ECLI:NL:RBUTR:2008:BG9937

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
8 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-710105-08
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen en bezit van kinderpornografie

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 8 december 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met een vrouw met het syndroom van Down, alsook van het in bezit hebben en verspreiden van kinderpornografische afbeeldingen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer geloofwaardig waren en dat de verdachte zich bewust was van de kwetsbare positie van het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte in het bezit was van kinderpornografische afbeeldingen, wat ook wettig en overtuigend bewezen is verklaard. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk werd gesteld voor de schade die het slachtoffer had geleden. De rechtbank heeft ook de teruggave van in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte gelast, aangezien deze niet vatbaar waren voor verbeurdverklaring. De beslissing is gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om zich te houden aan de voorschriften van de reclassering, inclusief ambulante behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/710105-08
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 8 december 2008
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1955] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
Gedetineerd in penitentiaire inrichting Utrecht, Huis van Bewaring locatie Nieuwegein
raadsman mr. R.F. Ronday, advocaat te Mijdrecht
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 24 november 2008, waarbij de officier van justitie, mr. M.I.M. Dierick, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: met een vrouw met het syndroom van Down ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede hebben bestaan uit het aanraken, zoenen en fotograferen van de borsten van die vrouw, het tongzoenen van die vrouw en het voelen- en het brengen van de penis in de vagina van die vrouw;
Feit 2: kinderpornografische afbeeldingen in zijn bezit heeft gehad en heeft verspreid.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan. Voor wat betreft feit 1 baseert zij zich daarbij op de verklaring van slachtoffer [benadeelde], zoals afgelegd tijdens het studioverhoor op 15 april 2008, alsmede op de verklaringen van aangeefster [aangeefster] en van getuigen [getuige 1] en [getuige 2]. Voorts heeft de officier van justitie rekening gehouden met de houding van verdachte. Voor wat betreft feit 2 baseert de officier van justitie zich op de in de woning van verdachte aangetroffen afbeeldingen, de resultaten van het onderzoek naar de inbeslaggenomen computer, alsmede op de bekennende verklaring van verdachte.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van feit 1, voor zover ten laste is gelegd dat verdachte seksuele handelingen heeft verricht die bestaan uit het seksueel binnendringen van [benadeelde]. Hij wijst daarbij op de - in zoverre ontkennende - verklaring van verdachte. Tevens wist verdachte volgens de verdediging niet dat het slachtoffer niet of onvolkomen in staat was haar wil omtrent de handelingen te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te beiden.
Met betrekking tot feit 2 heeft de verdediging aangevoerd geen verweer te voeren.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Feit 1:
De geloofwaardigheid van de verklaring van [benadeelde]
In het dossier dat in deze zaak tegen verdachte is opgemaakt, bevinden zich allereerst de belastende verklaringen die direct of indirect van [benadeelde] afkomstig zijn. Voorts bevinden zich in het dossier de verklaringen van verdachte zelf, die de beschuldigingen die jegens hem zijn geuit ontkent voor zover deze inhouden het seksueel binnendringen van het lichaam en het betasten van de vagina van [benadeelde]. Bij de beoordeling van deze zaak staat de vraag centraal in hoeverre de rechtbank de verklaringen van [benadeelde] over het seksueel binnendringen van het lichaam en het betasten van de vagina geloofwaardig acht.
Het studioverhoor
Tijdens het studioverhoor op 15 april 2008 heeft [benadeelde] gewezen op haar vagina, naar aanleiding van de vraag waar verdachte haar heeft aangeraakt. Daarbij gebruikte zij de bewoording ‘vigana’ (pag. 51). Zij verklaarde dat verdachte met meerdere vingers in haar vagina ging (pag. 53). Op een plaatje dat haar werd getoond met een weergave van het menselijk lichaam, wees zij bij het noemen van het woord ‘vigana’ eveneens naar de vagina van de vrouw (pag 56). Zij heeft verklaard dat verdachte met meerdere vingers in haar vagina heeft gevoeld (pag 53).Voorts heeft [benadeelde] aangegeven, dat verdachte zijn broek uit heeft gedaan (pag 51) en die van haar heeft losgemaakt (pag 52). Toen een afbeelding van het lichaam van een man werd getoond, zei het slachtoffer dat dit [verdachte] was. Naar aanleiding van het wijzen op de penis op die afbeelding door de ondervraagster, werd aan het slachtoffer gevraagd wat hij daarmee kan. Hierop antwoordde het slachtoffer: “Hierin stoppen, bij mij”. Daarbij wees zij naar de vagina en gebruikte zij wederom de term ‘vigana’ (pag 56). Verderop in het interview heeft zij dit herhaald (pag 61). Ook heeft zij aangegeven, dat verdachte haar in haar mond kuste. Op de vraag waarmee hij dat deed, liet zij haar tong zien. Zij ervoer dit als stikken (pag 62).
