 november 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1981 in Marokko, die betrokken was bij een gewapende overval op een benzinestation in Leersum op 30 juli 2005. De verdachte werd beschuldigd van diefstal met geweld en bedreiging met een vuurwapen. Tijdens de overval, waarbij de verdachte als chauffeur van de vluchtauto fungeerde, werd de pompbediende bedreigd met een vuurwapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders de pompbediende hebben gedwongen om geld en goederen af te geven, waarbij de verdachte en zijn mededaders zich vermomden met bivakmutsen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De rechtbank heeft ook overwogen dat de verdachte eerder veroordeeld was voor vergelijkbare delicten, wat zijn strafbaarheid en de op te leggen sanctie heeft beïnvloed. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primaire tenlastelegging van diefstal van een fles frisdrank, omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen was. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de rechtbank de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd in overweging heeft genomen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/617840-05
Datum uitspraak: 20 november 2008
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] (Marokko),
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring Wolvenplein te Utrecht, Wolvenplein 27.
Raadsvrouwe: mr. M. Hoekzema.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
6 november 2008.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven.
Op vordering van de officier van justitie is wijziging van het ten laste gelegde op de voet van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering ter terechtzitting van 6 november 2008
– deels - toegestaan.
Na wijziging luidt het tenlastegelegde als volgt:
1.
Primair
hij op of omstreeks 30 juli 2005 te Leersum, althans in het arrondissement
Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een fles
frisdrank, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1] en/of [bedrijf] Leersum, in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd
voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging
met geweld tegen die [aangever 1] en/of [aangever 2], gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke
bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of een of meer
van zijn mededader(s)
- aan die [aangever 1] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, hebben/heeft getoond en daarbij (op dreigende toon) hebben/heeft
gezegd: "kassa, kassa, ik schiet je voor je raap", althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking en/of
- (terwijl die [aangever 2] in een auto achter de vluchtauto van verdachte en/of zijn
mededaders reed) met een vuurwapen, althans soortgelijk voorwerp, (meermalen)
hebben/heeft gevuurd/geschoten in de richting van die [aangever 2];
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
A)
hij op of omstreeks 30 juli 2005 te Leersum, althans in het arrondissement
Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s)
voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk
te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever 1] te dwingen
tot de afgifte van geld en/of goederen van hun/zijn gading, in elk geval van
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1] en /of [bedrijf] Leersum, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en / of zijn mededader(s), tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende hij,
verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s)
-vermomd met een bivakmuts de shop van het tankstation waar die [aangever 1]
werkzaam was binnengegaan en/of
- een vuurwapen, althans een soortgelijk voorwerp, op die [aangever 1] gericht
en/of gericht gehouden, althans getoond en/of
- (daarbij) geroepen: Kassa, Kassa!, Ik schiet je voor je raap", althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking, zijnde de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet voltooid;
B)
hij op of omstreeks 30 juli 2005 te Leersum, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, [aangever 2] heeft bedreigd met enig misdrijf
tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers hebben/heeft
verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend met
een vuurwapen, althans met een soortgelijk voorwerp, (meermalen)
gevuurd/geschoten in de richting van die [aangever 2];
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Vrijspraak
Niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 primair is ten laste gelegd. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank acht niet bewezen dat er sprake is geweest van diefstal van een fles frisdrank.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 subsidiair onder A) en onder B) ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
1.
Subsidiair
A)
hij op 30 juli 2005 te Leersum, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders
voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [aangever 1] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goederen van hun gading, toebehorende aan [aangever 1] en /of [bedrijf] Leersum, tezamen en in vereniging met anderen als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende één of meer van zijn mededader(s)
-vermomd met een bivakmuts de shop van het tankstation waar die [aangever 1]
werkzaam was binnengegaan en/of
- een vuurwapen, althans een soortgelijk voorwerp, op die [aangever 1] gericht en/of
- daarbij geroepen: “Kassa, Kassa!, Ik schiet je voor je raap”, althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking, zijnde de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet voltooid;
B)
hij op 30 juli 2005 te Leersum, tezamen en in vereniging met anderen [aangever 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft één van zijn mededaders opzettelijk dreigend met een vuurwapen geschoten in de richting van die [aangever 2].
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De rechtbank bezigt met betrekking tot het bewezenverklaarde tot het bewijs:
1)De aangifte van [aamgever 1], vermeld op bladzijde 294 en volgende van het proces-verbaal dossiernummer PL0930/08-006062 E van de Politie Regio Utrecht, district Eemland Noord, - zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende dat hij op 30 juli als pomphouder werkzaam was bij het [bedrijf] aan de [adres] te Leersum en dat op die dag twee jongens zijn tankshop binnen kwamen lopen met een bivakmuts op. Eén jongen had een vuurwapen in zijn hand had en schreeuwde: “Kassa, kassa, ik schiet je voor je raap”. [aangever 1] pakte een stok trachtte deze jongen te slaan waarop beide daders vervolgens naar buiten vluchtten en zij aldaar in een Fiat Panda stapten die daarop wegreed.
