vonnis
RECHTBANK UTRECHT
251725 / KG ZA 08-68913 augustus 2008
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 251725 / KG ZA 08-689
Vonnis in kort geding van 13 augustus 2008
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser],
gevestigd te [vestigingsplaats], gemeente [gemeente],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
hierna te noemen: “[eiser]”,
procureur mr. J.M. van Noort,
advocaten mrs. J. Koekkoek en M.S. Swager te Haarlem,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 1],
gevestigd te [vestigingsplaats] en kantoorhoudende te [woonplaats],
hierna te noemen: “[gedaagde sub 1]”,
2. [gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: “[gedaagde sub 2]”,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
hierna gezamenlijk aan te duiden als: “[gedaagde c.s.]”,
procureur mr. P.C. Seghers.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 15 juli 2008,
- de producties 1 tot en met 24 van [eiser],
- de akte houdende vermeerdering van eis van [eiser],
- de producties 1 tot en met 14 van [gedaagde c.s.],
- de conclusie van eis in reconventie van [gedaagde c.s.],
- de vermeerdering van eis in reconventie van [gedaagde c.s.],
- de mondelinge behandeling van 28 juli 2008,
- de pleitnota van [eiser],
- de pleitnota van [gedaagde c.s.]
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten in conventie en reconventie
2.1. [eiser] en [gedaagde sub 1] zijn beide een werving- en selectiebureau.
2.2. [eiser] is op 2 maart 2005 opgericht.
Enig aandeelhouder en bestuurder van [eiser] is de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [naam B.V. 1] te [vestigingsplaats] (hierna te noemen: “[Naam B.V. 1”]).
[X] (hierna te noemen: “[X]”) is enig aandeelhouder en bestuurder van [naam B.V. 1].
2.3. Voor de oprichting van [eiser] dreef [X] een eenmanszaak onder de namen “[naam]” en “[naam]”. Deze eenmanszaak, die zich bezig hield met het detacheren van werknemers bij opdrachtgevers, is op 2 maart 2005 omgezet in [eiser].
2.4. Van 1 september 2003 tot 1 januari 2006 is [gedaagde] in loondienst werkzaam geweest bij de eenmanszaak van [X] “[naam]” (tot 2 maart 2005) en bij [eiser] (vanaf 2 maart 2005).
2.5. [gedaagde sub 1] is op 21 februari 2006 opgericht. [gedaagde sub 2] is enig aandeelhouder en bestuurder van [gedaagde sub 1].
2.6. Vanaf 1 januari 2006 heeft [gedaagde sub 1] (in de persoon van [gedaagde sub 2]) in opdracht en voor rekening van [eiser] diverse werkzaamheden voor [eiser] verricht. Deze werkzaamheden hadden betrekking op acquisitie, relatieonderhoud en werving.
[eiser] en [gedaagde sub 1] zijn overeengekomen dat [gedaagde sub 1] voor deze werkzaamheden maandelijks een vergoeding bij [eiser] in rekening kon brengen ter grootte van 50% van de “bruto marge” zijnde de omzet verminderd met de personeelskosten vermenigvuldigd met 1,2 en met de inkoop derden vermenigvuldigd met 1,1.
2.7. Op 22 mei 2008 heeft [eiser] ([X]) de relatie met [gedaagde sub 1] ([gedaagde sub 2]) beëindigd.
2.8. Op 12 juni 2008 heeft [gedaagde sub 2] een aantal spullen, welke in het door [eiser] gehuurde kantoorpand aanwezig waren, meegenomen, waaronder een laptop, gespreksnotities van kandidaten en ex-werknemers van [eiser] en diverse gegevens van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [naam B.V. 2] (hierna te noemen: “[naam B.V. 2]”) van welke vennootschap [eiser] en [gedaagde sub 1] ieder voor 50% eigenaar zijn.
2.9. [gedaagde sub 2] is in het bezit van sleutels van het door [eiser] gehuurde kantoorpand
en van een mobiele telefoon van [eiser].
2.10. Bij brief van 18 juni 2008 heeft mr. J. Koekkoek namens [eiser] – voor zover relevant – het volgende aan [gedaagde sub 1] geschreven:
Tot mij heeft zich gewend [eiser] naar aanleiding van uw brief van 10 juni 2008.
In tegenstelling tot wat u in uw brief vermeldt, kwam de beëindiging van de samenwerking uiteraard niet uit de lucht vallen. (…)
Cliënte heeft echter op 22 mei jl. ook aangegeven dat (nadere) afspraken over afwikkeling gemaakt zouden worden bij terugkeer van de vakantie van de heer [X]. U heeft echter gemeend dat niet te moeten afwachten, en u heeft op 12 juni jl. een onaangekondigd bezoek gebracht – in gezelschap van een onbekende derde – aan het kantoor van cliënte, terwijl u wist dat de heer [X] niet aanwezig was. U heeft zonder toestemming van cliënte diverse eigendommen van cliënte meegenomen, waaronder een map met gespreknotities met kandidaten van [eiser], diverse gegevens van [naam B.V. 2] waaronder de bankmap, bankafschriften en facturen van de Kamer van Koophandel. Daarnaast heeft u zonder toestemming diverse bestanden gekopieerd en daarna van de server van [eiser] verwijderd. Daarbij heeft u medewerkers van cliënte bedreigd met mededelingen als 'Als je niet meewerkt, ga je nog wat meemaken.'