Overige verklaringen
Aangeefster [aangeefster], de moeder van [benadeelde], heeft verklaard dat haar dochter uit het niets tegen haar heeft gezegd: “Ik wil niet met jongens neuken". Kort daarop begon [benadeelde] te vertellen over het incident met ‘ome [verdachte]’, aldus aangeefster. Tegen getuige [getuige 1] had [benadeelde] hier eveneens over gesproken. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat [benadeelde] tegen haar heeft gezegd dat ‘ome [verdachte]’ op haar was gaan liggen. Ook getuige [getuige 2] heeft verklaard dat [benadeelde] tegen haar begon over ‘neuken’.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [benadeelde] seksueel heeft betast en dat hij van plan was haar ook te neuken, omdat hij een relatie met haar wilde.
Conclusie
De rechtbank acht de verklaring van [benadeelde] geloofwaardig. Haar verklaring over het binnendringen met de vingers volgde weliswaar na een suggestieve vraag, die over het binnendringen met de penis volgde echter niet na een suggestieve vraag. Bovendien had het slachtoffer eerder in het verhoor, voordat zij verklaarde over het binnendringen met de vingers, verklaard dat verdachte haar borsten had betast. Hieraan waren geen suggestieve vragen vooraf gegaan en verdachte heeft het betasten van haar borsten ook erkend. De rechtbank is dan ook van oordeel dat alles wat [benadeelde] heeft verklaard authentiek en overtuigend te achten is. De rechtbank ziet geen aanleiding bepaalde onderdelen van de verklaring wel en andere niet overtuigend te achten. Zij komt te meer tot dit oordeel, daar verdachte heeft toegegeven de intentie te hebben gehad gemeenschap met [benadeelde] te hebben. Voorts neemt de rechtbank hierbij in aanmerking dat [benadeelde] zowel tegen aangeefster, als tegen genoemde getuigen, uit het niets over ‘neuken’ is beginnen te spreken. Niemand heeft eerder met haar over dit onderwerp gesproken. Dat zij hierbij niet uitdrukkelijk heeft gesproken over de handelingen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, maakt het voorgaande niet anders. De rechtbank zal de verklaring van [benadeelde], zoals afgelegd tijdens het studioverhoor, derhalve als uitgangspunt hanteren voor het bewijs.
Wilsbekwaamheid
Voorts dient beoordeeld te worden in hoeverre verdachte zich ervan bewust is geweest dat [benadeelde] niet of onvolkomen in staat was haar wil omtrent de handelingen te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden.
Ten overstaan van de rechter-commissaris heeft verdachte hieromtrent verklaard, dat hij wist dat [benadeelde] een geestelijke handicap heeft, aangezien je dit aan haar kunt zien. Ook heeft hij verklaard dat hij zich ervan bewust was dat een relatie met haar niet gelijkwaardig zou zijn .
De rechtbank is van oordeel dat uit het voorgaande volgt dat het bewustzijn over de toestand van [benadeelde] bij verdachte aanwezig is geweest en voorts dat hij aan haar heeft gemerkt dat zij niet wilde dat hij seksuele handelingen met haar verrichtte.
Overig bewijs
In maart 2008 is [benadeelde] met haar verhaal over ‘ome [verdachte]’ naar buiten gekomen, zo volgt uit de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2]. Tegen getuige [getuige 1] heeft [benadeelde] op 6 maart 2008 gezegd dat zij twee dagen daarvoor met ‘ome [verdachte]’ mee naar zijn huis was gegaan. Verdachte heeft verklaard dat het contact met [benadeelde] in september 2007 is begonnen en dat zij drie keer bij hem is geweest. De rechtbank leidt hieruit af dat feit 1, voor zover bewezenverklaard, in de periode van 1 september 2007 2008 tot en met 31 maart 2008 heeft plaatsgevonden. Aan de hand van de verklaringen van zowel verdachte, als die van aangeefster en de getuigen, kan worden afgeleid dat de plaats van het delict in [woonplaats] is gelegen. Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat [benadeelde] met hem mee naar zijn huis te [woonplaats] is gegaan en dat hij aldaar seksuele handelingen bij haar heeft verricht. Volgens verdachte hebben deze seksuele handelingen bestaan uit het aanraken en zoenen van de borsten van [benadeelde], het omhoog trekken van haar bovenkleding en het fotograferen van de ontblote borsten van [benadeelde]. Ook [benadeelde] heeft verklaard dat verdachte foto’s van haar borsten heeft gemaakt. Deze foto’s zijn aangetroffen in de woning van verdachte. De rechtbank leidt uit de verklaring van [benadeelde] af dat de seksuele handelingen mede hebben bestaan uit het tongzoenen van [benadeelde], het voelen met zijn vingers over en in de vagina van [benadeelde] en het brengen van de penis in de vagina van [benadeelde].
