ECLI:NL:RBUTR:2008:BH0784

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
15 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/710378-08; 16/512279-07 (tul)
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en diefstal met geweld in Utrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 15 december 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting en diefstal met geweld. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 12 januari 2008, waarbij de verdachte, na zich toegang te hebben verschaft tot de woning van het slachtoffer, deze heeft verkracht en haar mobiele telefoon heeft gestolen. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en getuigen als geloofwaardig beoordeeld, ondanks enkele kleine inconsistenties. Het slachtoffer heeft direct na de gebeurtenis aangifte gedaan en is medisch onderzocht. De verdachte heeft ontkend, maar zijn verklaringen waren inconsistent en niet geloofwaardig. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte eerder is veroordeeld en dat zijn gedrag een gevaar voor de samenleving vormt. Gezien de ernst van de feiten en de psychologische rapporten die wijzen op een gedragsstoornis, heeft de rechtbank besloten tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie van 301 dagen, met de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke jeugddetentie afgewezen, omdat deze geen meerwaarde heeft in het licht van de opgelegde maatregel.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/710378-08; 16/512279-07 (tul) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 15 december 2008
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats],
wonende te [adres], [woonplaats],
Gedetineerd Rijksinrichting De Heuvelrug, locatie Eikenstein te Zeist,
raadsman mr. A.M.P.M. Adank, advocaat te Utrecht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzittingen van 12 augustus 2008, 14 oktober 2008 en 1 december 2008, waarbij de officier van justitie, mr. W.J. Koreman, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter terechtzitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: een vrouw heeft verkracht en
Feit 2: met geweld een telefoon heeft gestolen.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op de aangifte van het slachtoffer, de verklaringen van diverse getuigen en het NFI rapport. De officier van justitie acht de verklaringen van verdachte niet geloofwaardig, nu verdachte zijn verklaringen gaande het onderzoek steeds heeft aangepast aan hetgeen men hem heeft voorgehouden.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich voor de bewezenverklaring van feit twee aan het oordeel van de rechtbank en is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen ten aanzien van feit 1 en wijst daarbij op de kleine verschillen tussen de verklaringen die het slachtoffer zelf heeft afgelegd en de verklaringen van diverse getuigen die vertellen over hetgeen het slachtoffer hen zelf verteld heeft.
De raadsman geeft aan dat hij daarom twijfelt aan de aangifte van het slachtoffer en is van mening dat zijn cliënt vrijgesproken dient te worden ten aanzien van feit 1.
Zo verklaren getuigen [getuige 1] en [getuige 2] dat het slachtoffer heeft verteld dat zij dacht dat haar vriendin die nacht aanbelde, terwijl het slachtoffer zelf heeft verklaard dat zij dacht dat het haar vriend was die aanbelde.
Getuige [getuige 2] verklaart dat hij het slachtoffer in 2007 een keer gebeld had nadat zij van de trap was gevallen en twee dagen in het ziekenhuis lag. Getuige [getuige 3] verklaart dat het slachtoffer hem heeft verteld dat de jongen die haar had verkracht, haar eerder al had geslagen en dat haar gezicht toen kapot was en dat zij toen met een ambulance naar het ziekenhuis moest.
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat het slachtoffer haar vertelde dat de jongen die haar verkracht had met zijn oom op de [adres] woonde. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat zijn oom anderhalf jaar geleden al verhuisd is.
Dat hij, de raadsman, zelf gezien heeft dat het slachtoffer tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris heel rustig was en dat de getuige [getuige 2] verklaart dat het slachtoffer rustig was toen hij met zijn collega bij haar langs ging.
De raadsman vindt dat opmerkelijk omdat een verkrachting heel ingrijpend is.
Voorts is het merkwaardig dat niemand iets heeft gehoord, het slachtoffer verklaart dat zij gevallen is en dan zou er toch gestommel gehoord moeten zijn.