Bij deze wordt u verzocht en voor zover nodig gesommeerd om de eigendommen van cliënte per omgaande te retourneren. (…)
Wel is het zo dat er nog de nodige zaken over en weer dienen te worden afgerekend en geregeld. Cliënte stelt in dit verband het volgende voor:
1. Voor wat betreft de maand april 2008 zou door u nog een bedrag van ad
EUR 15.796,93 exclusief BTW te factureren zijn. Daar staan echter diverse
vorderingen van cliënte tegenover, waarover hieronder meer.
Daarnaast wijs ik u er voor de goede orde op dat cliënte uiteraard niet tot enige
betaling zal overgaan vóórdat de eigendommen van cliënte geretourneerd zijn.
2. Voor wat betreft de maand mei 2008 is nog niet duidelijk welk bedrag te factureren
zou zijn (zie punt 7 hierna). De maand mei 2008 is echter een slechte maand
geweest, zodat zoals het er nu naar uitziet door u een bedrag van -/- EUR 2.603,80
aan cliënte betaald zal dienen te worden. Voor deze voorlopige berekening verwijs
ik naar de bijlage (spreadsheet).
(…)
4. U dient nog in te leveren de telefoon en simkaart van cliënte. (…) Daarnaast dient
u nog de laptop van cliënte in te leveren inclusief alle gegevens die zich daarop
bevonden ten tijde van uw vertrek op 22 mei jl. Tot slot dient u nog in te leveren
de sleutel van kantoor en de inrijkaart voor het parkeerterrein.
(…)
6. U bent ieder voor 50% eigenaar van [naam B.V. 2] waarbij [naam B.V. 2]
eigenaar is van 100% van de aandelen van [naam B.V. 3] i.o. (…)
(…)
9. Het is u niet toegestaan om werknemers van cliënte direct of indirect te benaderen.
Tevens is het u niet toegestaan om direct of indirect werknemers te detacheren bij
opdrachtgevers van [eiser]. Evenmin is het u toegestaan om direct of indirect
werknemers op basis van werving en/of selectie te plaatsen bij opdrachtgevers van
[eiser]. (…)
10. Partijen zullen zich niet negatief over elkaar uitlaten. (…)
2.11. Op 25 juni 2008 heeft [gedaagde sub 2]/[gedaagde sub 1] aan diverse ex-werknemers, klanten en relaties van [eiser] een e-mailbericht met de volgende tekst verzonden:
Na oprichting en jaren verdere bouw (de voorzieningenrechter lees: heb) ik besloten buiten [eiser] verder te gaan.
Onderstaand treft u mijn nieuwe gegevens aan. Wilt u deze in uw contactgegevens wijzigen.
[gedaagde sub 1] gaat zich bezig houden met de bemiddeling van beschikbare kandidaten bij opdrachtgevers in de financiële dienstverlening, met name banken en verzekeraars. Wij bemiddelen in alle mogelijke posities zoals front-, mid-, en backoffice.
Mocht u op (korte) termijn beschikbaar zijn voor een passende opdracht dan verzoeken wij u ons uw meest recente cv te zenden waarna wij contact met u zullen opnemen.
[gedaagde sub 2]
[gedaagde sub 1]
2.12. Naar aanleiding van een daartoe strekkend verzoekschrift van [gedaagde sub 1] van 11 juli 2008 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht bij beschikking van 14 juli 2008 aan [gedaagde sub 1] verlof verleend om ten laste van [eiser] conservatoir beslag onder derden te leggen, dit ter verzekering van verhaal van de door [gedaagde sub 1] in haar verzoekschrift gestelde vordering op [eiser] ter grootte van in totaal EUR 106.565,06 aan hoofdsom. De voorzieningenrechter heeft daarbij de vordering van [gedaagde sub 1] met inbegrip van rente en kosten begroot op EUR 150.000,00 en bepaald dat de eis in de hoofdzaak binnen 28 dagen na het eerste beslag moet worden ingesteld.
2.13. De gerechtsdeurwaarder heeft uit hoofde van de in 2.13 genoemde beschikking van de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht op:
- 17 juli 2008 ten laste van [eiser] conservatoir beslag gelegd onder de besloten vennootschap
met beperkte aansprakelijkheid [naam B.V. 4] te [vestigingsplaats] (hierna te noemen:
“[naam B.V. 4]”),
- 18 juli 2008 ten laste van [eiser] conservatoir beslag gelegd onder de besloten
vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [naam B.V. 5] te [vestigingsplaats]
(hierna te noemen: “[naam B.V. 5]”) en de besloten vennootschap met beperkte
aansprakelijkheid [naam B.V. 6] te [vestigingsplaats] (hierna te noemen: “[naam B.V. 6]”).
2.14. Naar aanleiding van een daartoe strekkend verzoekschrift van [eiser] van 9 juli 2008 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht bij beschikking van 9 juli 2008
aan [eiser] verlof verleend om ten laste van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] conservatoir (derden)beslag te leggen, dit ter verzekering van verhaal van de door [eiser] in haar verzoekschrift gestelde vordering van in totaal EUR 450.000,00 inclusief rente en kosten.
2.15. De gerechtsdeurwaarder heeft uit hoofde van de in 2.15 genoemde beschikking van de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht op 9 juli 2008 ten laste van [gedaagde sub 2] conservatoir beslag gelegd op:
- een sloep, merk Interboat 17, genaamd “[naam]” met opschrift “naam” met
toebehoren lengte 5.40 meter breedte 2.25 meter, (hierna te noemen: “de sloep”),
- een personenauto, merk SAAB, type 9-3 Sport Estate Aero 2.8T, kleur groen, kenteken
[kentekennummer] (hierna te noemen: “de auto”).
