ECLI:NL:RBUTR:2008:BG9173

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
26 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600139-08
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/600139-08 (dagvaarding van minderjarige verdachte)
Datum uitspraak: 26 november 2008
Vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1989] te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres], [woonplaats].
Raadsman: mr. G.J. Boven.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
12 november 2008.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
De bewezenverklaring
Zowel de officier van justitie als de raadsman heeft betoogd dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [aangever 1]. De verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting verklaard dat hij meermalen [aangever 1] heeft afgetrokken, gepijpt en zijn penis tegen de anus van [aangever 1] heeft geplaatst. Bovendien heeft hij meermalen over [aangever 1] penis gewreven, zijn, verdachte’s penis door [aangever 1] laten vastpakken en zich door [aangever 1] laten aftrekken. Slachtoffer [aangever 1] heeft in een studioverhoor de verklaringen van verdachte bevestigd.
Naar het oordeel van de rechtbank kan het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer niet worden bewezen. Het duwen van de penis van de verdachte in de anus van [aangever 1] is, blijkens de verklaringen van zowel verdachte als van [aangever 1] niet in de ten laste gelegde periode gebeurd. Voorts hebben zowel verdachte als [aangever 1] niet verklaard dat verdachte is gepijpt door [aangever 1], maar is het verdachte geweest die [aangever 1] heeft gepijpt. Verdachte dient dan ook ten aanzien van die delen van de tenlastelegging te worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan op de wijze als hieronder is vermeld, namelijk dat
hij op tijdstippen in de periode van 1 december 2006 tot en met 18 april 2007 te IJsselstein met [aangever 1], geboren op [geboortedatum] 1994, die toen de leeftijd van twaalf, maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande die ontuchtige handelingen uit het
- betasten en vastpakken van de penis van die [aangever 1] en
- wrijven van/over de penis van die [aangever 1] en
- aftrekken van de penis van die [aangever 1] en
- plaatsen van zijn, verdachte’s, penis tegen de anus van die [aangever 1] en
- laten betasten en aftrekken van zijn, verdachte’s, penis door die van [aangever 1];
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd
De strafbaarheid van de verdachte
Uit het door drs. E.T. Hansen, GZ-psycholoog, omtrent verdachte uitgebrachte rapport van 22 mei 2008, komt onder meer -zakelijk weergegeven- het navolgende naar voren:
Betrokkene heeft een posttraumatische stress-stoornis met dissociatieve episodes en flash backs, een dystyme stoornis als gevolg van onverwerkte rouwprocessen, een leerstoornis en er is sprake van hechtingsproblematiek, systeemproblematiek en kenmerken van PDD NOS.
De posttraumatische stoornis met dissociatieve episodes en flash backs, zijn onvoldoende inlevingsvermogen als gevolg van de kenmerken van PDD NOS waren ook aanwezig tijdens het plegen van het ten laste gelegde. Derhalve is er sprake van een verminderde toerekeningsvatbaarheid.
Uit het door M.M.W.H. Ploumen, kinder- en jeugdpsychiater, omtrent verdachte uitgebrachte rapport van 21 mei 2008, komt onder meer -zakelijk weergegeven- het navolgende naar voren:
Betrokkene is een jongen met onverwerkte traumata en rouw. Tevens is er sprake van hechtingsproblematiek en een posttraumatische stressstoornis. Betrokkene heeft, wanneer hij zich in bepaalde situaties met het slachtoffer bevond, gehandeld vanuit angst, machteloosheid, behoefte aan controle en mogelijk lichamelijke gewaarwordingen. Tevens heeft de beperkte impulscontrole ertoe bijgedragen dat betrokkene zichzelf niet kon afremmen. Mede door de behoefte aan een (intieme) relatie (waartoe hij niet op leeftijdsadequaat niveau toe in staat blijkt, vanuit de eerder beschreven hechtingsproblematiek) en de behoefte aan erkenning en bevestiging heeft hij de (vriendschappelijke) relatie met het slachtoffer in stand proberen te houden. Betrokkene heeft zich tijdens het ten laste gelegde geïdentificeerd met de agressor. Hij lijkt mede te hebben gehandeld vanuit de herbeleving van zijn eigen trauma. Er was echter geen sprake van bewustzijn- en/of geheugenverlies. Betrokkene heeft niet gehandeld vanuit een gebrekkige gewetensfunctie of antisociale kenmerken. Wel is er, vanuit de hechtingsproblematiek, sprake van gebrekkige sociale vaardigheden en inlevingsvermogen.
Gezien het bovenstaande, de belaste ontwikkelingsgeschiedenis, de posttraumatische stressstoornis en de hechtingsproblematiek wordt er geadviseerd, betrokkene als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank verenigt zich met de conclusies van voormelde rapporten op grond van de onderbouwing ervan. Zij is van oordeel dat op grond van het strafdossier, het verhandelde ter terechtzitting en de rapporten van voornoemde deskundigen, voldoende vast is komen te staan dat het ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit in enigszins verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Nu ook overigens uit het onderzoek ter terechtzitting geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten, is verdachte strafbaar voor het door hem gepleegde strafbare feit.
Motivering van de op te leggen sanctie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 4 maanden voorwaardelijk.
De raadsman heeft zich ter terechtzitting aangesloten bij de eis van de officier van justitie.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gedurende een periode van ruim vijf maanden ontuchtige handelingen gepleegd met een jongen die ten tijde van de ontucht 12 jaren oud was. De ontucht bestond uit het pijpen, aftrekken, wrijven en betasten van die jongen en het plaatsen van verdachte’s penis tegen de anus van die jongen. Ook heeft verdachte die jongen bewogen hem af te trekken en zijn penis te betasten. Deze jongen was een goede vriend van verdachte die ook met het verlies van zijn vader had te kampen.
Dit is een ernstig feit, waarmee verdachte inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke, geestelijke en seksuele integriteit van het slachtoffer. De ervaring leert dat slachtoffers van seksueel misbruik nog langdurig de psychische en emotionele gevolgen daarvan kunnen ondervinden, terwijl het seksueel misbruik bovendien een ernstige verstoring van de seksuele ontwikkeling van het slachtoffer tot gevolg kan hebben.
Wat de persoon van verdachte betreft heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland d.d. 5 juni 2008, voornoemde deskundigenrapporten van E.T. Hansen en M.M.W.H. Ploumen en het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 22 september 2008, waaruit blijkt dat verdachte nooit eerder met justitie in aanraking is gekomen.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte en zijn nog jeugdige leeftijd.
De rechtbank acht, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke jeugddetentie van na te melden duur passend en geboden.
Naar het oordeel van de rechtbank kan met deze straf, die lager is dan door de officier van justitie is gevorderd, worden volstaan, nu de verdachte van de meest verstrekkende handelingen wordt vrijgesproken. Daarnaast acht de rechtbank redengevend dat ook verdachte in belangrijke mate is geraakt door hetgeen is voorgevallen en zich daarvan ook – zowel tijdens het opsporingsonderzoek als ter terechtzitting – bewust heeft getoond. De rechtbank neemt hierbij mede in aanmerking hetgeen door de moeder van het slachtoffer ter terechtzitting naar voren is gebracht.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 77a, 77g, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 245 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot JEUGDDETENTIE voor de duur van 3 MAANDEN.
Bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. Z.J. Oosting, kinderrechter en mrs. E.F. Bueno en D.A.C. Koster, bijgestaan door mr. S.L.D. Marx als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 november 2008.