Er zijn verklaringen dat het slachtoffer regelmatig ruzie had met haar vriend, maar deze vriend komt in het hele dossier verder niet voor.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De verklaring van [aangever 1] – zakelijk weergegeven -:
In de ochtend van 12 januari 2008 werd er aangebeld. Ik kon niet zien wie er voor de deur stond, ik dacht dat het mijn vriend was. Ik deed de deur open en zag daar een jongen staan. Het was de jongen die mij een paar dagen daarvoor op straat vanuit een bestelbus had aangesproken. Ik wilde de deur meteen weer dicht doen. Ik voelde dat hij de deur tegen hield en ik zag dat hij een voet tussen de deur had gezet. Ik probeerde ook tegen de deur te duwen maar het lukte mij niet om de deur dicht te doen. Door de kracht van zijn duwen, kwam ik te vallen. Ik viel in de gang. Ik stond weer op en ik zag dat die jongen in mijn gang stond. Ik zag dat hij de voordeur dicht deed. Ik voelde dat die jongen mij naar mijn slaapkamer duwde. Ik voelde dat die jongen mij bij mijn bovenarmen vastpakte en dat hij mij hard de slaapkamer in duwde. Ik probeerde die jongen terug te duwen. Ik voelde dat die jongen mij op mijn bed duwde. Ik lag toen half op mijn bed en half op de grond. Ik probeerde met mijn voeten die jongen weg te duwen. Ik stond weer op en ik probeerde die jongen weg te duwen. Die jongen duwde mij weer terug naar mijn bed. Ik viel achterover op mijn bed. Ik was heel bang, ik huilde. Ik probeerde maar om die jongen van mij af te houden maar dat lukte mij niet. Ik pakte mijn telefoon. Terwijl ik mijn telefoon pakte, was die jongen bezig met aan mij trekken. Dus terwijl die jongen aan mij trok, en ik half op bed lag, kon ik dus mijn telefoon, een Samsung, type D 800, kleur zwart, pakken. Volgens mij kon ik nog 112 intoetsen. Voordat ik dat nummer kon bellen, pakte die jongen mijn telefoon af. Ik zag dat hij mijn telefoon in de rechterachterzak van zijn spijkerbroek deed. Nadat die jongen mijn telefoon had gepakt, kon ik opstaan en ik deed het raam van mijn slaapkamer open met een hendel. Ik wilde uit het raam springen. Ik klom al half uit het raam. Ik voelde dat die jongen mij vastpakte en dat hij mij bij het raam wegtrok. Toen die jongen mij wegtrok, voelde ik dat ik andersom op mijn bed viel. Ik lag met mijn rug op het bed. Ik voelde dat die jongen mij met beide handen vast hield. Toen ik dus op mijn rug lag, trok die jongen mijn pyjamaboek en onderbroek naar beneden, tot ongeveer ter hoogte van mijn knieën. Ik zag, toen ik op mijn rug op mijn bed lag terwijl mijn pyjamabroek en onderbroek op mijn knieën waren, dat ook zijn broek en onderbroek naar beneden waren. Ik voelde dat hij mijn handen boven mijn hoofd vast hield. Ik probeerde steeds die jongen van mij weg te duwen of te trappen maar dat lukte mij niet. Ik voelde dat hij op mij lag. Ik voelde dat hij zijn lul in mijn kut deed. Ik voelde mij vies. Ik voelde dat hij zijn lichaam ging bewegen. Hij bewoog zijn lichaam. Ik voelde dat hij zijn lul in mij heen en weer bewoog. Ik weet niet of die jongen is klaar gekomen maar ik voelde mij wel vies tussen mijn benen. Ik voelde dat het nat was tussen mijn benen.
Voordat die jongen wegging, zag ik dat hij nog in mijn slaapkamer uit mijn telefoon mijn SIM-kaart haalde. De jongen zei dat hij [verdachte] heette.