Daarnaast heeft de gerechtsdeurwaarder op 9 juli 2008 ten laste van [gedaagde sub 1] conservatoir beslag gelegd onder:
- de coöperatie Coöperatieve Centrale Rafeissen-Boerenleenbank B.A., mede handelende
onder de naam Rabobank Nederland, te Utrecht (hierna te noemen: “Rabobank
Nederland”),
- de naamloze vennootschap ABN AMRO Bank N.V. statutair gevestigd te Amsterdam en
mede kantoorhoudende te Utrecht (hierna te noemen: “ABN AMRO bank”).
3. Het geschil in conventie en reconventie
3.1. [eiser] vordert na wijziging van eis – samengevat – dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde c.s.]:
a) wordt veroordeeld om, op straffe van een niet voor verrekening vatbare dwangsom,
binnen 24 uur na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis aan [eiser] af te geven
de eigendommen en vertrouwelijke gegevens van [eiser], waaronder een laptop,
b) wordt geboden om, op straffe van een niet voor verrekening vatbare dwangsom, binnen
twee dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis aan [eiser] een lijst ter
hand te stellen van alle (ex-)werknemers, klanten en relaties van [eiser]:
1) die door [gedaagde c.s.] op enigerlei wijze zijn benaderd,
2) met wie [gedaagde c.s.] contact heeft gehad, dit met vermelding van de aard van het
contact,
3) aan wie [gedaagde c.s.] de e-mail van 25 juni 2008 (zoals weergegeven in 2.12) heeft
verzonden, dit onder vermelding van de e-mailadressen van deze personen,
c) wordt verboden om, op straffe van een niet voor verrekening vatbare dwangsom, met
onmiddellijke ingang na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis contacten te
onderhouden met de onder b1 tot en met b3 bedoelde (ex-) werknemers, klanten en
relaties van [eiser],
d) wordt geboden om, op straffe van een niet voor verrekening vatbare dwangsom, binnen
twee dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis aan de onder b3
bedoelde personen een rectificatie te zenden met de volgende tekst:
In mijn e-mail van 25 juni 2008 heb ik aangegeven dat ik oprichter zou zijn van [eiser].
Dat is niet juist. Enig oprichter van [eiser] is [X];
Bij het verzenden van mijn e-mail aan u heb ik ten onrechte gebruik gemaakt van vertrouwelijke
gegevens van u en van [eiser]. Dat is niet de fout van [eiser], deze gegevens had ik mij ten onrechte
toegeëigend;
Ik heb u aangegeven dat u mij uw C.V. kunt sturen en/of dat ik u of voor u zou kunnen
bemiddelen, maar dat is onjuist;
Voor verdere inlichtingen kunt u contact opnemen met [X] en/of [Z] van [eiser];
[gedaagde sub 1] /[gedaagde sub 2]
e) wordt verboden om zich negatief uit te laten over [eiser] en over de voor en bij [eiser]
werkzame personen met inbegrip van [X], dit op straffe van een niet voor
verrekening vatbare dwangsom,
f) wordt veroordeeld om de in 2.14 genoemde conservatoire beslagen onmiddellijk, althans
binnen 24 uur na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis, op te heffen,
g) wordt veroordeeld in de proceskosten,
3.2. [gedaagde c.s.] voert verweer tegen deze vorderingen van [eiser].
3.3. [gedaagde c.s.] vordert in reconventie na wijziging van eis dat [eiser] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld:
a) om aan [gedaagde sub 1] bij wijze van voorschot te betalen de aan [gedaagde sub 1]
toekomende vergoeding over de maand april 2008, zijnde een bedrag van
EUR 18.797,24, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover vanaf 11 juli
2008,
b) om aan [gedaagde sub 1] bij wijze van voorschot te betalen de aan [gedaagde sub 1]
toekomende vergoeding over de maand mei 2008, zijnde een bedrag van EUR 14.875,00,
te vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover vanaf 11 juli 2008,
c) om aan [gedaagde sub 1] bij wijze van voorschot te betalen de aan [gedaagde sub 1]
toekomende vergoeding ter zake van de correctie over de jaren 2006 en 2007, zijnde een
bedrag van EUR 72.891,71, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover
vanaf 11 juli 2008,
d) om aan [gedaagde sub 1] te verstrekken de gegevens ter zake van de door [eiser]
gefactureerde omzet en de voor rekening van [eiser] gekomen personeelskosten en
overige kosten, dit met betrekking tot de maanden januari, februari, maart, april en mei
2008 en met overlegging van de onderliggende bewijsstukken, althans de hiervoor
bedoelde gegevens uiterlijk binnen 14 dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen
vonnis aan een door [gedaagde sub 1] aan te stellen accountant ter inzage te verstrekken,
dit alles op straffe van een dwangsom van EUR 1.000,00 voor iedere dag of deel daarvan
dat [eiser] daarmee geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft,
e) om de in 2.16 genoemde conservatoire beslagen op te heffen,
f) in de proceskosten.
3.4. [eiser] voert verweer tegen deze in reconventie ingestelde vorderingen van [gedaagde c.s.]
3.5. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling in conventie
De vordering zoals weergegeven in 3.1 onder a
4.1. [eiser] baseert haar vordering zoals weergegeven in 3.1 onder a op de stelling dat [gedaagde c.s.] zonder haar toestemming aan [eiser] in eigendom toebehorende zaken onder zich houdt. Het gaat daarbij om de volgende zaken:
1) een laptop,
2) de sleutels van het door [eiser] gehuurde kantoorpand,
3) een map met gespreknotities van kandidaten en ex-werknemers van [eiser],
4) diverse gegevens van [naam B.V. 2], waaronder een bankmap, bankafschriften en facturen van
de Kamer van Koophandel, en
5) een mobiele telefoon.