De rechtbank is van oordeel dat de bewezenverklaarde handelingen naar hun aard als onmiskenbaar seksueel gericht en in strijd met de in de maatschappij geldende sociaal ethische normen zijn aan te merken en daarmee als ontuchtig zijn te bestempelen.
Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan op de wijze als hierna onder bewezenverklaring vermeld.
Feit 2:
Evenals de officier van justitie en de verdediging, acht de rechtbank feit 2 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting;
het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 augustus 2008;
het proces-verbaal van het onderzoek naar de gegevensdragers van verdachte;
de emailuitwisseling tussen verdachte en ‘[naam]’.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
Primair
hij in de periode van 1 september 2007 tot en met 31 maart 2008 te [woonplaats],
met [benadeelde], van wie hij, verdachte, wist dat die [benadeelde] aan een
zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens
leed dat die [benadeelde] onvolkomen in staat was daartegen weerstand te bieden,
meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede hebben bestaan uit het seksueel
binnendringen van het lichaam, bestaande voornoemde handelingen uit,
- het omhoog trekken, van de bovenkleding van die [benadeelde] en
- het aanraken van de borsten van die [benadeelde] en
- het zoenen van de borsten en de wangen en de mond en de buik van die [benadeelde] en
- het tongzoenen met die [benadeelde] en
- het fotograferen van de ontblote borsten van die [benadeelde] en
- het voelen met zijn vingers over de vagina van die [benadeelde] en
- het met meer vingers in de vagina van die [benadeelde] gaan en voelen en
- het brengen van zijn penis in de vagina van die [benadeelde];
2.
hij op tijdstippen in de periode van 2 januari 2007 tot en met 14 juli 2008, te [woonplaats], 235
afbeeldingen en een gegevensdrager bevattende meer afbeeldingen van seksuele
gedragingen, bij welke vorenbedoelde afbeeldingen telkens een persoon die kennelijk
de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken,
heeft verspreid en/of in bezit gehad,
te weten onder meer
- 3 afbeeldingen van het seksueel binnendringen van die voornoemde personen waarbij
een volwassen man zijn stijve penis in de vagina van een geheel of gedeeltelijk naakt persoon
heeft ((ondermeer) afbeelding(en) op pagina 44/45/48 fotomap, classificatiecode
Utrechts model 383, omschrijving p. 46 en 91/92/94 pvbB)
en
- 3 afbeeldingen van het seksueel binnendringen van voornoemde personen, waarbij een jongen
een (stijve) penis van een jongen onder de 18 jaar in zijn mond heeft ((ondermeer) afbeelding(en)
op pagina 39/47/48 fotomap, classificatiecode Utrechts model 772, omschrijving p. 47 en 87/94/93, pvbB)
en
- 4 afbeeldingen van het seksueel binnendringen van die voornoemde personen waarbij een volwassen
man zijn stijve penis in de mond van een geheel of gedeeltelijk naakt persoon heeft ((ondermeer)
afbeelding(en) op pagina 7/23/35/54 fotomap, classificatiecode Utrechts model 271/371, omschrijving
p. 46 en 64/76/85/97 pvbB)
en
- een aantal afbeeldingen van het seksueel binnendringen door die voornoemde personen waarbij
voornoemde personen een stijve penis brengen in de vagina van een volwassen vrouw en in de vagina
van een leeftijdsgenootje en/of voornoemde personen met de handen een voorwerp in de vagina stoppen en
- een aantal afbeeldingen van het plegen van ontuchtige handelingen door die voornoemde personen,
bestaande die ontuchtige handelingen uit het (met de tong) likken van de vagina van een leeftijdsgenootje
en/of het door voornoemde personen vasthouden van de penis van een volwassen man en/of van een
leeftijdsgenootje
en
- een aantal afbeeldingen van het geheel of gedeeltelijk naakt laten poseren van die voornoemde personen, waarbij door het camerastandpunt en de pose van die personen nadrukkelijk de onblote geslachtsdelen in beeld gebracht worden en/of waarbij voornoemde persoon met eigen hand over de blote vagina streelt en/of met haar vingers haar schaamlippen en/of billen van elkaar trekt en
- een aantal afbeeldingen van die voornoemde personen, waarbij deze personen (gedeeltelijk) gekleed en/of
opgemaakt zijn en/of in een omgeving en/of met voorwerpen en/of in (erotisch getinte) houdingen poseren waarbij de nadruk op de blote vagina en/of penis wordt gelegd,
((ondermeer) afbeelding(en) in fotomap, classificatiecodes Utrechts model p.46/47 en p. 50-108 pvbB).
