ECLI:NL:RBUTR:2008:BH1207

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
27 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-601011-08
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot brandstichting in schoolgebouw met voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Utrecht op 27 november 2008 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot brandstichting in een schoolgebouw. De verdachte heeft in de periode van 24 tot en met 27 augustus 2008 meerdere pogingen ondernomen om brand te stichten in een schoolgebouw te Renswoude. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte aanmaakblokjes en brandbare stoffen heeft gebruikt in haar pogingen, wat gemeen gevaar voor goederen met zich meebracht. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de poging tot brandstichting, maar heeft haar vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder de brandstichtingspogingen hebben plaatsgevonden, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft blijk gegeven van berouw en heeft excuses aangeboden aan de betrokken school. Uit een psychiatrisch rapport bleek dat de verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, wat haar gedragingen heeft beïnvloed. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is.

De uiteindelijke straf die aan de verdachte is opgelegd, bestaat uit een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank heeft als bijzondere voorwaarde gesteld dat de verdachte zich moet houden aan de voorschriften van de Reclassering, inclusief deelname aan een behandeling. De rechtbank heeft ook bepaald dat de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering wordt gebracht op de onvoorwaardelijke straf.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/601011-08
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 november 2008
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1965] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in de P.I.V., Huis van Bewaring Nieuwersluis.
Raadsman mr. X.B. Sijmons, advocaat te Amersfoort.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 25 november 2008, waarbij de officier van justitie, mr. M. Grüschke, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 24 augustus
2008 tot en met 27 augustus 2008 te Renswoude, althans in het arrondissement
Utrecht, (telkens) ter uitvoering van het door haar voorgenomen misdrijf om
opzettelijk brand te stichten in een pand (schoolgebouw) met het adres [adres], (terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor dat
schoolgebouw en/of de daarin aanwezige goederen, althans gemeen gevaar voor
goederen te duchten was), met dat opzet (telkens)
-één of meer aanmaakblokje(s) in één of meer ventilatiegat(en) en/of
ventilatierooster(s) in (een) mu(u)r(en) van dat pand heeft aangebracht en/of
-een hoeveelheid lampenolie/spiritus, althans een hoeveelheid brandbare stof
op die/dat aanmaakblokje(s) heeft aangebracht en/of (vervolgens)
-die/dat aanmaakblokje(s) (met een aansteker) heeft aangestoken,
in elk geval met dat opzet (telkens) (open) vuur in aanraking heeft gebracht
met (een) in lampenolie en/of spiritus gedrenkte aanmaakblokje(s), althans met
(een) brandbare stof(fen), zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
(telkens) niet voltooid.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis wordt gehecht.
4.2 De bewijsoverwegingen
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van
25 november 2008;
- de bekennende verklaring afgelegd bij de politie op 28 augustus 2008;
- de aangiften door [getuige] d.d. 25 augustus 2008, 26 augustus 2008 en 27 augustus 2008 ;
- het rapport van J. Rijnders, Commandant Brandweer Renswoude d.d. 26 augustus 2008 ;
- het rapport van de regionale technische recherche d.d. 26 augustus 2008.
4.3 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op tijdstippen in de periode van 24 augustus 2008 tot en met 27 augustus 2008 te Renswoude,
telkens ter uitvoering van het door haar voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten in een pand (schoolgebouw) met het adres [adres], terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten voor dat schoolgebouw en de daarin aanwezige goederen, te duchten was, met dat opzet telkens
- aanmaakblokjes in ventilatiegaten en/of ventilatieroosters in muren van dat pand heeft aangebracht en/of
-een hoeveelheid lampenolie op die aanmaakblokjes heeft aangebracht en vervolgens
-die aanmaakblokjes met een aansteker heeft aangestoken,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf telkens niet voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar met reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde, ook als dat inhoudt een behandeling bij Wier.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank in overweging gegeven een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die gelijk staat aan de duur van de voorlopige hechtenis, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf met de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de Reclassering, ook wanneer dit een behandeling bij Wier inhoudt.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder de pogingen tot brandstichting hebben plaatsgevonden en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder de pogingen tot brandstichting hebben plaatsgevonden neemt de rechtbank in het bijzonder in aanmerking dat de verdachte heeft getracht een schoolgebouw in brand te steken. Het meerdere keren proberen brand te stichten in de school veroorzaakte gevoelens van onrust en onveiligheid bij de kinderen, hun ouders en alle overige betrokkenen. Als er daadwerkelijk brand in het schoolgebouw was ontstaan, dan had dit grote schade kunnen veroorzaken.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte neemt de rechtbank in aanmerking het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 10 oktober 2008, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Gezien de proceshouding van verdachte waarin zij ruimhartig openheid van zaken heeft gegeven, waarbij zij zichzelf niet heeft gespaard, heeft de rechtbank de indruk dat er bij verdachte sprake is van oprecht berouw.
De rechtbank vindt het voorts positief dat verdachte een brief met spijtbetuiging heeft geschreven naar de [naam school], waarin zij haar excuses heeft aangeboden.
Uit het psychiatrisch rapport d.d. 3 november 2008 van drs. M.H.T. de Vette, psychiater in opleiding, onder supervisie van drs. F. Nhass, psychiater, blijkt dat de verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, te omschrijven als zwakbegaafdheid, en impulscontroleproblematiek in het kader van borderline persoonlijkheidstrekken, hetgeen de gedragingen van de verdachte in redelijke mate heeft beïnvloed. Daar komt bij dat er sprake was van chronische overbelasting in haar levensomstandigheden bij onvoldoende capaciteiten en draagkracht, hetgeen heeft geleid tot inadequate gedragskeuzes en gedragingen.
De rapporteurs concluderen dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar kan worden geacht. De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt deze tot de hare.
De rapporteurs adviseren om een langdurig middelintensieve begeleiding bij een instelling als Hanzeborg of Wier op te leggen als bijzondere voorwaarde.
Uit het voorlichtingsrapport van de Reclassering Nederland d.d. 25 november 2008 van M. Bongenaar, reclasseringswerker, blijkt dat de kans op recidive op langere termijn aanwezig wordt geacht. De Reclassering heeft geadviseerd een gedeeltelijk voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht en deelname aan een behandeling bij Wier of een soortgelijke instelling.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Wel ziet de rechtbank aanleiding een deel daarvan, te weten
5 maanden voorwaardelijk op te leggen. Met deze voorwaardelijke straf wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en wordt voorts een verplichte begeleiding door de Reclassering mogelijk gemaakt.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 45, 57 en 157 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.3 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Poging tot opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, meermalen gepleegd.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt het volgen van een behandeling bij Wier;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.M.E. Doekes-Beijnes, voorzitter, mr. P. Bender en mr. A.J.P. Schotman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.E. Falkmann, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 27 november 2008.