Laptop
4.2. Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde c.s.] in het bezit is van een laptop, wel wie deze uiteindelijk heeft betaald. Op grond van artikel 3:109 BW wordt [gedaagde c.s.] vermoed deze laptop voor zichzelf te houden en derhalve bezitter van deze laptop te zijn. In combinatie met het wettelijk vermoeden van artikel 3:119 BW wordt [gedaagde c.s.] vermoed rechthebbende van de laptop te zijn behoudens door [eiser] te leveren tegenbewijs. Feiten en omstandigheden die erop wijzen dat [eiser] – zoals zij stelt en [gedaagde c.s.] betwist – de eigenaar is van de laptop zijn niet gebleken. De vordering tot afgifte van de laptop zal dan ook worden afgewezen.
Sleutels van het door [eiser] gehuurde kantoorpand
4.3. Vaststaat dat [gedaagde c.s.] sleutels van het door [eiser] gehuurde kantoorpand in bezit heeft. [eiser] is als huurder van het kantoorpand gerechtigd om te bepalen aan wie zij de toegang tot het kantoorpand wenst te verlenen en aan wie zij een exemplaar van de sleutels van dit kantoorpand wenst te verstrekken. Vaststaat dat de relatie tussen [eiser] en [gedaagde c.s.] is beëindigd en dat [eiser] in verband daarmee de aan [gedaagde c.s.] verstrekte sleutels van het kantoorpand wil terugontvangen.
De vordering tot afgifte van deze sleutels is gelet op het voorgaande dan ook toewijsbaar. De stelling van [gedaagde c.s.] dat [eiser] geen belang bij deze vordering heeft omdat zij de sloten van het kantoorpand heeft laten vervangen, wordt verworpen. [eiser] heeft aangevoerd dat zij bij het einde van de huur van het kantoorpand de oude sloten weer terug zal moeten plaatsen en alle daarbij behorende sleutels aan de verhuurder zal moeten teruggeven.
Ook de in verband met deze vordering gevorderde dwangsom is toewijsbaar met dien verstande dat deze dwangsom op de in de beslissing te vermelden wijze zal worden beperkt.
Map met gespreknotities van kandidaten en ex-werknemers van [eiser],
4.4. De vordering strekkende tot afgifte van de map met gespreknotities van kandidaten en ex-werknemers van [eiser] zal worden toegewezen. Het betreffen hier notities die betrekking hebben op de bedrijfsvoering van [eiser] en vaststaat dat [gedaagde c.s.] deze notities zonder toestemming van [eiser] uit het kantoor van [eiser] heeft meegenomen. Dat het slechts om aantekeningen gaat die door Overmeer zijn gemaakt, maakt dit niet anders.
Ook de in dit verband gevorderde dwangsom zal worden toegewezen met dien verstande dat deze dwangsom op de in de beslissing te vermelden wijze zal worden beperkt.
Gegevens van [naam B.V. 2]
4.5. De vordering strekkende tot afgifte van de gegevens van [naam B.V. 2] zal worden afgewezen aangezien vaststaat dat [eiser] en [gedaagde sub 1] ieder voor 50% eigenaar van [naam B.V. 2] zijn en [gedaagde sub 1] als mede-eigenaar in beginsel recht heeft om over deze gegevens te beschikken. Feiten en omstandigheden die meebrengen dat dit niet het geval is, zijn niet gebleken.
Mobiele telefoon
4.6. De vordering tot afgifte van de mobiele telefoon zal worden toegewezen aangezien [gedaagde c.s.] niet heeft betwist dat zij in het bezit is van een mobiele telefoon waarvan [eiser] de eigenaar is.
Ook de in dit verband gevorderde dwangsom zal worden toegewezen met dien verstande dat deze dwangsom op de in de beslissing te vermelden wijze zal worden beperkt.
De vorderingen zoals weergegeven in 3.1 onder b en c
4.7. [eiser] baseert de vorderingen zoals weergegeven in 3.1 onder b en c – kort gezegd – op de stelling dat [gedaagde c.s.] onrechtmatig tegenover haar heeft gehandeld door op onrechtmatige wijze met haar te concurreren. Zij voert daartoe – samengevat – aan dat [gedaagde c.s.] met gebruikmaking van vertrouwelijke gegevens van [eiser] op systematische wijze relaties van [eiser] (ex-werknemers, klanten en opdrachtgevers) heeft benaderd met als doel deze relaties voor zich te winnen.
[gedaagde c.s.] betwist dit alles. In dit verband wordt het volgende overwogen.
4.8. Tussen [eiser] en [gedaagde sub 2] heeft tot 1 januari 2006 een arbeidsovereenkomst bestaan. In deze arbeidsovereenkomst was geen concurrentie- of relatiebeding opgenomen.
Aansluitend aan deze arbeidsovereenkomst heeft [gedaagde sub 2] namens zijn BV, [gedaagde sub 1], in opdracht en voor rekening van [eiser] diverse werkzaamheden voor [eiser] verricht. Ook ten aanzien van deze relatie geldt dat partijen geen concurrentie- of relatiebeding zijn overeengekomen.
Als uitgangspunt geldt dan ook dat [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] gerechtigd zijn om met [eiser] te concurreren en relaties van [eiser] te benaderen om deze relaties voor zich te winnen.
Dit uitgangspunt leidt onder meer uitzondering indien [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] kort na het beëindigen van de relatie met [eiser] systematisch relaties van [eiser] hebben benaderd c.q. benaderen met als doel deze relaties voor zich te winnen. In dat geval handelen [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] namelijk in strijd met wat volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt en daarmee onrechtmatig jegens [eiser].