Ik trok mijn onderbroek en pyjamabroek weer aan en ben naar de onderbuurvrouw gerend, daar heb ik gesproken met haar zoon [A], hij kent alle jongens uit de buurt. Hem heb ik verteld dat [verdachte] bij mij thuis was geweest en mijn telefoon gestolen had.
Ik ben vervolgens naar het politiebureau gegaan. Ik vond toen voor mijn voordeur een sigarettenpeuk en ik dacht dat die misschien van die jongen was. Ik heb de peuk meegenomen naar het politiebureau.
Het proces-verbaal van de technische recherche , waaruit blijkt dat er bij [aangever 1] diverse verwondingen, zoals: kleine wondjes, krassen, striemen en blauwe plekken zijn geconstateerd op haar beide onder- en bovenarmen en rechter hand en pols.
De verklaring van [getuige 2] – zakelijk weergegeven -: [aangever 1] vertelde dat die nacht een jongen aan de deur kwam en dat die jongen de deur openduwde. Zij zei dat die jongen seks met haar wilde en dat zij toen uit het raam wilde springen. De jongen pakte haar beet en heeft seks met haar op het bed gehad. Voordat de jongen wegging had hij haar telefoon gepakt.
De verklaring van [getuige 1] - zakelijk weergegeven -:
Ik ben met [getuige 2] naar [aangever 1] gegaan nadat zij gebeld had. Zij vertelde dat een jongen had aangebeld en dat hij zijn voet tussen de deur had gedaan, nadat zij open had gedaan. Het lukte haar niet de deur dicht te duwen en die jongen hield haar bovenarm vast en schopte haar tegen haar been. De jongen had haar naar een kamer gebracht en had haar verkracht.
De verklaring van [getuige 3] – zakelijk weergegeven -:
[aangever 1] belde rond 02.00 uur bij ons aan, ik ben haar buurjongen. Ik zag dat zij een bang gezicht had, een huilend gezicht. Zij vroeg naar mijn broertje [A] en heeft contact met hem gehad. Van [A] hoorde ik dat iemand geprobeerd had haar telefoon af te pakken.
De verklaring van [getuige 4] - zakelijk weergegeven -:
Ik hoorde dat [aangever 1] vertelde dat er een jongen voor haar deur stond van haar huis, midden in de nacht. Ik hoorde dat [aangever 1] haar voet tegen de deur had gezet maar dat die jongen de deur had open geduwd. [aangever 1] was eerst gevallen. De jongen trok haar naar de slaapkamer en ze begonnen te vechten. Hij heeft iets gedaan, hij heeft haar verkracht. Dan heeft hij haar telefoon gepakt omdat [aangever 1] de politie wilde bellen. Ook hoorde ik dat [aangever 1] zei dat ze het raam open had gedaan om zichzelf uit het raam te gooien. Die jongen had het raam weer dicht gedaan.
Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 3 juni 2008 waaruit blijkt dat het celmateriaal dat is aangetroffen in de vagina en baarmoeder van het slachtoffer bestaat uit sperma/celmateriaal dat afkomstig kan zijn van verdachte, vermengd met celmateriaal dat afkomstig kan zijn van [aangever 1]. De kans dat het DNA van een andere man afkomstig is, is kleiner dan één op één miljard.
De verklaring van verdachte, afgelegd ter zitting d.d. 1 december 2008 – zakelijk weergegeven -:
Op 12 januari 2008 ben ik bij [aangever 1] geweest, ik was met haar in haar woning aan de [adres] te [woonplaats]. Ik heb haar ongeveer anderhalve week daarvoor voor het eerst ontmoet.
Ik heb toen ik wegging de telefoon van [aangever 1], een Samsung D800, meegenomen en mijn eigen simkaart er in gedaan.
Verdachte heeft ontkend dat hij het slachtoffer heeft verkracht en dat hij met geweld haar telefoon gestolen heeft.
De rechtbank acht de verklaringen van verdachte niet geloofwaardig.
