ECLI:NL:RBUTR:2008:BH1276

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
7 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/446827-07
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • I.J.B. Corbey
  • E.F. Bueno
  • J.D.E. Brouwer-Poederbach
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van hennepplantage en diefstal van elektriciteit

In de zaak tegen de verdachte, geboren in 1961 te [geboorteplaats], werd op 7 november 2008 door de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk telen van hennepplanten en het stelen van elektriciteit. De tenlastelegging omvatte twee hoofdpunten: het telen van ongeveer 747 hennepplanten in een pand te Nieuwegein en het wederrechtelijk toe-eigenen van elektriciteit van Eneco Energie tussen 4 september 2006 en 22 oktober 2007. De verdediging voerde aan dat de machtiging tot binnentreden in de woning van de verdachte ontbrak, waardoor de rechtmatigheid van het binnentreden niet kon worden gecontroleerd. Dit zou moeten leiden tot uitsluiting van het bewijs.

De rechtbank oordeelde dat er voldoende aanwijzingen waren voor een redelijk vermoeden van schuld, gebaseerd op een anonieme melding en een positieve warmtemeting. De rechtbank verwierp de verweren van de verdediging met betrekking tot bewijsuitsluiting en onrechtmatig binnentreden. Echter, tijdens het onderzoek ter terechtzitting bleek dat het strafdossier incompleet was. Zowel de rechtbank als de officier van justitie concludeerden dat er onvoldoende bewijsmiddelen aanwezig waren om de feiten te kunnen bewijzen. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van beide tenlastegelegde feiten.

Dit vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer voor strafzaken, met de rechters I.J.B. Corbey, E.F. Bueno en J.D.E. Brouwer-Poederbach, en griffier H.A.M. Mr. Brouwer-Poederbach was buiten staat om het vonnis mede te ondertekenen. De beslissing werd genomen op basis van het onderzoek op de terechtzitting van 7 november 2008.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/446827-07
Datum uitspraak: 7 november 2008
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1961 te [geboorteplaats],
wonende [woonadres] te [woonplaats].
Raadsman: mr. R.D.A. van Boom, advocaat te Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 november 2008.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 oktober 2007 te Nieuwegein opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres] aldaar) ongeveer 747, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 04 september 2006 tot en met 22 oktober 2007 te Nieuwegein, althans in het arrondissement Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid electriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Eneco Energie, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen electriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak op/verbreking van de verzegeling van de hoofdaansluitkast.
Vrijspraak
De raadsman heeft aangevoerd dat de machtiging tot binnentreden in het dossier ontbreekt. Hierdoor kan de rechtmatigheid van het binnentreden in de woning van verdachte niet worden gecontroleerd en dientengevolge dienen de daaruit vloeiende bewijsmiddelen van het bewijs te worden uitgesloten.
Voorts heeft de raadsman gesteld dat er onvoldoende basis was voor verstrekking van een machtiging tot binnentreden, omdat er enkel een anonieme melding was van 13 september 2008 en pas één maand later een warmtemeting door Eneco werd uitgevoerd. Vervolgens is pas elf dagen na de warmtemeting zonder toestemming in de woning binnengetreden, terwijl er op dat moment geen indicaties van buitenaf waren geconstateerd.
De raadsman is derhalve van oordeel dat verdachte primair moet worden vrijgesproken in verband met bewijsuitsluiting en subsidiair moet worden vrijgesproken omdat sprake is van onrechtmatig binnentreden.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van een anonieme melding en een positieve warmtemeting voldoende aanwijzingen aanwezig waren voor een redelijk vermoeden van schuld. De machtiging tot binnentreden is derhalve op de juiste gronden afgegeven.
De rechtbank is van oordeel dat het enkele feit dat de machtiging tot binnentreden ontbreekt, onvoldoende is om te concluderen dat het bewijs onrechtmatig is verkregen.
De rechtbank verwerpt derhalve de verweren strekkende tot vrijspraak in verband met bewijsuitsluiting en onrechtmatig binnentreden.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank echter gebleken dat het strafdossier incompleet is.
De rechtbank is – evenals de officier van justitie – van oordeel dat er op basis van het ter terechtzitting aanwezige huidige dossier onvoldoende bewijsmiddelen voorhanden zijn om de feiten te kunnen bewijzen. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van de beide tenlastegelegde feiten.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mrs I.J.B. Corbey, E.F. Bueno en J.D.E. Brouwer-Poederbach, bijgestaan door H.A.M. als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 november 2008.
Mr Brouwer-Poederbach is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.