Het is voldoende aannemelijk dat [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] (in de persoon van [gedaagde sub 2) zich daaraan schuldig hebben gemaakt. Daartoe is volgende redengevend.
Vaststaat dat [gedaagde sub 1] (in de persoon van [gedaagde sub 2]) de in 2.11 weergegeven e-mail van 25 juni 2008 aan nagenoeg alle (ex-) werknemers (te detacheren personen) en opdrachtgevers/klanten (de te bemiddelen organisaties) van [eiser] heeft verzonden. [gedaagde sub 2] heeft dit tijdens de mondelinge behandeling van 28 juli 2008 erkend. Deze e-mail heeft de strekking dat de ontvanger van de e-mail (zijnde een relatie van [eiser]) te bewegen over te stappen naar [gedaagde sub 1].
4.9. Het is – mede gelet op de betwisting van [gedaagde c.s.] – onvoldoende gebleken dat [gedaagde c.s.] nog op een andere manier dan het verzenden van bovengenoemde e-mail systematisch relaties van [eiser] heeft benaderd met als doel deze relaties voor zich te winnen. Meer in het bijzonder is het onvoldoende gebleken dat [gedaagde c.s.] – zoals [eiser] stelt en [gedaagde c.s.] betwist – vrijwel alle opdrachtgevers van [eiser] heeft gebeld om in het vervolg van [gedaagde sub 1] werknemers af te nemen en dat [gedaagde sub 2] de voormalige werkneemster van [eiser], mevrouw [B], heeft benaderd om voor [gedaagde sub 1] te komen te werken.
Evenmin is gebleken dat – zoals [eiser] stelt en [gedaagde c.s.] betwist – [gedaagde c.s.] met gebruikmaking van vertrouwelijke gegevens van [eiser] relaties van [eiser] heeft benaderd met als doel deze relaties voor zich te winnen.
4.10. Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering van [eiser] zoals weergegeven in 3.1 onder b3, die ertoe strekt dat [gedaagde c.s.] wordt geboden om aan [eiser] een lijst ter hand te stellen van de relaties van [eiser] aan wie hij de e-mail van 25 juni 2008 heeft verzonden, toewijsbaar is.
Ook de vordering zoals weergegeven in 3.1 onder c is toewijsbaar, voor zover die vordering erop ziet dat het [gedaagde c.s.] wordt verboden om contacten te onderhouden met de relaties van [eiser] aan wie [gedaagde c.s.] de e-mail van 25 juni 2008 heeft verzonden. De voorzieningenrechter ziet echter aanleiding om de duur van dit contactverbod te beperken tot 1 januari 2009.
De in verband met bovengenoemde vorderingen gevorderde dwangsom is toewijsbaar, met dien verstande dat deze dwangsom op de in de beslissing te noemen manier zal worden beperkt.
Het meer of anders gevorderde zal gelet op het voorgaande worden afgewezen.
De vordering zoals weergegeven in 3.1 onder d
4.11. [eiser] vordert rectificatie van de e-mail van 25 juni 2008 zoals weergegeven in 2.11.
Zij vordert dit – zoals blijkt uit de door haar gevorderde rectificatietekst – omdat [gedaagde sub 1]:
- in de e-mail van 25 juni 2008 in strijd met de werkelijkheid meedeelt dat [gedaagde sub 2] [eiser]
heeft opgericht,
- bij het verzenden van de e-mail van 25 juni 2008 ten onrechte gebruik heeft gemaakt van
vertrouwelijke gegevens van [eiser],
- ten onrechte in de e-mail van 25 juni 2008 meedeelt dat [gedaagde sub 1] kan bemiddelen
voor de ontvanger van de e-mail en deze ontvanger zijn C.V. aan haar kan opsturen.
4.12. Het is onvoldoende gebleken dat [gedaagde sub 1] – zoals [eiser] stelt en [gedaagde c.s.] betwist – in strijd met de werkelijkheid heeft meegedeeld dat [gedaagde sub 2] [eiser] heeft opgericht. Het is niet uitgesloten dat [gedaagde sub 2] – zoals hij aanvoert – samen met [X] [eiser] feitelijk heeft opgericht. Teneinde daarover duidelijkheid te verkrijgen zou een nader onderzoek naar de feiten en omstandigheden, en mogelijk bewijslevering nodig zijn, waarvoor in dit kort geding geen plaats is. In dit verband wordt in aanmerking genomen dat [X] en [gedaagde sub 2] al vanaf 2002 met elkaar samenwerken.
De vordering van [eiser] strekkende tot rectificatie van de mededeling dat [gedaagde sub 2] [eiser] heeft opgericht zal dan ook worden afgewezen.
4.13. Het is – mede gelet op de betwisting van [gedaagde sub 1] – onvoldoende gebleken dat [gedaagde sub 1] bij het verzenden van de e-mail van 25 juni 2008 ten onrechte gebruik heeft gemaakt van vertrouwelijke gegevens van [eiser]. [gedaagde sub 1] zal dan ook niet worden veroordeeld om door middel van een rectificatiebrief aan de relaties van [eiser] mee te delen dat zij bij het verzenden van de e-mail van 25 juni 2008 ten onrechte gebruik heeft gemaakt van vertrouwelijke gegevens van [eiser].
4.14. Uit wat in 4.8 tot en met 4.10 is overwogen, volgt dat [gedaagde sub 1] zal worden verboden om tot 1 januari 2009 contacten te onderhouden met de relaties van [eiser] aan wie zij de e-mail van 25 juni 2008 heeft verzonden. Dit betekent dat zij ten onrechte in haar e-mail van 25 juni 2008 aan die relaties van [eiser] heeft meegedeeld dat zij in het vervolg voor hen kan bemiddelen. In zoverre is de vordering strekkende tot rectificatie dan ook toewijsbaar.