De rechtbank overweegt daarbij dat verdachte diverse verklaringen heeft afgelegd en vanaf het begin af aan geen openheid van zaken heeft gegeven en voorts heeft verdachte meermalen, wanneer hij met tegenstrijdigheden of met feiten werd geconfronteerd, zijn verklaring daarop aangepast.
Zo heeft verdachte op 19 februari 2008 verklaard dat hij zich niet kan herinneren dat hij wel eens binnen is geweest in woningen op de [adres], met uitzondering van de woning waar zijn oma heeft gewoond. Wanneer men verdachte een plattegrond van de [adres] voorhoudt, verklaart verdachte niet te weten wie er in het eerste portiek (het portiek waar zich onder andere de woning van het slachtoffer bevindt) op de [adres], gezien vanaf de [adres], woont.
Verdachte verklaart van niets te weten, als hij geconfronteerd wordt met het feit dat zijn simkaart in een Samsung D800 (de gsm van het slachtoffer) heeft gezeten en dat volgens de aangifte deze telefoon van een vrouw was gestolen door een jongen die zich [verdachte] noemde en haar had verkracht.
Op 20 februari 2008 verklaart verdachte niet te weten hoe het kan dat de betreffende gsm bij zijn oom [oom verdachte] is aangetroffen.
Voorts wordt verdachte voorgehouden dat hij begin januari 2008 op de [adres] met een vrouw (het slachtoffer) zou hebben gesproken, terwijl hij in een witte bus zat en dat de vrouw een sigaret van hem gekregen zou hebben. Verdachte verklaart dat hij zich daar niets van kan herinneren en dat een witte bus hem niets zegt.
Vervolgens heeft verdachte bij de rechter-commissaris op 21 februari 2008 verklaard dat hij de bedoelde telefoon heeft gevonden in een portiek op de [adres]. Wanneer de rechter-commissaris hem voorhoudt dat het nummer van het slachtoffer in zijn, verdachtes, telefoon staat, verklaart verdachte dat hij haar kent en een keer op straat heeft gezien, maar dat hij niet weet of hij in haar woning aan de [adres] is geweest.
Wanneer de rechter-commissaris verdachte voorhoudt dat uit het dossier blijkt dat hij, verdachte voor een koeriersbedrijf werkt, verklaart verdachte dat de vrouw hem inderdaad, vanwege zijn werk, wel in een witte bus gezien kan hebben.
Op 26 februari 2008 verklaart verdachte dat hij het slachtoffer begin januari 2008 op de [adres] heeft gesproken toen hij in een witte bestelbus zat en dat hij haar een sigaret heeft gegeven. Verdachte verklaart voorts dat het slachtoffer hem op 11 januari 2008 heeft gebeld en dat hij naar haar woning is gegaan, gelegen op de bovenste verdieping van het eerste portiek (gezien vanaf de [adres]). In de slaapkamer van de woning gaf het slachtoffer aan dat zij seks met hem wilde. Op het moment dat hij aangaf dat hij daar geen zin in had dreigde het slachtoffer uit het raam te springen. Zij maakte het raam open en was van plan er uit te springen. Hij heeft haar bij het raam weggetrokken en op dat moment viel haar telefoon naar beneden. Hij is vervolgens weggegaan en heeft beneden de telefoon gezocht en deze naast het portiek in de bosjes gevonden en meegenomen.
Voorts heeft verdachte verklaard dat het slachtoffer aan zijn piemel heeft gezeten en hem heeft afgetrokken en dat het sperma op zijn broek of op het matras terecht is gekomen.
Op 19 maart 2008 verklaart verdachte dat hij zich na het verhoor op 26 februari 2008 herinnerde dat hij in de handen van het slachtoffer was klaargekomen en dat zij zichzelf met het sperma op haar handen heeft gevingerd.
Men houdt verdachte voor dat de slaapkamer van het slachtoffer zich aan de achterzijde van de woning bevindt en dat hij verdachte heeft verklaard dat hij de telefoon van het slachtoffer aan de voorzijde van de flat gevonden heeft.