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, inclusief een eventuele ambulante behandeling.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de eis van de officier van justitie buitenproportioneel is. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat volgens hem niet aannemelijk is dat alle ten laste gelegde handelingen hebben plaatsgevonden. Voorts moet volgens hem worden gelet op de persoon van verdachte. Hij heeft geen oneerzame bedoelingen gehad, aldus de raadsman. Het besef dat verdachte met zijn handelingen grenzen heeft overschreden, is eerst achteraf gekomen. De oorzaak hiervan is gelegen in het intelligentieniveau van verdachte, dat volgens het psychologisch rapport van drs. Scharft is gelegen tussen licht zwakzinnig en zwak begaafd.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft met zijn handelingen een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke integriteit van [benadeelde]. Hij heeft daarbij op grove wijze misbruik gemaakt van haar kwetsbare positie. Dit heeft hij versterkt, door zich ten onrechte voor te doen als haar oom en daarmee een vertrouwensband te creëren. Verdachte had het plan vergaande seksuele handelingen met [benadeelde] te verrichten en heeft dit plan ook uitgevoerd. Hij heeft niet in een impuls gehandeld. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Voorts rekent de rechtbank verdachte aan dat hij met het bezit en het verspreiden van kinderpornografische afbeeldingen, ernstige praktijken met betrekking tot kwetsbare jonge kinderen in stand heeft gehouden en heeft gestimuleerd. De kinderen die bij het vervaardigen van deze afbeeldingen betrokken zijn geweest, hebben hierdoor veelal traumatische ervaringen opgedaan, waardoor zij vaak voor hun leven beschadigd zijn.
Tegelijkertijd houdt de rechtbank echter rekening met de omstandigheid dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest, alsmede met de omstandigheid dat hij volgens het psychologisch rapport van drs. Scharft een intelligentieniveau heeft dat is gelegen tussen licht zwakzinnig en zwak begaafd. Het advies van drs. Scharft luidt dan ook het onder 1 ten laste gelegde feit in mindere mate aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt deze tot de hare. Gelet hierop, in samenhang bezien met de houding van verdachte ter terechtzitting, acht de rechtbank het aannemelijk dat verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten de gevolgen van zijn handelingen niet geheel kon overzien. Verdachte wist dat hij te maken had met een vrouw met het syndroom van down, maar hij was niet in staat volledig in te schatten wat dit betekende. Evenmin acht de rechtbank aannemelijk dat verdachte zelf de woorden in de mond heeft genomen dat hij [benadeelde] van te voren al zag als ‘een makkelijk doelwit’, of ‘een makkelijke prooi’, zoals wel in zijn verklaring staat. Daartoe acht de rechtbank hem niet kundig.
Alles overziend ziet de rechtbank aanleiding een gevangenisstraf op te leggen. De duur hiervan zal echt korter zijn dan door de officier van justitie is geëist. In verband met de conclusie van de deskundige drs. H. Scharft, zal de rechtbank een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, met als bijzondere voorwaarde een verplicht reclasseringscontact, inclusief ambulante hulpverlening. Daartoe verwijst de rechtbank eveneens naar het voorlichtingsrapport van de reclassering .
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde] vordert een schadevergoeding van € 5.068,-- voor
feit 1.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 2.568,-- een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, waarvan € 68,-- ter zake van materiële schade en € 2.500,-- ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en de rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering omdat de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
8 Het beslag
8.1 De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 57, 240b en 243 van het Wetboek van Strafrecht.
10 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: Met iemand van wie hij weet dat hij aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens lijdt dat hij niet of onvolkomen in staat is zijn wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
feit 2: Een afbeelding of een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, verspreiden en in bezit hebben, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde:
dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, inclusief een door de reclassering te bepalen ambulante behandeling;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, zoals onder de nummers 1 tot en met 19 staan vermeld op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst
d.d. 28 oktober 2008;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde] van € 2.568,--, waarvan € 68,-- ter zake van materiële schade en € 2.500,-- ter zake van immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], € 2.568,-- te betalen, bij niet betaling te vervangen door 51 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.K.J. van den Boom, voorzitter, mr. M.P. Gerrits-Janssens en mr. A.M.M.E. Doekes-Beijnes, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.W.M. Maase-Raedts, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op
8 december 2008.