De voorzieningenrechter ziet aanleiding om de tekst van deze rectificatie zelf vaststellen en tot dit laatste te beperken. [gedaagde sub 1] zal deze rectificatie – zoals gevorderd – bij e-mail moeten verzenden aan alle relaties van [eiser] aan wie zij de e-mail van 25 juni 2008 heeft verzonden en zal gelijktijdig met verzending van de rectificatiemail een cc. van deze rectificatiemail aan [eiser] moeten zenden.
De vordering zoals weergegeven in 3.1 onder e
4.15. De vordering zoals weergegeven in 3.1 onder e zal worden afgewezen omdat – mede gelet op de betwisting van [gedaagde c.s.] – onvoldoende is gebleken dat [gedaagde c.s.] zich negatief heeft uitgelaten over [eiser] en haar werknemers waaronder [X]. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat [gedaagde sub 2] tijdens de zitting heeft verklaard niet van plan te zijn om zich in de toekomst negatief uit te laten over [eiser].
De vordering zoals weergegeven in 3.1 onder f
4.16. De vordering zoals weergegeven in 3.1 onder g strekt tot opheffing van de in 2.13 genoemde conservatoire beslagen.
[eiser] stelt dat deze beslagen moeten worden opgeheven omdat de vordering waarvoor deze beslagen zijn gelegd ondeugdelijk zijn.
4.17. Zoals blijkt uit het verzoekschrift van [gedaagde sub 1] zijn de in 2.14 genoemde beslagen gelegd ter verzekering van een door [gedaagde sub 1] op [eiser] gestelde vordering van in totaal EUR 106.565,06 aan hoofdsom, welke hoofdsom als volgt is samengesteld:
provisie voor de maand april 2008 EUR 18.798,35 inclusief BTW
een voorschot op de provisie voor
de maand mei 2008 EUR 14.875,00 inclusief BTW
achterstallige provisie over de periode
2006/2007 EUR 72.891,71 inclusief BTW
4.18. Vooropgesteld wordt dat niet in geschil is dat [eiser] maandelijks een vergoeding (door partijen ook wel aangeduid als provisie en fee) aan [gedaagde sub 1] dient te betalen en dat deze vergoeding berekend wordt aan de hand van de in 2.6 weergegeven formule.
April 2008
4.19. [eiser] erkent dat zij aan [gedaagde sub 1] met betrekking tot de maand april 2008 een vergoeding is verschuldigd van EUR 18.798,35 inclusief BTW. Zij beroept zich in dit verband echter op een volgens haar aan haar toekomend opschorting- en verrekeningsrecht.
4.20. [eiser] stelt zich op het standpunt dat zij de vergoeding met betrekking tot de maand april 2008 nog niet hoeft te betalen omdat zij in verband met haar vordering op [gedaagde sub 1] tot afgifte van de aan haar in eigendom toebehorende zaken (een laptop, de sleutels van het door [eiser] gehuurde kantoorpand, een map met gespreknotities van kandidaten en ex-werknemers van [eiser], diverse gegevens van [naam B.V. 2] en een mobiele telefoon) de betaling van dit bedrag rechtsgeldig heeft opgeschort.
Ook indien wordt aangenomen dat [eiser] de betaling van de vergoeding met betrekking tot de maand april 2008 rechtsgeldig heeft opgeschort dan kan dit niet tot opheffing van de ten laste van [eiser] gelegde conservatoire beslagen leiden. Het bevoegd inroepen van een opschortingsrecht ontslaat nog niet van de verplichting om de vordering te betalen op het moment dat het opschortingsrecht eindigt. [gedaagde sub 1] heeft er dan ook belang bij dat de door haar ten laste van [eiser] gelegde conservatoire beslagen gehandhaafd blijven.
4.21. [eiser] stelt zich verder op het standpunt dat zij deze vordering niet hoeft te betalen omdat zij een voor verrekening vatbare tegenvordering op [gedaagde sub 1] heeft. Deze tegenvordering betreft de vergoeding van de schade die [eiser] ten gevolge van het onrechtmatig handelen (ongeoorloofde mededinging) van [gedaagde sub 1] stelt te hebben geleden c.q. te zullen lijden.
4.22. Uit wat in 4.8 tot en met 4.10 is overwogen, volgt dat [gedaagde sub 1] onrechtmatig tegenover [eiser] heeft gehandeld. [eiser] kan in beginsel dan ook aanspraak maken op vergoeding van de schade die zij tengevolge van dit onrechtmatig handelen heeft geleden c.q. zal lijden. Niet uitgesloten is dat [eiser] schade heeft geleden c.q. zal lijden. Het is echter onduidelijk wat de omvang van deze schade zal zijn en of de omvang van deze schade toereikend is om de vordering van [gedaagde sub 1] volledig mee te verrekenen. Op grond van artikel 6:136 BW kan de rechter een vordering ondanks een beroep van de gedaagde op verrekening toewijzen, indien – zoals in dit geval – de gegrondheid van dit verweer niet op eenvoudige wijze is vast te stellen en de vordering overigens voor toewijzing vatbaar is.
Gelet op het voorgaande kan het verrekeningsverweer van [eiser] evenmin leiden tot opheffing van de ten laste van haar gelegde conservatoire beslagen.
Mei 2008
4.23. [eiser] betwist dat zij met betrekking tot de maand mei 2008 een vergoeding verschuldigd zal zijn van EUR 14.875,00 inclusief BTW. Zij stelt zich in dit verband op het standpunt dat de omvang van de vergoeding voor de maand mei 2008 zelfs nihil zal kunnen zijn omdat de omzet met betrekking tot de maand mei 2008 vermoedelijk negatief zal zijn.
