ECLI:NL:RBUTR:2008:BH5634

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
16 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/602659-08
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak tegen verdachte wegens poging tot moord en winkeldiefstal

Op 16 december 2008 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1991 en thans gedetineerd. De officier van justitie beschuldigde de verdachte van twee feiten: poging tot moord op [aangever 1] en winkeldiefstal met geweld tegen [aangever 2]. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld en de standpunten van zowel de officier van justitie als de verdediging gehoord. De officier van justitie vorderde vrijspraak voor het eerste feit, en de verdediging steunde deze vordering. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastelegging van poging tot moord, en sprak de verdachte vrij van dit feit. Ook voor het tweede feit, de winkeldiefstal, was er te veel twijfel over de identiteit van de verdachte, waardoor de rechtbank ook hiervoor vrijspraak verleende. De benadeelde partij, [aanklager 1], die schadevergoeding vorderde, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, aangezien de verdachte was vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank wees ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf af, omdat de verdachte was vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/602659-08; 16/602691-07 (tul) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 16 december 2008
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
thans gedetineerd in de R.I.J. De Heuvelrug, loc. Eikenstein te Zeist
raadsman mr. R.I. Takens, advocaat te Amsterdam.
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 16 december 2008, waarbij de officier van justitie, mr. W.J. Koreman, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1 primair: getracht heeft [aangever 1] met een mes van het leven te beroven
1 subsidiair: getracht heeft [aangever 1] met een mes zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
1 meer subsidiair: [aangever 1] heeft mishandeld
2: een winkeldiefstal heeft gepleegd, waarbij hij geweld heeft gebruikt tegen [aangever 2].
3. De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en vordert dat verdachte van dit feit zal worden vrijgesproken.
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de aangifte van [aangever 2], de verklaring van [getuige 1], het overzicht van de leerplichtambtenaar [J], de verklaringen van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] alsmede de videoprints in het dossier.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit kan komen en sluit daarbij aan bij het standpunt van de officier van justitie.
Ook ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit is de verdediging van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op het feit dat het signalement dat door de aangever is opgegeven niet overeenkomt met dat van verdachte. Verdachte is niet tussen de 20 en 30 jaar oud, maar was ten tijde van dit feit 17 jaar, hij heeft geen lengte van 1.70 -1.75 m, maar is 1.88 m lang. Daar komt bij dat verdachte in die tijd een opvallend lange haardracht had, hetgeen niet overeenkomt met de haardracht van de persoon die op de videoprints die van het voorval zijn gemaakt, staat afgebeeld.
Voorts is de videoprint waar de dader en face op staat van een bijzonder slechte kwaliteit en laat weinig zien van de persoon die daarop staat afgebeeld.
Getuige [getuige 1] verklaart nog dat hij de dader herkend heeft, omdat die dader een klas voor hem op de lagere school heeft gezeten. Nu verdachte 2 jaar jonger is dan [getuige 1] wijst dit er temeer op dat hij niet de dader is van het onder 2 ten laste gelegde, aldus de raadsman.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het onder 1 ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken. Ook de raadsman is die mening toegedaan.
De rechtbank is het met de officier van justitie en de raadsman eens dat het onder 1 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De rechtbank zal verdachte dan ook van dit feit vrijspreken.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit is de rechtbank van oordeel dat er teveel twijfel bestaat of verdachte dit feit heeft gepleegd, gelet op het signalement dat van de dader is gegeven, de persoon die op de videoprints staat afgebeeld en de persoon van verdachte. Met name heeft de rechtbank verdachte niet herkend op de videoprints van de bewakingscamera.
De rechtbank acht derhalve ook niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit feit heeft geleegd en zal verdachte van dit feit eveneens vrijspreken.
5. De benadeelde partij
De benadeelde partij [aanklager 1] vordert een schadevergoeding van € 500,00 voor feit 1.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
6. De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van 2 weken jeugddetentie die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de kinderrechter te Utrecht van 5 oktober 2007 ten uitvoer zal worden gelegd.
Nu verdachte wordt vrijgesproken, dient de vordering tot tenuitvoerlegging te worden afgewezen.
7. De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij [aangever 1] niet-ontvankelijk in zijn vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. Bruna, voorzitter, mr. L. Bakker-Splinter en mr. C.W. Bianchi, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Nieboer, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 16 december 2008.