Verdachte verklaart daarop dat zij eerst probeerde het raam in de slaapkamer te openen en toen dat niet lukte rende zij naar de woonkamer en opende daar het raam.
Op de vraag waarom hij dit niet eerder heeft verteld antwoordt verdachte dat men hem daar niet naar heeft gevraagd.
Voorts blijkt uit de foto op pagina 409 van het proces-verbaal van bevindingen dat het slaapkamerraam van de woning van het slachtoffer wel geopend kan worden.
De rechtbank heeft geconstateerd dat er, zoals ook door de raadsman aangevoerd, kleine verschillen bestaan tussen de verklaringen die het slachtoffer heeft afgelegd en de verklaringen die diverse getuigen hebben afgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat deze kleine verschillen niet afdoen aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van het slachtoffer over hetgeen er gebeurd is.
De rechtbank overweegt daarbij het volgende:
Het slachtoffer heeft zich op de dag van de verkrachting al op het politiebureau gemeld, haar verhaal gedaan en een medisch onderzoek ondergaan en zij heeft enkele dagen later aangifte gedaan. Voorts heeft het slachtoffer kort na de verkrachting haar verhaal gedaan bij diverse getuigen.
Het slachtoffer heeft in diverse verklaringen bij de politie en in haar verklaring bij de rechter-commissaris gelijkluidend verklaard over wat er is gebeurd en hoe het is gebeurd en dit komt ook terug in de verklaringen van de diverse getuigen.
De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de raadsman.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 12 januari 2008 te Utrecht, door geweld bestaande uit:
- het binnendringen in de woning van [aangever 1] en bestaande dat binnendringen hieruit dat hij, verdachte, zijn voet tussen de voordeur zette en vervolgens met kracht heeft geduwd tegen de voordeur en/of tegen die [aangever 1], waardoor die [aangever 1] ten val kwam, en
- vervolgens het duwen van die [aangever 1] in de richting van haar slaapkamer, en
- het vastpakken van die [aangever 1] bij haar (boven)armen, en
- het duwen van die [aangever 1] op haar bed, en
- het vasthouden van die [aangever 1], en
- het trekken aan die [aangever 1], en
- terwijl die [aangever 1] weg probeerde te komen door een raam te openen, het vastpakken van die [aangever 1] en het wegtrekken van die [aangever 1] en het vastpakken van de handen van die [aangever 1],
[aangever 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte, zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [aangever 1] geduwd;
2.
op 12 januari 2008 te Utrecht, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon, merk Samsung, type D800, toebehorende aan [aangever 1],
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld, gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat
hij, verdachte, die [aangever 1] heeft vastgepakt en vastgehouden en voornoemde telefoon uit de hand van voornoemde [aangever 1] heeft weggepakt;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen:
- 10 maanden jeugddetentie, met aftrek;
- plaatsing van verdachte in een inrichting voor jeugdigen (PIJ).
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat, indien zijn cliënt voor beide feiten wordt veroordeeld, een onvoorwaardelijke PIJ een te grote stap is. Cliënt heeft immers tijdens zijn detentie laten zien dat hij gemotiveerd is om iets van zijn leven te maken; hij volgt thans een opleiding en is bezig zijn rijbewijs te halen. In verleden is op het gebied van hulpverlening en begeleiding weliswaar van alles mislukt, maar dit is te wijten aan de leeftijd (puberteit) van cliënt, de wijk waarin hij is opgegroeid, de verkeerde vrienden en het feit dat zijn ouders weinig grip op hem hadden. Zijn cliënt heeft wel direct begeleiding en/of behandeling nodig zodra hij vrijkomt, maar deze zou als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke jeugddetentie of voorwaardelijke PIJ kunnen worden opgelegd.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft een ernstig delict gepleegd door op grove wijze inbreuk te maken op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Verdachte heeft zich met geweld toegang verschaft tot de woning van het slachtoffer en heeft vervolgens het slachtoffer in haar eigen woning verkracht.