De omvang van de door [eiser] aan [gedaagde sub 1] verschuldigde vergoeding met betrekking tot de maand mei 2008 is gelet op deze betwisting van [eiser] onduidelijk. Teneinde deze omvang vast te stellen zou een nader onderzoek naar de feiten en mogelijk bewijslevering nodig zijn, waarvoor in dit kort geding geen plaats is. Het is niet uitgesloten dat na dit nader onderzoek blijkt dat [eiser] met betrekking tot de maand mei 2008 nog enig bedrag aan [gedaagde sub 1] is verschuldigd.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat niet summierlijk is gebleken van de ondeugdelijkheid van de vordering van [gedaagde sub 1].
2006/2007
4.24. [gedaagde sub 1] baseert haar vordering tot vergoeding van achterstallige provisie met betrekking tot de periode 2006/2007 op de stelling dat partijen zijn overeengekomen dat [eiser] met betrekking tot deze periode nog een totaalbedrag van EUR 96.691,71 aan [gedaagde sub 1] zou voldoen. [eiser] betwist dat partijen dit zijn overeengekomen.
Het is gelet op deze betwisting onduidelijk of [eiser] met betrekking tot de periode 2006/2007 nog een bedrag aan [gedaagde sub 1] is verschuldigd. Daarvoor zou een nader onderzoek naar de feiten en mogelijk bewijslevering nodig zijn, waarvoor in dit kort geding geen plaats is. Het is niet uitgesloten dat na dit nader onderzoek blijkt dat [eiser] nog een bedrag aan [gedaagde sub 1] is verschuldigd.
Ook ten aanzien van deze vordering geldt dat niet summierlijk is gebleken van de ondeugdelijkheid daarvan.
4.25. Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering strekkende tot opheffing van de ten laste van [eiser] gelegde conservatoire beslagen zal worden afgewezen.
Proceskosten
4.26. [gedaagde c.s.] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding EUR 71,80
- vast recht 254,00
- overige kosten 0,00
- salaris procureur 816,00
Totaal EUR 1.141,80
5. De beoordeling in reconventie
De vorderingen zoals weergegeven in 3.3 onder a tot en met c
5.1. De vorderingen zoals weergegeven in 3.3 onder a tot en met c strekken tot betaling van een geldsom. Voor toewijzing van een dergelijke vordering in kort geding is slechts dan plaats, als het bestaan en de omvang van de vordering in hoge mate aannemelijk zijn, terwijl voorts uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening vereist is en het risico van onmogelijkheid van terugbetaling – bij afweging van de belangen van partijen – aan toewijzing niet in de weg staat.
5.2. In wat in 4.2 tot en met 4.6 en 4.20 is overwogen, ligt besloten dat de vordering van [gedaagde sub 1] zoals weergegeven in 3.3 onder a opeisbaar is op het moment dat [gedaagde sub 1] de sleutels van het door [eiser] gehuurde kantoorpand, een map met gespreknotities van kandidaten en ex-werknemers van [eiser] en de mobiele telefoon aan [eiser] heeft afgegeven. Dan zal immers het opschortingsrecht waarop [eiser] zich beroept zijn geëindigd. Uit wat in 4.21 en 4.22 is overwogen volgt – kort gezegd – dat de vordering van [gedaagde sub 1] ondanks het verrekeningsverweer van [eiser] kan worden toegewezen.
De vordering van [gedaagde sub 1] zal dan ook op de in de beslissing te noemen manier worden toegewezen.
5.3. In wat in 4.23 en 4.24 is overwogen, ligt besloten dat de vorderingen van [gedaagde sub 1] zoals weergegeven in 3.3 onder b en c moeten worden afgewezen, aangezien het bestaan en de omvang van deze vorderingen niet in hoge mate aannemelijk zijn.
De vordering zoals weergegeven in 3.3 onder d
5.4. De vordering zoals weergegeven in 3.3 onder d strekt ertoe dat [gedaagde sub 1] kan komen tot een juiste berekening van de bruto marge en de daarop gebaseerde aan haar toekomende fee. Deze vordering zal worden toegewezen in die zin dat de daarvoor relevante gegevens aan een door [gedaagde sub 1] aan te stellen accountant ter inzage zal moeten worden verstrekt. Het verweer van [eiser] dat de grondslag voor deze vordering ontbreekt, wordt verworpen. De grondslag voor deze vordering vloeit immers voort uit de overeenkomst van opdracht die tot 22 mei 2008 tussen partijen heeft bestaan.
De vordering zoals weergegeven in 3.3 onder e
5.5. De vordering zoals weergegeven in 3.3 onder e strekt tot opheffing van de in 2.15 genoemde conservatoire beslagen.
Naar de voorzieningenrechter begrijpt heeft [eiser] deze beslagen gelegd in verband met een door haar gestelde vordering tot vergoeding van de schade die [eiser] ten gevolge van het onrechtmatig handelen (ongeoorloofde mededinging) van [gedaagde sub 1] stelt te hebben geleden c.q. te zullen lijden.
Deze vordering zal worden afgewezen. Uit wat in conventie is overwogen volgt dat het voldoende aannemelijk is dat [gedaagde sub 1] onrechtmatig tegenover [eiser] heeft gehandeld door systematisch relaties van [eiser] te benaderen en dat het voldoende aannemelijk is dat [eiser] hierdoor schade zal lijden. Het is weliswaar onduidelijk wat de omvang van deze schade zal zijn, maar dit neemt niet weg dat [eiser] belang heeft bij handhaving van de ten laste van [gedaagde sub 1] gelegde conservatoire beslagen. Immers, het is niet uitgesloten dat na nader onderzoek van de feiten en omstandigheden in een bodemprocedure komt vast te staan dat [gedaagde sub 1] enig bedrag aan schadevergoeding aan [eiser] zal moeten betalen.