2)De aangifte van [aangever 2], vermeld op bladzijde 318 en volgende van het proces-verbaal dossiernummer PL0930/08-006062E van de Politie Regio Utrecht, district Eemland Noord,
-zakelijk weergegeven – onder meer inhoudende dat hij op 30 juli 2005 reed in zijn personenauto van het merk Volkswagen, type Golf, op de [adres] te Leersum, dat hij zag dat uit het [bedrijf] aldaar een tweetal mannen kwam rennen met de eigenaar van het benzinestation, die een honkbalknuppel in zijn hand had, achter hen aan en dat hij zag dat beide mannen in een Fiat Panda stapten. Hij zag dat de bestuurder van die Fiat Panda een Marokkaanse man was. Hij heeft onmiddellijk de achtervolging ingezet achter de Fiat Panda aan en zag dat vanuit de Fiat Panda in zijn richting geschoten werd. Hij zag dat er achter de bestuurder een man zat die vanuit het geopende raam in zijn richting schoot. Hierop is [aangever 2] afgeslagen en heeft de Fiat Panda niet meer gezien;
3)De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting.
De strafbaarheid van het feit
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 subsidiair onder A) en onder B) bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Onder 1 subsidiair onder A):
Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Onder 1 subsidiair onder B):
Medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Op de dagvaarding is aan verdachte medegedeeld dat de ad informandum gevoegde strafbare feiten ter bepaling van de strafmaat ter kennis van de rechtbank worden gebracht en dat verdachte daarvoor niet afzonderlijk zal worden vervolgd indien de rechtbank met die feiten rekening houdt.
Nu verdachte de feiten heeft bekend zal de rechtbank rekening houden met 3 ad informandum gevoegde feiten, te weten:
Parketnummer 16/617840-05:
Diefstal van een Fiat Panda in de periode van 28 tot en met 29 juli 2005 aan het [adres] te Veenendaal;
Diefstal uit het [bedrijf 2] te Doorn in de periode van 29 tot en met 30 juli 2005;
Poging tot diefstal door middel van braak bij de [bedrijf 3] te Doorn op 30 juli 2005.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een grove gewapende overval op een benzinestation te Leersum. Verdachte fungeerde bij deze overval als chauffeur van de vluchtauto en wachtte zijn mededaders in die auto op. Bij die overval is gebruik gemaakt van een doorgeladen vuurwapen, waarmee de pompbediende is bedreigd. De pompbediende heeft zich daarop verzet door zich met een stok te verdedigen, waarna verdachte en zijn mededaders op de vlucht zijn geslagen in voormelde auto. Bij de achtervolging van die auto door een passant heeft één van zijn mededaders op diens auto geschoten, waarna de achtervolging werd gestaakt.
Bij de slachtoffers van dit feit zijn ernstige gevoelens van schrik en angst teweeggebracht. Voorts veroorzaken dit soort feiten gevoelens van angst en van onveiligheid in de maatschappij.
Namens verdachte is aangevoerd dat hij de feiten onder druk van zijn mededaders heeft gepleegd, hetgeen bevestigd zou worden door de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2].
De rechtbank acht echter niet aannemelijk dat sprake is geweest van een zodanige druk dat hiermee in de strafmaat rekening zou moeten worden gehouden.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 30 september 2008, waaruit blijkt dat de verdachte vele malen wegens vermogens- en ook geweldsdelicten is veroordeeld;
- een voorlichtingsrapport betreffende de verdachte van de Reclassering Nederland, Rego Midden en Oost-Nederland, d.d. 25 juli 2008, opgemaakt door G.J.H. Beernink, reclasseringswerker.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte voor het onder 1 primair tenlastegelegde feit wordt vrijgesproken en ter zake van de onder 1 subsidiair onder A) en onder B) ten laste gelegde feiten onder meer wordt veroordeeld tot -kort gezegd-- een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook als zulks zou inhouden dat verdachte zich laat behandelen door De Waag te Utrecht.
De rechtbank acht, alles afwegende, een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten ziet de rechtbank geen aanleiding een deels voorwaardelijke straf op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan met deze straf, die lager is dan door de officier van justitie is gevorderd, worden volstaan.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 57, 63, 285 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 subsidiair onder A) en onder B) ten laste
gelegde feiten, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van DERTIG MAANDEN.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mrs. N.V.M. Gehlen, J.W. Veenendaal en M.H.L. Schoenmakers, bijgestaan door F.P.L. van der Lee, als griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 november 2008.
Mr. M.H.L. Schoenmakers en F.P.L. van der Lee zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.