Zijn handelen heeft ernstige gevolgen gehad voor het slachtoffer. In haar slachtofferverklaring d.d. 21 mei 2008 geeft zij aan dat zij zo bang was dat zij de eerste weken niet meer naar buiten durfde. Zij kon absoluut niet meer in haar woning blijven wonen en is inmiddels verhuisd. Zij woont nu buiten Utrecht en moet daardoor op zoek naar ander werk en haar kinderen moeten naar een andere school. Zij is inmiddels aangemeld voor gespecialiseerde traumabehandeling. Zij ondervindt nog steeds, privé en sociaal, de gevolgen van het gebeurde. Zij kan niet met familie, partner en/of kinderen over het gebeurde praten omdat zij vanwege haar culture achtergrond uitgestoten/verlaten zou kunnen worden. De officier van justitie heeft meegedeeld dat het slachtoffer in een gesprek dat in de week voor de zitting heeft plaatsgevonden heeft verklaard dat zij nog steeds onder behandeling is van een psychiater.
Naast de nadelige gevolgen die het delict voor het slachtoffer heeft leidt het door de verdachte begane feit tot grote maatschappelijke onrust en gevoelens van onveiligheid, niet alleen in de directe omgeving van de plaats waar het is gepleegd, maar ook daarbuiten.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- Het strafblad van verdachte d.d. 31 oktober 2008 waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor diefstal, zijn laatste veroordeling is van de kinderrechter op 10 oktober 2007, waarbij verdachte is veroordeeld tot een werkstraf van 80 uur, waarvan 40 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Verder blijkt uit het strafblad dat verdachte ook nog in een tweede proeftijd liep naar aanleiding van een vonnis van de kinderrechter van 7 november 2006. Het strafblad laat voorts zien dat de door verdachte gepleegde feiten in ernst toenemen;
- Het over verdachte opgemaakte psychiatrische rapport d.d. 10 september 2008, opgemaakt door prof. dr. A.M. Korebrits, kinder– en jeugd psychiater, inhoudende – zakelijk weergegeven -: betrokkene is lijdende aan een ziekelijke stoornis in de zin van een gedragsstoornis, in het verlengde hiervan is sprake van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale en narcistische trekken. Voornoemde stoornis was aanwezig ten tijde van de tenlastegelegde feiten en op dat moment van invloed op de gedragskeuzes en gedragingen van betrokkene. Betrokkene kan als licht verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd.
Zijn sociaal emotionele achterstand, zijn lacunaire gewetensontwikkeling, zijn vrijwel ontbrekende inzicht in het eigen functioneren en het ontbreken van de bereidheid tot het aanvaarden van hulp en begeleiding staan een spontaan veranderingsproces in de weg. Hierdoor lijkt de kans op recidive, indien de ten laste gelegde feiten bewezen worden, hoog.
Indien de hem ten laste gelegde feiten bewezen worden is het opleggen van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel aan betrokkene geïndiceerd. Alle andere alternatieven hebben tot nu toe geen doorslaggevend resultaat opgeleverd;
Ter zitting heeft A.M. Korebrits verklaart – zakelijk weergegeven - dat hij blijft bij zijn rapport en het daarin uitgebrachte advies. Dat een PIJ de enige mogelijkheid is om verandering in het gedrag van verdachte aan te brengen en recidive te voorkomen. Een andere optie is zijn inziens niet voorhanden, nu verdachte zich niet zou houden aan afspraken die met hem in het kader van een ambulante hulpverlening en/of begeleiding zouden worden gemaakt;
- Het over verdachte opgemaakte psychologische rapport d.d. 30 september 2008, opgemaakt door mr. drs. R.A. Sterk, psycholoog. Deze onderschrijft de bevindingen van A.M. Korebrits. R.A. Sterk geeft aan dat het voor hem niet mogelijk is, door de ontkennende houding van verdachte, een uitspraak omtrent de toerekeningsvatbaarheid van verdachte en het recidive risico te doen. Derhalve onthoudt hij zich van het geven van een advies;
- Het over verdachte opgemaakte rapport van Bureau Jeugdzorg d.d. 10 november 2008, opgemaakt door mw. Z. Storm, jeugdreclasseerder, inhoudende – zakelijk weergegeven -:
Uit de voorgeschiedenis van [verdachte] blijkt dat begeleiding vanuit het ambulante circuit niet volstaat. [verdachte] lijkt meer in staat zijn gedrag te veranderen in een gesloten setting.