Proceskosten
5.6. [eiser] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde c.s.] worden begroot op
EUR 816,00 voor salaris procureur.
in conventie
6.1. veroordeelt [gedaagde c.s.] om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis aan [eiser] af te geven:
- de sleutels van het door [eiser] gehuurde kantoorpand,
- een map met gespreknotities van kandidaten en ex-werknemers van [eiser], en
- een mobiele telefoon,
6.2. bepaalt dat [gedaagde c.s.] voor iedere dag dat hij met volledige nakoming van het onder 6.1 bepaalde in gebreke blijft aan [eiser] een niet voor verrekening vatbare dwangsom verbeurt van EUR 500,00, dit tot een maximum van EUR 15.000,00,
6.3. gebiedt [gedaagde c.s.] binnen twee dagen na betekening van dit vonnis aan [eiser] een lijst ter hand te stellen van alle (ex-)werknemers, klanten en relaties van [eiser] aan wie [gedaagde sub 1] de e-mail van 25 juni 2008 (zoals weergegeven in 2.12) heeft verzonden, dit onder vermelding van de e-mailadressen van deze personen,
6.4. bepaalt dat [gedaagde c.s.] voor iedere dag dat zij strijd handelt met het onder
6.3 bepaalde aan [eiser] een niet voor verrekening vatbare dwangsom verbeurt van
EUR 1.000,00, dit met een maximum van EUR 30.000,00,
6.5. verbiedt [gedaagde c.s.] om met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis contacten te onderhouden met de onder 6.3 bedoelde (ex-) werknemers, klanten en relaties van [eiser]
6.6. bepaalt dat het in 6.5 genoemde contactverbod geldt tot 1 januari 2009,
6.7. bepaalt dat [gedaagde c.s.] voor iedere dag dat zij strijd handelt met het onder 6.5 bepaalde aan [eiser] een niet voor verrekening vatbare dwangsom verbeurt van
EUR 1.000,00, dit met een maximum van EUR 30.000,00,
6.8. gebiedt [gedaagde c.s.] om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis aan de onder 6.3 bedoelde personen per e-mail een rectificatie te zenden met de volgende tekst:
De voorzieningenrechter van de Rechtbank te Utrecht heeft [gedaagde sub 1] en[gedaagde sub 2] bij vonnis van
13 augustus 2008 veroordeeld de navolgende mededeling te doen:
Op 25 juni 2008 heb ik u een e-mail gezonden met de volgende tekst:
Na oprichting en jaren verdere bouw ik besloten buiten [eiser] verder te gaan.
Onderstaand treft u mijn nieuwe gegevens aan. Wilt u deze in uw contactgegevens wijzigen.
[gedaagde sub 1] gaat zich bezig houden met de bemiddeling van beschikbare kandidaten bij opdrachtgevers in de financiële dienstverlening, met name banken en verzekeraars. Wij bemiddelen in alle mogelijke posities zoals front-, mid-, en backoffice.
Mocht u op (korte) termijn beschikbaar zijn voor een passende opdracht dan verzoeken wij u ons uw meest recente cv te zenden waarna wij contact met u zullen opnemen.
[gedaagde sub 2]
[gedaagde sub 1]”
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat ondergetekenden hiermee onrechtmatig hebben gehandeld en dat wij tot
1 januari 2009 geen contact met u mogen onderhouden.
Hoogachtend,
[gedaagde sub 2]
[gedaagde sub 1]”
6.9. bepaalt dat [gedaagde c.s.] gelijktijdig met verzending van de in 6.8 genoemde rectificatiemail een cc. van deze rectificatiemail aan [eiser] moeten zenden,
6.10. bepaalt dat [gedaagde c.s.] voor iedere dag dat hij in strijd handelt met het onder
6.5 bepaalde aan [eiser] een niet voor verrekening vatbare dwangsom verbeurt van
EUR 1.000,00, dit met een maximum van EUR 30.000,00,
6.11. veroordeelt [gedaagde c.s.] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op EUR 1.141,80,
6.12. verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.13. wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.14. veroordeelt [eiser] om binnen twee dagen nadat [gedaagde sub 1] de in 6.1 genoemde zaken aan [eiser] heeft afgegeven aan [gedaagde sub 1] te betalen een bedrag van
EUR 18.798,35 inclusief BTW ( zijnde de vergoeding met betrekking tot de maand april 2008) vermeerderd met de wettelijke handelsrente daarover vanaf het moment dat [eiser] met betaling van dit bedrag in verzuim komt,
6.15. veroordeelt [eiser] om uiterlijk binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis aan een door [gedaagde sub 1] aan te stellen accountant ter inzage te verstrekken de gegevens ter zake van de door [eiser] gefactureerde omzet en de voor rekening van [eiser] gekomen personeelskosten en overige kosten, dit met betrekking tot de maanden januari, februari, maart, april en mei 2008,
6.16. bepaalt dat [eiser] voor iedere dag of deel daarvan dat zij in strijd handelt met het onder 6.15 bepaalde aan [gedaagde sub 1] een dwangsom van EUR 1.000,00 met een maximum van EUR 30.000,00,
6.17. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde sub 1] tot op heden begroot op EUR 816,00 voor salaris procureur,
6.18. verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.19. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P. Killian en in het openbaar uitgesproken op 13 augustus 2008.
w.g. griffier w.g. rechter