Ter zitting heeft mw. Storm verklaard – zakelijk weergegeven -: Grensoverschrijdend gedrag zit er in het algemeen erg in bij verdachte: als hij ruimte krijgt doet hij het ook. Zij blijft bij het uitgebrachte rapport en het advies om verdachte in een gesloten setting te plaatsen;
- Het over verdachte opgemaakte rapport van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 27 november 2008, opgemaakt door M. Cijs, raadsonderzoeker, inhoudende – zakelijk weergegeven -: [verdachte] heeft een gedragsstoornis die zich lijkt te ontwikkelen in de richting van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en mogelijk ook in narcistische richting. Zijn sociaal emotionele achterstand, zijn lacunaire gewetensontwikkeling, zijn vrijwel ontbrekende inzicht in het eigen functioneren en het ontbreken van de bereidheid tot het aanvaarden van hulp en begeleiding staan een spontaan veranderingsproces in de weg.
Hierdoor is de kans op recidive groot. Gezien de conclusies uit het
persoonlijkheidsonderzoek en zijn zorgelijke gedrag is [verdachte] een gevaar voor zichzelf, maar vooral voor zijn omgeving.
De Raad is van mening dat een PIJ maatregel noodzakelijk is, om de verstoorde ontwikkeling van [verdachte] adequaat te kunnen behandelen. Alternatieven hebben tot nu toe geen doorslaggevend resultaat opgeleverd.
Met de hiervoor weergegeven conclusies en de gegeven adviezen kan de rechtbank zich verenigen en zij maakt die tot de hare.
De rechtbank stelt vast dat het gepleegde feit een misdrijf is waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
De rechtbank is van oordeel dat voor dit feit geen andere straf passend is dan een onvoorwaardelijke jeugddetentie. De rechtbank zal gelet op voornoemde omstandigheden een onvoorwaardelijke jeugddetentie opleggen voor de duur van 301 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De rechtbank maakt zich zorgen over verdachte nu alle eerdere ambulante hulpverlening en de opgelegde sancties, ondanks de medewerking van de familie van verdachte, geen enkel resultaat hebben gehad. Verdachte lijkt op geen enkele wijze gemotiveerd tot verandering. Ambulante behandeling en begeleiding als bijzondere voorwaarde zijn geen optie, nu ter zitting is gebleken dat de deskundigen geen alternatieven meer zien voor ambulante begeleiding en hulpverlening en dat men van oordeel is dat dit bij voorbaat gedoemd is te mislukken.
Op grond van hetgeen de psycholoog, de psychiater, de jeugdreclassering en de Raad voor de Kinderbescherming in hun rapporten vermelden is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van een maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen eisen. Bovendien is deze maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte.
7 De vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering tenuitvoerlegging, gelet op zijn vordering tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor jeugdigen, zal worden afgewezen.
De rechtbank is van oordeel, dat gelet op de omstandigheid dat verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen zal worden opgelegd, de tenuitvoerlegging van bovengenoemde voorwaardelijke jeugddetentie geen meerwaarde heeft.
De vordering zal om die reden worden afgewezen.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 77a, 77g, 77i, 77s, 77gg, 242, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: Verkrachting;
feit 2: Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met
het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van 301 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
Maatregel
- zij beveelt de plaatsing van verdachte in een inrichting voor jeugdigen;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af;
Dit vonnis is gewezen door mr. J.E. Kruijff-Bronsing, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. J.F. Dekking en mr. S.C. Hagedoorn, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 15 december 2008.